Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de online tool 'De Onderwijzer' van Het Nieuwsblad
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, twee weken geleden lanceerde Het Nieuwsblad een online tool, ‘De Onderwijzer’. Daarbij worden heel wat gegevens van alle secundaire scholen in Vlaanderen en Brussel, die vanuit de overheid beschikbaar zijn, op een rijtje gezet. Zo kunnen ouders verschillende scholen met eenzelfde profiel met elkaar vergelijken.
Het is natuurlijk positief dat ouders over zoveel mogelijk informatie beschikken, zodat ze een goede schoolkeuze kunnen maken voor hun kind. Ook voor scholen is het belangrijk om een beleid uit te stippelen op basis van beschikbare data. Tijdens de toelichting van de vaststellingen van de Onderwijsspiegel gisteren hoorden we dat het onderwijskundig beleid echt belangrijk is om de kwaliteit van ons onderwijs voldoende in de gaten te houden en vorm te geven. Data zijn dus belangrijk. Ik verwijs in dit kader graag naar de DataWijzer van de onderwijsinspectie. Met die tool krijgen scholen een eigen online dashboard aangereikt met alle relevante actuele en beschikbare data over hun eigen school en hoe die zich positioneert ten opzichte van referentiegroepen.
Maar cijfers op zich zeggen niet alles. We moeten gegevens in de juiste context plaatsen en er zijn minstens evenveel factoren die een school kenmerken die we niet in cijfers kunnen gieten. Ik denk bijvoorbeeld aan de pedagogische visie van de school, het zorg- en welzijnsbeleid, de algemene cultuur van de school enzovoort.
Onderwijsverstrekkers raden ook aan om in gesprek te gaan met de school om het DNA van een school zo goed mogelijk te doorgronden en de cijfers kleur en betekenis te geven.
Minister, hoe kijkt u naar de online tool die vorige week werd gelanceerd?
Hoe zult u scholen ondersteunen om op basis van hun eigen data hun schoolbeleid verder uit te bouwen en uit te dragen?
De heer Laeremans heeft het woord.
De afgelopen week startte Het Nieuwsblad inderdaad een reeks artikelen over onderwijs, met als opvallende nieuwigheid een website waarop ouders scholen kunnen vergelijken op een aantal objectieve parameters, zoals hoeveel leerlingen op school X een A-, B- of C-attest halen, hoeveel leerlingen voor- of achterlopen ten opzichte van hun leeftijd, hoeveel leerlingen doorstromen naar het hoger onderwijs en hoeveel leerlingen daar binnen de drie jaar een bachelordiploma halen.
Cijfers zijn natuurlijk maar één indicator, maar toch een belangrijke factor voor ouders om een schoolkeuze te maken die soms enkel voortgaat op eigen ervaringen of op advies van vrienden, kennissen en familieleden.
Minister, hoe beoordeelt u De Onderwijzer?
Vindt u niet dat dit een taak is voor de overheid, waarbij dan nog een aanvulling van de school hoort om deze cijfers wat te kaderen in de context?
Ik geef het voorbeeld van een school die we allebei goed kennen, waarbij maar 70 procent van de leerlingen doorstroomt naar het hoger onderwijs, omdat er nogal wat leerlingen naar het Franstalig hoger onderwijs gaan om verder te studeren. Deze week nog las ik een artikel waarin Johan De Donder, die ook lid was van de expertencommissie vanuit het Maria Boodschaplyceum, zegt dat 85 procent van de leerlingen van zijn school de weg vindt naar het hoger onderwijs. Dat lijkt me een normaal cijfer. In het Sint-Jan-Berchmanscollege, waar ik zelf school heb gelopen, hier wat verderop, zou dat slechts de goede helft zijn. Dat is natuurlijk moeilijk te geloven. Hij zegt zelf dat dit wellicht kan worden verklaard doordat, zoals ook in Sint-Genesius-Rode het geval is, heel wat van die leerlingen hun opleiding voortzetten in een Franstalige of internationale hogere instelling en dus niet in de Vlaamse cijfers worden gedetecteerd. Dat geeft een vertekend beeld voor mensen die dat niet weten. Minister, hoe ziet u dat? Is er geen nood aan het uitwerken van zo’n systeem, aangezien we over al die cijfers beschikken, maar dan met een disclaimer waarin de school kan aangeven wat de context bij de cijfers is? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Een school kiezen is natuurlijk een weloverwogen proces. Ouders proberen zich daarbij goed te informeren. Ze kunnen te rade gaan bij diverse informatiebronnen en criteria om knopen door te hakken. Dat verschilt van ouder tot ouder. Ze gaan niet alleen online op zoek naar informatie, maar – en daar pleiten we altijd voor – ze brengen ook een fysiek bezoek aan de scholen. Ze maken kennis met de omgeving, de directie en de leerkrachten. Ze bekijken het aanbod op sportief en cultureel vlak, en ook de samenwerking met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Dat is het ruimere kader.
Secundaire scholen organiseren allerhande informatiedagen om leerlingen aan te trekken en zoveel mogelijk de ouders en de leerlingen te ondersteunen in die schoolkeuze. Ook in de basisschool is er aandacht voor de keuze van een secundaire school. Ik stel met genoegen vast dat er in het lager onderwijs steeds meer aandacht is om de kinderen van het zesde leerjaar te laten kennismaken met diverse scholen in de omgeving. Heel wat scholen maken gebruik van de ‘baso-fiche’, waarmee ouders het gesprek met secundaire scholen kunnen aangaan en een doordachte studiekeuze kunnen maken.
We stellen al enkele jaren heel veel gegevens over het onderwijs ter beschikking via Dataloep. Ook de inspectieverslagen zijn beschikbaar. We proberen het taalgebruik in die inspectieverslagen gaandeweg iets toegankelijker te maken. De inspectieverslagen van tien jaar geleden zijn in een andere taal opgesteld dan die van vandaag. We hebben dit ‘Inspectorees’ aangepast.
Alle informatie die terug te vinden is in De Onderwijzer, is afkomstig uit de databanken van Onderwijs. Die informatie is dus correct, maar moet altijd in de juiste context kunnen worden geplaatst. Mijnheer Laeremans, u geeft onmiddellijk de tekortkomingen aan, want je moet bijna bij elk cijfer een disclaimer toevoegen. Dat is volgens mij een argument om dat alles niet van overheidswege te presenteren, omdat je dan minstens aangeeft dat die informatie niet alleen richtinggevend is maar ook cruciaal in het keuzeproces. Terwijl we nu net de boodschap hebben gegeven om vooral naar de school zelf te gaan, eerder dan je enkel te verlaten op de cijfers. Kijk naar de realiteit achter die cijfers. De resultaten geven een beeld van een school, maar ze moeten absoluut kritisch worden gelezen. Het is bijvoorbeeld logisch dat een school met veel bso een lage doorstroom heeft naar het hoger onderwijs. En het is ook niet zo dat elke leerling die een C-attest haalt, de schoolbanken zal verlaten zonder diploma. Dit is afhankelijk van wanneer dat C-attest afgeleverd wordt in de schoolloopbaan. We keken het even na: ongeveer 43 procent van de leerlingen die een C-attest behalen in een zesde jaar, stopt ermee.
De directies krijgen de gegevens uit De Onderwijzer, en nog veel rijkere gegevens ook. We kiezen er dus bewust voor om schooldirecties en -besturen zoveel mogelijk tools in handen te geven zodat zij hun eigen schoolbeleid wat kunnen aanpassen en desgevallend bijsturen. De gegevens van de school worden ook afgezet ten opzichte van vergelijkbare scholen. Zo kunnen scholen zelf zien hoe ze zich verhouden ten opzichte van anderen en kunnen ze op grond daarvan desgevallend bijsturen.
We voorzien jaarlijks 1,5 miljoen euro voor de pedagogische begeleidingsdiensten om scholen te ondersteunen op het vlak van datageletterdheid. Dat budget hebben we vrij recent uitgetrokken.
Daarnaast blijven we natuurlijk aandacht besteden aan het belang van een goede en positieve studiekeuze, zeker ook voor tso en bso. Na de paasvakantie gaat het Talentcenter van Voka van start, waarbij we, net zoals we voor SportKompas hebben gedaan, proberen de scholen en de leerlingen in het vijfde en zesde leerjaar, maar evengoed in de eerste graad van het secundair onderwijs, te laten kennismaken met het aanbod tso en bso, ook op grond van een analyse van hun eigen talenten. Heb je aanleiding voor een technische of beroepsopleiding, en zo ja, welke? We proberen hun met een wetenschappelijk onderbouwd instrumentarium een beetje een spiegel voor te houden en te triggeren. We proberen de leerlingen maar ook de ouders te laten kennismaken met de mogelijke opleidingen in het kader van tso en bso.
We hebben ook de Onderwijskiezer, die de eerste toegangspoort zou moeten zijn richting een verdere studiekeuze. We hebben ook het Beroepenhuis, waar de bezoekers van 11 tot 14 jaar op een interactieve en speelse manier kennis kunnen maken met tal van beroepen.
Ik kan u ook nog een opsomming geven van diverse initiatieven die we nemen om de tso- en bso-opleidingen aantrekkelijker te maken. Daarbij richten we ons vooral op acties in de praktijk, zoals de uitrol van virtual reality (VR) in bso en tso. We proberen additioneel innovatieve technieken ter beschikking te stellen via bso en tso die niet worden aangeboden in aso. Je probeert die opleidingen dus te versterken op het vlak van innovatie en technologie. Voor dat XR-actieplan (extended reality) hebben we 6,5 miljoen euro uitgetrokken, trouwens niet alleen voor hardware, maar ook om leerkrachten bij te scholen om aan de slag te gaan met die virtualrealitytoepassingen- en instrumenten en die te integreren in hun lessen.
We zullen er ook voor zorgen dat de regionale technologische centra (RTC’s) ook fungeren als uitleeninstantie. De scholen die niet willen overgaan tot de aankoop van zulke VR-brillen, kunnen die ontlenen via die regionale technologische centra.
We zullen er ook voor zorgen dat we op de congressen rond Flanders Technology & Innovation (FTI) ook plaatsmaken voor zogenaamde doebeurzen. FTI voorziet vijf of zes beurzen, congressen, zowat overeenstemmend met één per provincie en voor Brussel nog één extra. Daarbij willen we de doebeurzen, de promotie, het proefondervindelijk laten kennismaken van leerlingen met de opleidingen bso en tso en de meest innovatieve technieken op dat vlak geïntegreerd zien in het hele aanbod van FTI. Ik zou er zelfs ook graag voor willen zorgen dat die doebeurzen eerst enkele dagen worden opengesteld vooraleer die FTI-beurzen van start gaan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U gaf in het verleden als reactie op de online tool al aan dat transparantie belangrijk is. Het gaat over een privaat initiatief, maar ik voel dat er op het terrein, bij de scholen zelf, de schoolbesturen en de leerkrachten een grote bezorgdheid is. Collega Laeremans gaf al een aantal voorbeelden. Het feit dat het aantal leerlingen dat doorstroomt niet gelijkloopt met het effectieve aantal, doet echt pijn bij heel veel scholen, zeker scholen waarvan leerlingen inderdaad ook bij de Waalse buren, in Nederland of in andere landen les gaan volgen in het hoger onderwijs. Dat schept een verkeerd beeld. Ook zijn er OKAN-leerlingen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) die als niet-gekwalificeerd worden aangeduid. Zulke zaken zorgen voor beroering op het terrein. Ik heb begrip voor de zorgen die worden geuit. Diegenen die daarvan wakker liggen, zijn meestal mensen die zich heel erg inspannen om het beste onderwijs aan onze leerlingen te geven. Dat positieve imago van ons onderwijs voor wie zich goed inzet, is toch belangrijk.
Minister, gisteren werd de Onderwijsspiegel voorgesteld door de onderwijsinspectie. De inspectie gaf aan dat het lerarentekort de grootste bedreiging is voor de kwaliteit van ons onderwijs. We moeten er echt alles aan doen om die erkenning te geven.
Minister, ik waardeer ook dat u uitspreekt dat het niet helpt om zomaar rankings en rapporten van scholen te maken en dat het echt de bedoeling is om de scholen de ruimte te geven om zich volledig te tonen aan ouders en leerlingen.
Persoonlijk vind ik het wel jammer dat het niet mogelijk is om de disclaimers bij de rapporten van de scholen ter beschikking te stellen vanuit Het Nieuwsblad. Ik krijg heel wat mailtjes van scholen die aangeven te hebben gevraagd om er allerlei zaken aan toe te voegen, maar dat dat blijkbaar niet lukt. Dat is jammer. Ik geef de tip om die info dan toe te voegen aan hun webpagina zelf. Het leeft in ieder geval.
Minister, ik wil nog even ingaan op de ouderbetrokkenheid. We moeten er alles aan doen om iedereen, elke ouder minimum één keer op de school te krijgen en graag veel meer dan dat, om ook het leerloopbaanproces van de leerlingen zelf te kunnen volgen. De CLB’s zijn verantwoordelijk voor die leerloopbaanbegeleiding. Er zijn middelen voorzien om scholen en schoolbesturen te versterken qua datageletterdheid. Zijn er ook middelen om de CLB’s daar te versterken? Want zij zijn natuurlijk dé wegwijzers of hét kompas van de leerlingen. Het is dan ook belangrijk dat zij zeer goed op de hoogte zijn van de data die ter beschikking zijn over scholen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik ben blij om te horen dat alle informatie op zich correct is, dat is al veel. Er zijn natuurlijk heel veel informatiebronnen, maar het is goed dat dat al oké is. Maar de context is een probleem. Als u zegt dat we beter niet van overheidswege zo’n tool installeren, dan gaan de privésector en de kranten het doen. Ik denk, afgaande op de reacties en het aantal bezoekers die er op die website zijn geweest, dat er blijkbaar toch nood is aan dergelijke informatie. Ondanks alle inspanningen die u en de scholen doen om de ouders bij hen op bezoek te laten komen en hen goed te informeren, denk ik toch dat het belangrijk is dat we afspraken maken met de kranten. Ik weet niet of dat mogelijk is. Maar ik vind het belangrijk dat we die signalen oppikken.
Vergeet niet dat de ouders vroeger vaak kozen voor één school. Ze gingen daar gewoon naartoe en ze schreven hun kind in. Soms was dat met een systeem dat men aan de telefoon moest zitten. Ik herinner mij, bij mijn eigen kinderen, dat we aan het begin van de paasvakantie echt met twee of drie mensen aan de telefoon moesten hangen om binnen te geraken in het Jan-van-Ruusbroeckollege bijvoorbeeld in Brussel, want dat is een vrij populaire school in onze streek, maar niet iedereen raakte daar binnen.
Maar nu, met het nieuwe Inschrijvingsdecreet, moeten ouders wel verschillende scholen in optie nemen. Je moet kiezen tussen school A, B, C of D, want het zou kunnen dat je daar terechtkomt. Dan willen ze daar ook wel genoeg over weten, en dan vind ik die objectieve cijfers toch belangrijk. Ik zou er dus op aandringen – want ik vermoed dat Het Nieuwsblad dat volgend jaar opnieuw zal doen – dat men daar ten minste ruimte maakt voor een stukje van de school zelf, zodat zij die cijfers kunnen kaderen. Dat zou toch al een stuk helpen, en ik kan mij toch niet voorstellen dat ze daar a priori tegen gaan zijn.
De tweede zaak gaat over een taalaspect. Dat is wat Wouter Duyck opgeeft: hij zegt dat niet-Nederlands als thuistaal evengoed kan slaan op kinderen uit een achtergestelde buurt als op kinderen van hoogopgeleide expats. Zeker in de Rand rond Brussel is dat niet ongewoon. Ook Johan De Donder zegt dat in heel wat gezinnen in Brussel en de Rand thuis twee talen worden gesproken. Dat hoeft niet per se op taalachterstand te wijzen. Ik heb veel van die leerlingen in mijn klas gehad, daar zaten er een paar die van taal konden wisselen als van ondergoed. Die spraken de twee talen dus even vlot. Ook dat cijfer is misschien – maar dat is dan voor SES-kenmerken (socio-economische status) en zo verder – belangrijk om op termijn toch eens onder de loep te nemen of daar geen verfijning kan worden bekeken.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag en de antwoorden.
Ik moest denken aan tien of vijftien jaar geleden, toen een andere krant voor het eerst de inspectierapporten online heeft gezet. Ook dat joeg toen een schokgolf door ons Vlaamse onderwijsveld. Ik moet zeggen dat dat de jaren erna zich wat heeft gezet, en nu vinden we het allemaal heel normaal dat inspectieverslagen online staan, dat iedereen die kan bekijken en daar ook zijn conclusies al dan niet aan kan verbinden. Natuurlijk staan we hier als partij ook voor transparantie, maar transparantie zonder goede duiding is natuurlijk kwestieus en is geen echte transparantie.
Er zal allicht de komende weken, maanden en ook volgend jaar opnieuw over worden gedebatteerd, en scholen gaan er ook mee aan de slag, zoals u zelf hebt gezegd. Maar we zien vandaag – en dat weten we allang – dat de ongelijkheid tussen scholen bijzonder groot is, en dat er ook een duidelijke samenhang is tussen de achtergrond van leerlingen en bepaalde leeruitkomsten. Ook dat weten we al veel langer, maar nu staat het per school zwart-op-wit. We weten ook dat scholen met kwetsbare leerlingen voor veel extra uitdagingen staan. De vraag is natuurlijk of zij in de toekomst niet benadeeld zullen worden door die tool. Want als die scholen minder zullen worden gekozen, krijg je misschien opnieuw een soort verdringingseffect, waar we niet op zitten te wachten.
Mijn bijkomende vraag is wat u bijkomend gaat doen om te verhinderen dat scholen met veel kwetsbare leerlingen negatieve gevolgen ondervinden als gevolg van deze tool.
Mijnheer Daniëls, uw vraag is helaas al gepasseerd. U bent het gevecht aangegaan met een gesloten brug, maar u kunt nog perfect aansluiten.
Minister, mijn vraag gaat inderdaad over wie het bedenkt om werken te starten op de N16 die niet aangekondigd zijn, en dit los in de spits. Maar naar het schijnt was dat uw vorige bevoegdheid, dus ik zal die aan een andere minister stellen. Onder uw legislatuur is dat uiteraard niet gebeurd, dan was ik hier altijd netjes op tijd.
Ik heb het antwoord dat u gegeven hebt, wel kunnen beluisteren via de stream. Dat die informatie die online beschikbaar is, samengebracht is door een krant, is wat het is. U zei daarnet ook wel dat die info juist is. Daar is dus niet veel aan te veranderen. Wat ik wel belangrijk vond in uw antwoord, is de vraag wat scholen in het licht van die datageletterdheid – er waren net collega’s die ook verwezen naar de datageletterdheid van de CLB’s – met die info doen. Collega’s, ik stel vast dat ouders die die info in de krant lezen, alsnog bij hun schoolkeuze blijven, omdat ze andere zaken in overweging nemen en ook zeggen dat ze, ondanks wat er in die krant staat, meer geneigd zijn om iets anders te doen. Als je nu in De Onderwijzer wilt inloggen, moet je bovendien een account aanmaken bij die krant. Je kunt er nu niet meer zo op, dus er zit blijkbaar ook een stukje ‘commerce’ achter.
Dat we het inspectierapport waarnaar u daarnet verwees – dat ‘Inspectorees’, noemde u het – duidelijk moeten krijgen, daarover ben ik het absoluut met u eens. Dat moet duidelijk en verstaanbaar zijn voor ouders. Dat dat gebaseerd is op de centrale toetsen vind ik ook een belangrijk gegeven. Een laatste stuk dat, denk ik, niet in dat rapport zit, is – belangrijk voor wat betreft het bso en het tso – wat die leerlingen bijvoorbeeld nadien doen op de arbeidsmarkt. Dat is een stukje waar we vandaag nog blind varen: hoelang duurt het voor leerlingen die een bepaalde opleiding hebben gevolgd, ook effectief een job hebben, en zitten daar verschillen in? Ik denk dat dat ook interessante info kan zijn die aan scholen bezorgd kan worden, dat VDAB daar rechtstreeks informatie kan uit halen.
Dat waren een aantal beschouwingen, voorzitter, collega’s, die ik nog wou meegeven bij deze vraag.
Minister Weyts heeft het woord.
Je kunt een school niet vatten in een Exceltabel. Dat is ook de reden waarom ik niet geneigd ben om dat als overheid wel te doen. Zelfs als je wat nuance aanbrengt en probeert te kaderen, denk ik dat dat aanleiding zou geven tot een ongelooflijke discussie en polemiek. Daarom zou ik dat echt niet willen doen, wat niet betekent dat het eenieder niet vrijstaat om gebruik te maken van de data die momenteel voorhanden zijn, vooral via Dataloep en andere mogelijkheden die vandaag beschikbaar zijn. Ik kan natuurlijk vriendelijk vragen aan de media om toch ook te proberen hun berichtgeving wat te kaderen, maar mijn sturende mogelijkheden zijn ter zake redelijk beperkt. Ik denk ook dat het voor een krant in de realiteit moeilijk zal om achthonderd tot negenhonderd scholen de mogelijkheid te bieden om te repliceren. Ik denk dat je dan nog meer druk gaat leggen op die scholen, terwijl ze vandaag toch wel andere bezigheden hebben dan zich daarom te bekommeren.
Wat de vraag naar de CLB’s betreft: zij worden verondersteld om inzake datageletterdheid sterk voor de dag te komen. We hebben er vooral voor gekozen om de scholen ter zake te ondersteunen via middelen die we ter beschikking gesteld hebben aan pedagogische begeleidingsdiensten, die ook de CLB’s kunnen ondersteunen, wanneer die vraag zou komen. Maar de focus ligt wel op het ondersteunen van datageletterdheid en dan vooral anticiperend op de Vlaamse toetsen. Dat was het achterliggende idee: ervoor zorgen dat de scholen op dat vlak degelijk aan de slag konden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is een goede quote: een school is niet te vatten in een Exceltabel. Dat kan een samenvatting zijn van dit gesprek rond de vragen die we gesteld hebben. In elk geval is het belangrijk dat u aangaf dat scholen met heel veel andere dingen bezig zijn. Dat klopt, maar het is wel zo dat ze ook wakker liggen van wat er online staat en waar ze geen feedback op kunnen geven. Ik herinner me dat er in 2012 een gelijkaardige analyse was – collega Danen verwees ernaar. Toen konden we wel repliceren op de website of op de pagina van de kranten. Maar goed, er zijn heel wat voorstellen gedaan. Ik denk dat we het er allen over eens zijn dat het belangrijk is dat ouders een goede keuze kunnen maken op basis van een bezoek of op basis van data die ter beschikking zijn en dat we er ons allen van bewust zijn dat rankings maken of scholen in tabellen gieten geen eer doet aan wie zich dag in, dag uit inzet voor het beste onderwijs voor onze leerlingen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ga het heel kort houden, ik denk dat we het allemaal al gehad hebben. Ik heb wel gemerkt dat die tool heel wat beroering veroorzaakt heeft, zowel bij leerkrachten, directies als ouders en dat we daar toch een klein beetje gevoelig voor mogen blijven. Ik hoor nu van collega Daniëls dat je dus al een login moet maken, en dan gaat men die toegang uiteraard sterk beperken, want veel mensen zullen die moeite niet willen doen. Ik vind het wel belangrijk dat die informatie beschikbaar is. Daarom dacht ik dat het misschien ergens mogelijk is om die toch zelf te brengen, dat ouders die als bijkomende bron van informatie gebruiken. Maar het is niet evident, en ik begrijp ook wel dat u bekommerd bent om wat de scholen nu al allemaal te doen hebben en dat dat geen extra belasting mag vormen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het heeft inderdaad wat beroering veroorzaakt, maar zoals voor zoveel zaken in de krant: wat vandaag beroering veroorzaakt in de krant, is volgende week al opnieuw vergeten. Collega’s, laat ons daar ook eerlijk over zijn. Het is ook wat raar dat we hier aan de minister vragen aan het stellen zijn over een krant, want dan zou de veronderstelling zijn dat de minister van Onderwijs de hoofdredacteur is, wat niet het geval is.
In elk geval noteer ik nog twee zaken. Eén: men heeft er in de krant voor gekozen om A-, B- en C-attesten als een soort van waardemeter te geven, wat natuurlijk direct aangeeft dat men eigenlijk niet goed door heeft hoe dat werkt. Want je zou kunnen veronderstellen dat een school met veel A-attesten een goede school is. Je zou ook kunnen veronderstellen dat dat een school is die heel vlot delibereert en vlot A-attesten en dus helemaal niet zo kwaliteitsvol is. Op dat vlak denk ik dat die nuance daar mist. Ik raad ouders, leerlingen en scholen in het kader van mediawijsheid aan: kijk hoe uw school erin zit en stel u dan de vraag of dat uw school is en stuur bij. En aan ouders zeg ik, zoals de minister ook zegt: een school is inderdaad niet te vatten in een Exceltabel, ook niet in een krantenpagina. Want een school, dat zie je, dat voel je, dat ruik je, dat is intermenselijk contact, en dat kun je uiteraard niet op papier zetten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.