Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, het is ondertussen twee jaar geleden dat we een decreet hebben goedgekeurd om ervoor te zorgen dat de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R’s) kunnen worden versterkt. Het doel dat we toen voor ogen hadden, was om zoveel mogelijk diensten te laten deelnemen aan het multidisciplinaire overleg en om er op die manier voor te zorgen dat zoveel mogelijk signalen van eventuele dreigingen worden opgepikt.
Ik heb ondertussen gezien dat er heel veel werk werd verzet. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) heeft draaiboeken geschreven. Er zijn vormingsmomenten geweest. Er is overleg geweest met de lokale besturen. De zelfevaluatietool is er gekomen. Er is dus op dat vlak echt wel veel gebeurd. Toch heeft de VVSG recent rond deze thematiek een bevraging bij de leden ondernomen. We zien dat de deelname van de socio-preventieve organisaties zeer beperkt blijft. We hebben ook bij de opmaak van het decreet gezien dat er nog altijd enig wantrouwen bestond. De LIVC’s worden vaak gezien als een veiligheidsorgaan, terwijl het multidisciplinaire aspect waarvoor zij kunnen zorgen nu net een meerwaarde biedt. Ik vind dat we alle begrip moeten hebben voor die terughoudende reflex, maar uiteindelijk zou de bescherming van de maatschappelijke veiligheid toch altijd moeten primeren. Dat was ook de reden waarom we dat decreet hebben goedgekeurd.
Ik zit daar dus met een bezorgdheid. Vandaar mijn vragen.
Minister, hoe evalueert u de uitrol en de kennis op het terrein van de nieuwe mogelijkheden van het decreet? Welke signalen hebt u vanop het terrein ontvangen? Hoe speelt de VVSG daarop in?
Wordt er afdoende gebruikgemaakt van de zelfevaluatietool?
Denkt u dat er bijkomende acties noodzakelijk zijn om bepaalde sectoren bijkomend aan te moedigen om deel te nemen? Zult u richting uw collega-ministers bijkomende acties nemen of aanbevelen?
Ik wil het ten slotte ook hebben over de evaluatie die is opgenomen in artikel 12 van het decreet. Die evaluatie zou er binnen drie jaar na de inwerkingtreding moeten zijn. Ik weet dat het nog vroeg is, maar ik zou toch willen weten op welke manier deze evaluatie zal plaatsvinden en wanneer we dit werkstuk mogen verwachten.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega Sminate, voor uw terechte vragen.
Wat betreft het nieuwe LIVC R-decreet ervaar ik de uitrol op het terrein zeker en vast als over het algemeen positief. Met het actieplan ter preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en polarisatie hebben we de voorbije jaren heel wat stappen vooruit gezet. We hebben een hele leercurve doorgemaakt. Na de goedkeuring van het decreet hebben we in dat actieplan heel sterk ingezet op het ondersteunen van onze lokale besturen in de uitbouw van die LIVC R’s. U verwees terecht naar de vormingen, het draaiboek en de regionale infomomenten, maar daarnaast is er ook de algemene ondersteuning van de VVSG, met onder meer een helpdesk voor vragen van lokale besturen. Daarnaast maakten we samen met de VVSG ook werk van een begeleidings- en coachingstraject voor LIVC R’s.
Over de rol van de VVSG in het ondersteuningsaanbod ontving ik als minister van verschillende lokale besturen positieve signalen. Ook het Vlaams Vredesinstituut wees er in zijn onderzoek op dat lokale besturen de ondersteuning van de VVSG als heel positief ervaren.
Het werk is echter zeker en vast nog niet af. Daar hebt u een punt, en dat is ook mijn bezorgdheid. U verwees in dat verband terecht naar de problematiek rond de sociopreventieve actoren die nog te weinig de weg vinden naar een LIVC R. Aan de ene kant krijg ik nog vaak het signaal van lokale besturen dat de sociopreventieve actoren aarzelen om deel te nemen, of dat soms niet willen. Langs de andere kant kan het soms ook zijn dat de sociopreventieve actoren nog te weinig worden uitgenodigd door de burgemeester. Ook dat gebeurt op een aantal plaatsen. Men ziet onvoldoende de meerwaarde daarvan in, of begrijpt het niet, of misschien is de samenstelling van het veld wat diffuus, zodat het niet zo gemakkelijk uit te maken is wie er moet worden uitgenodigd.
Specifiek rond die problematiek namen we in het kader van het actieplan al een aantal acties. Zo ontwikkelden we een vraag- en antwoordfiche over de LIVC R’s, gericht op de sociopreventieve actoren. Ze zitten met vragen. Voor hen is dat nieuw. Ze aarzelen. We weten waarom ze aarzelen. We begrijpen dat ook tot op zekere hoogte. Met die vraag- en antwoordfiches moeten we hen over de streep kunnen trekken.
Daarnaast voorzien we ook een jaarlijkse basisvorming radicalisering, specifiek gericht op de sociopreventieve actoren. Zo kunnen we hen meenemen in dat traject om een dam op te werpen tegen radicalisering en extremisme. In het begeleidings- en coachingstraject voor LIVC R’s leren we lokale besturen om sociopreventieve actoren beter te betrekken. Ook daar werken we aan.
Maar ik vind inderdaad dat we nog een stap verder kunnen gaan. Daarom zal ik ook met mijn collega-vakministers het gesprek aangaan om hun te vragen om in dezen actie te ondernemen. Het gaat over verschillende domeinen: Onderwijs, Jeugd, Welzijn, noem maar op. Mijn collega’s kunnen misschien helpen om dat proces nog te versnellen en te verbeteren. Mijn kabinet zal daarover op korte termijn een interkabinettenwerkgroep plannen, om dit aan te kaarten en verder uit te werken. Ik wil daar zelf het initiatief toe nemen.
De zelfevaluatietool werd in het kader van het internationaal onderzoeksproject Evaluation & Mentoring of Multi-Agency approaches to violent radicalisation (EMMA) ontwikkeld in een Europees samenwerkingsverband. Duitsland, Nederland en België waren bij dit project betrokken. De zogenaamde EMMASCAN werd een paar maanden geleden in het Engels opgeleverd. Weer in het Engels! In samenspraak met mijn administratie zorgt de VVSG voor een Nederlandstalige versie, die zij in haar ondersteuningsaanbod zal integreren. De definitieve oplevering is voorzien voor binnen twee weken. Dan kunnen we aan de slag met de Nederlandstalige versie. Wanneer je met verschillende landen samenwerkt, is het begrijpelijk dat dit in één taal wordt uitgewerkt. Nu wordt het vertaald naar het Nederlands. Zodra de tool in het Nederlands beschikbaar is, zal de VVSG ze breed bekendmaken bij de lokale besturen. Ook zal de VVSG de tool consequent gebruiken binnen het begeleidings- en coachingstraject, alsook binnen de huidige netwerken en op studiedagen.
De evaluatie van het decreet zal dit najaar plaatsvinden, samen met de bredere evaluatie van het actieplan. Hoe dat exact zal gebeuren, wordt momenteel bekeken door mijn administratie en de administratie van collega Zuhal Demir. Wij doen dat samen. Onze administraties zullen een voorstel uitwerken voor collega Demir en voor mijzelf, en op basis van dat voorstel zullen we in het najaar, samen met de algemene evaluatie, ook die evaluatie kunnen realiseren.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, het is goed om te horen dat u veel positieve signalen ontvangt vanuit de lokale besturen. Ik denk, net als u, dat de VVSG er inderdaad alles aan doet om iedereen te overtuigen van deelname aan die casusoverleggen. Ik hoor ook dat er terughoudendheid is, vooral bij Jeugd en Welzijn. Alle begrip, zoals u ook zegt, voor de redenen, maar ik denk dat u als bevoegd minister uw collega’s daarop moet aanspreken en verder moet bekijken wat u kunt doen om de doelstellingen die we voor ogen hadden te bereiken.
In uw antwoord bevestigt u dat u dat zult doen. Dat was de bedoeling van mijn vraag, om u daarin aan te moedigen om dat volop te doen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ik vind het een terechte vraag van collega Sminate. Op het terrein zijn die LIVC R’s uiteraard heel nuttig. Ze zijn ook heel divers en, zo vermoed ik toch, te diffuus om ze te kunnen monitoren. Ik kan me toch ook niet van de indruk ontdoen dat er bij de sociopreventieve werking een heel grote terughoudendheid is om samen te werken met de veiligheidsdiensten. Zij hebben natuurlijk een andere finaliteit. Het is in hun aanwezigheid. Ik weet niet goed hoe we daaromheen kunnen. Het wantrouwen tussen die twee is huizenhoog. Ze zitten elk met een andere reden. Het beroepsgeheim en alles wat daarbij komt kijken, is voor beide onaantastbaar en het maakt het heel moeilijk om daar met een open vizier over te kunnen spreken. Als burgemeester of als lokale overheid heb je daar een grote rol in om bemiddelend op te treden. Het blijft echter wel een ongemakkelijkheid waarvan ik niet weet hoe je ze kunt oplossen. Het lijkt me heel goed om daar in een interkabinettenwerkgroep openlijk over te spreken, om te weten wat de sociopreventieve actoren daarvan vinden. Daar moet een uitspraak over komen. Soms moet dat in twee cellen: een preventieve cel en een veiligheidshandhavende cel. Anders zal het moeilijk blijven om daar met open vizier en met open kaart samen te werken. Het organiseren van een interkabinettenwerkgroep om daarover te spreken, lijkt mij een goed initiatief.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Partyka, dank u wel voor uw insteek en uw suggesties. Ik moet wel zeggen dat er ook plaatsen zijn waar het wel goed werkt. Het kan dus wel. Het vraagt alleen een cultuuromslag. Dat is wat nodig is.
We hebben dat decreet gemaakt. We hebben daar toen ook hoorzittingen over gehouden. We wisten dat er gevoeligheden waren. We moeten die gevoeligheden niet wegwuiven of minimaliseren. Die gevoeligheden hebben ook een betekenis. Maar we hebben gezegd dat we daaroverheen moeten stappen. We moeten elkaar ondersteunen vanuit dat veiligheidsperspectief. We moeten van politieagenten niet vragen dat ze sociaal werkers worden, en we moeten van sociaal werkers niet vragen dat ze politieagenten worden. Maar ze moeten wel in vertrouwen informatie met elkaar kunnen delen en een gezamenlijke strategie afspreken, die soms heel preventief zal zijn en soms heel repressief, en alles ertussenin. Dat vraagt een bepaalde cultuuromslag. Sommige lokale LIVC R’s slagen daar beter in, andere worstelen daar meer mee.
Een objectief en niet te onderschatten probleem is wie je allemaal uitnodigt op zo’n LIVC R. Dat is soms heel breed. Je kunt niet alle ambtenaren uitnodigen of het hele jeugdwerk. In sommige gemeenten is er meer structuur in het welzijns- en jeugdbeleid, in andere gemeenten is dat organisch gegroeid en zit daar weinig structuur in. Er is daar inderdaad nog werk aan de winkel. De vraag van collega Sminate is terecht. Ik denk niet dat de oplossing zit in het maken van nieuwe structuren, of in het anders organiseren. Ik denk echt dat het een overtuigingswerk is: bewustmaken en faciliteren.
Die interkabinettenwerkgroep zullen we zeker organiseren. Alle collega’s in de regering hebben zich geëngageerd om binnen het gedeelde beroepsgeheim een succes te maken van die LIVC R’s. Noch collega Demir noch ik kan dat alleen. We moeten dat samen doen.
Mevrouw Sminate, u zegt dat u deze vraag hebt gesteld om mij aan te moedigen. Ik zou u kunnen antwoorden met te zeggen dat uw vraag mijn bevel is. Maar dat zou lichtelijk overdreven zijn, dan zou ik mij te veel laten instrumentaliseren door een parlementslid. Dat ga ik niet doen, maar ik ben wel blij dat u mij aanmoedigt. Ik neem die aanmoediging ter harte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.