Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over een kernversterkend beleid
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, gisteren in de plenaire vergadering hadden we het al over de staking bij Delhaize en over het statuut van het personeel en de onderhandelingen met de vakbonden. Het is geenszins mijn bedoeling om hier opnieuw op in te gaan, maar eerder om naar het bredere plaatje te kijken. We zien dat het aanbod van supermarkten in onze steden en gemeenten enorm groot is. Kleine en grote supermarkten bevinden zich heel dicht bij elkaar in de buurt en zorgen voor een enorme concurrentie met elkaar.
In Vlaanderen is er een supermarkt per 3000 inwoners. Het laatste decennium zou het aantal supermarkten in Vlaanderen en Brussel bovendien gegroeid zijn met 57 procent. De vakbonden vrezen dat dit niet langer houdbaar is en dat dit de sociale dumping en onderbetaalde jobs in de hand werkt. Zij vragen een supermarktenstop. Andere experten vinden dat de concurrentie moet kunnen spelen. Het feit dat supermarkten komen en gaan is nu eenmaal het basisprincipe van concurrentie en van een vrije markt.
Het zijn de lokale besturen die een vergunning verlenen voor een nieuwe supermarkt. Volgens Buurtsuper.be, de belangenvertegenwoordiger van de zelfstandige supermarkten, ligt de Europese regelgeving uit 2006, de Dienstenrichtlijn of de Bolkestein-richtlijn, aan de oorzaak. Daardoor kunnen Europese lidstaten en lokale overheden alleen een vergunningsaanvraag weigeren op basis van economische motieven. Concreet zou een lokale overheid geen aanvraag kunnen weigeren op basis van het feit dat er bijvoorbeeld een overaanbod is.
Minister, wat is uw visie op een supermarktenstop?
Gaat een supermarktenstop in tegen de Europese regelgeving?
In hoeverre is een supermarktenstop compatibel met de initiatieven voor kernversterking?
Hoe kunnen die lokale besturen beter worden gesensibiliseerd om een visie – een complete visie, want dat lijkt mij belangrijk – op winkelen en ondernemen in de stad en gemeente uit te werken en daarbij ook na te denken over supermarkten en buurtwinkels?
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, naadloos aansluitend bij de vraag van collega De Vreese heb ik een vraag over kernversterkend beleid. We lazen in de krant van vorige week wijze woorden van u, voorzitter: “We willen allemaal eerlijke prijzen voor de boeren, een goed loon voor de kassierster, een fair inkomen voor de ondernemers, maar dan moet er een rem komen op de ongebreidelde groei van de winkeloppervlakte. Daarom is een echt kernversterkend beleid nodig.” Ik sta uiteraard volledig achter deze woorden.
Ik lees ook dat UNIZO pleit voor een detailhandelsplan. Volgens hen dient dit plan uit te gaan van de versterking van de handelskernen met als basis een winkelshift die de winkeloppervlakte buiten de centra beperkt en zo nodig zal afbouwen. Dergelijke beleidsvisie met uitwerking in de ruimtelijke plannen is essentieel voor de behandeling en beoordeling van de individuele dossiers en zal voor de steden en gemeenten én de investeerders een duidelijk afwegingskader bieden.
Ik verwijs graag naar mijn eigen stad, waar we in 2016 een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakten. Wij lieten hierin – meer dan zes jaar geleden al – heel concrete zaken neerschrijven onder de verordenende voorschriften. Ik citeer: “Bestemming voor zonegemengde functies; volgende activiteiten worden niet toegelaten: bijkomende handel in shoppinggoederen; supermarkten zijn uitgesloten.”
Wij moeten de handen in elkaar slaan en instrumenten aanreiken vanuit Vlaanderen om de kernversterking te realiseren per regio, stad en/of gemeente. Dergelijke opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan zal leiden tot een kernversterkend beleid.
Minister, hoeveel gemeenten en steden in Vlaanderen hebben ondertussen een detailhandelsplan?
Is er onderscheid tussen steden en gemeenten? Zo ja, welke verschillen zijn er op te merken?
Wat is het onderscheid tussen de verschillende provincies in Vlaanderen?
Kunnen we vanuit Vlaanderen instrumenten aanreiken aan onze verschillende gemeenten/steden of regio’s om dit plan op te stellen en te finetunen?
Wanneer mogen wij het geactualiseerde decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid in het parlement verwachten?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Misschien eerst en vooral, vanuit een Europese dimensie gekeken naar de vraag hier in Vlaanderen, is er een overaanbod aan supermarkten. Dan moeten we het volgende daarrond meegeven: de voorbije tien jaar kregen wij steeds vanuit landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie in het kader van het Europees Semester, steevast de opmerking dat we met onze kleinhandelsvergunning de markt afschermden, waardoor vooral in de supermarktsector de concurrentie te laag was. Daardoor waren de prijzen voor voeding bij ons dus merkelijk hoger dan in de buurlanden, volgens de Commissie.
Van beroepsfederaties Federatie Voedingsindustrie (Fevia) en Comeos kwamen er dan weer op regelmatige basis alarmerende berichten over het feit dat een derde van de bevolking zich in supermarkten over de grens gaat bevoorraden met een gigantische koopkrachtafvloei en gederfde btw-inkomsten als gevolg. Ik zie het dagelijks.
Uit academische hoek werden we de voorbije tien jaar herhaaldelijk gewaarschuwd voor het dreigend ontstaan van zogenaamde ‘food deserts’ in Vlaanderen, de voedselwoestijnen of gebieden waar het voor bepaalde bevolkingscategorieën moeilijk is zich te bevoorraden met verse en gezonde voeding. In de suburbane rand van grotere steden met een lagere bevolkingsdichtheid en een verouderende bevolking zou volgens een studie van Universiteit Antwerpen dat soort problemen dreigen.
Met een supermarktstop het aanbod beperken, lijkt dus niet echt een goed idee. Het is een erg drastische ingreep in de marktwerking die ook elke dynamiek in de sector zou fnuiken. Al zijn er bepaalde plaatsen waar er wellicht sprake is van een lokaal overaanbod, ook dat is bekend. Er zijn ook heel wat plaatsen waar het lokaal bestuur maar al te blij zou zijn, mocht er een supermarkt openen voor hun inwoners zodat ze dagelijks hun goederen op zeer korte afstand kunnen gaan kopen, in plaats zich daarvoor kilometers te moeten verplaatsen.
We mogen ook niet uit het oog verliezen voor hoeveel tewerkstelling de sector uiteraard zorgt. Het gaat daarbij ook om werknemers die elders vaak moeilijker aan de bak komen.
Natuurlijk ben ik wel bijzonder gevoelig voor het feit dat ook onze landbouwers en voedingsproducenten uiteraard een faire prijs moeten krijgen voor hun topproducten. Iets wat in het actueel debat ook soms uit het oog wordt verloren. De ‘race to the bottom’ is natuurlijk ook extra problematisch voor de primaire sector.
Een supermarktstop zou inderdaad ingaan tegen de Europese dienstenrichtlijn. Artikel 14 van die richtlijn somt bij de verboden eisen – die dus niet mogen worden opgelegd aan de dienstverleners – onder andere economische criteria op. Sinds het arrest Visser van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit 2018 is er ook zekerheid dat detailhandel een dienst is, zoals bedoeld in de dienstenrichtlijn.
In de feiten is zo’n supermarktstop en zelfs een winkelstop zich misschien al gedeeltelijk aan het realiseren, als we vandaag naar de actualiteit kijken, en naar de cijfers. Terwijl er in 2019, 2020, 2021 en 2022 respectievelijk gemiddeld 15,5, 14,4, 17,7 en 15,2 keer per maand advies gevraagd werd aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) in het kader van de procedure voor het aanvragen van een kleinhandelsvergunning, is dit voor 2023 voorlopig slechts vier keer, dus dat is toch wel een serieuze terugval.
Het jaar is uiteraard nog niet ver gevorderd, maar dat lijkt dus een trendbreuk te zijn. Een mogelijke verklaring zou de monetaire politiek van de Europese Centrale Bank kunnen zijn. Geld lenen is niet langer gratis, wat een rem zou kunnen zetten op de expansiedrang van de ketens.
Supermarkten en kernversterking zijn zeker ook geen tegengestelden. We mogen alleszins niet vergeten dat de buurtsupermarkten in kernen en wijken, door hun publiekstrekkende functie bijdragen tot de levendigheid van die plaatsen, en dat ze naast hun bevoorradende functie ook een belangrijke rol spelen als sociaal knooppunt. We kennen daar de grote uitdaging, ook dat zien we van heel dichtbij gebeuren, om die buurtwinkels te kunnen houden op het platteland.
Dus de buurtwinkelconcepten van de supermarktgroepen, die de hoofdmoot vormen van de expansie die de laatste jaren in de sector heeft plaatsgevonden, hebben trouwens ook vaak leegstand helpen invullen in de kernen. Het is ook in de kernen dat we het meest innovatie zien in die sector: van de volautomatische winkels, winkels specifiek gericht op afhalen van onlinebestellingen door fietsers en zelfs voetgangers.
Wat lokale besturen en hun rol betreft, worden zij reeds sinds het Mercuriusprogramma van Eric Van Rompuy uit het einde van de jaren 90 van vorige eeuw ondersteund bij het opmaken van een detailhandelsvisie. Het voorbije decennium werd ook sterk ingezet op het ondersteunen van die visievorming. Reeds in de eerste winkelnota van Kris Peeters uit 2010 werd het initiatief aangekondigd om een format voor de opmaak van strategisch commerciële plannen voor steden en gemeenten op te maken. De leidraad voor lokale besturen voor de opmaak van een strategisch commercieel plan is nog steeds ter beschikking op de website van het Agentschap Innoveren en Ondernemen.
Het decreet integraal handelsvestigingsbeleid draait rond het idee dat voor handelaars en ontwikkelaars het succes bij het aanvragen van een kleinhandelsvergunning bij de gemeente voldoende voorspelbaar moet zijn. Daarom wordt gepleit voor de opmaak van een lokale detailhandelsvisie die ook duidelijk gecommuniceerd moet worden, en de opmaak van ruimtelijke instrumenten, zoals ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen, om de visie te kunnen afdwingen. Ik denk dat dat ondertussen wel serieus ingang heeft gevonden in heel wat Vlaamse steden en gemeenten, zo’n duidelijke visie en een duidelijk ruimtelijk beleid, waarbij veel ruimtelijke uitvoeringsplannen in bepaalde zones zijn afgebakend in functie van het kernversterkende aspect.
Bij de verschillende oproepen ‘kernversterking’ van VLAIO werd bij de beoordeling van ingediende projecten het beschikken over een detailhandelsvisie een steeds belangrijker criterium. Gemeenten kunnen ook beroep doen op bijstand van de detailhandelscoaches van de provincies bij de opmaak van hun visie ter zake, en ze konden dan ook weer een oproep doen op de Profploeg, dat project dat vrij nieuw is. Daar wordt ook gretig gebruik van gemaakt door de Vlaamse steden en gemeenten, en dat kan ook in deze context ingezet worden.
Dan ga ik nu over naar de volgende vraag, collega’s. Gemeenten zijn niet verplicht om hun strategisch commercieel plan of hun detailhandelsvisie in te dienen op Vlaams niveau. Dat is geen verplichting. Daarom kan er, wat deze specifieke vraag betreft, alleen maar bij benadering geantwoord worden.
Op basis van een inventarisatie die VLAIO in 2020 maakte waren er toen al 81 gemeenten die hun kernwinkelgebied hadden afgebakend. Die gemeenten hadden dus minstens al een gedeeltelijke ruimtelijke vertaling gemaakt van hun strategisch commercieel plan op hun grondgebied. Volgens Locatus zijn er een zeventigtal gemeenten in Vlaanderen met een centrumfunctie. Gemeenten zonder centrumfunctie gaan minder geneigd zijn om te investeren in visievorming rond een kernversterkend beleid gebaseerd op het integraal handelsvestigingsbeleid. Echter, uit de projecten die naar aanleiding van het relanceplan werden ingediend, blijken ook kleinere gemeenten begaan met een vorm van kernversterking, maar dan gaat het onder meer ook om het behoud van horeca in de kern als verbindend element in een dorp, of om een visie op een steenweg die het dorp doorkruist.
Dan kom ik tot de vragen of er verschillen zijn tussen de provincies. Ook dat is nog niet in de diepte geanalyseerd. Uit de deelname aan de Profploeg blijken er geen provincies achter te blijven. Maar er zijn wel verschillen in het belang dat de provinciale diensten hechten aan een detailhandels- en handelsvestigingsbeleid. Het provinciaal beleid – gericht op ondersteuning van gemeenten via detailhandelscoaches – is bijvoorbeeld het sterkst uitgebouwd in de provincie Antwerpen, maar kent ook navolging in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant.
Verschillende initiatieven die tijdens deze legislatuur werden opgestart, zijn op dit ogenblik in volle uitrol. Ik verwijs dan naar de Profploeg, en ook de collectieve begeleidingstrajecten die binnenkort starten. Die hebben allemaal als doelstelling de lokale besturen te helpen bij het uittekenen van hun beleid. In navolging van de oproepen die rond kernversterking in het relanceplan werden georganiseerd, onderzoek ik met VLAIO of er budgettaire mogelijkheden zijn om nieuwe oproepen te lanceren, en dus ook in 2023 de nodige stimulans te kunnen voorzien.
Dan de vraag naar het decreet: het advies van de Raad van State is inmiddels verkregen en de aanpassingen worden op dit ogenblik voorbereid. Een agendering voor de derde principiële goedkeuring is voor heel binnenkort. Intussen wordt er ook gewerkt aan de aanpassing van het aanvraagformulier, dat ook door de Vlaamse Regering zal worden vastgesteld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik denk dat het een complexe oefening is, ook voor steden en gemeenten en dat het inderdaad belangrijk is om vanuit Vlaanderen de nodige expertise ter beschikking te stellen om hen daarbij te helpen. We zien in heel wat steden en gemeenten dat zij daarmee aan de slag zijn, maar dat zij daar ook mee worstelen. Het aspect van de supermarkten komt meer dan ooit onder de aandacht en wordt het best ook meegenomen, bijvoorbeeld door die Profploegen, als zij advies geven aan de steden en gemeenten. Een complex evenwicht, faire prijs, voldoende aanbod dat concurreert met buurlanden, maar natuurlijk ook een vrije markt en voldoende concurrentie. Met dat laatste moeten we opletten, want het is absoluut niet de bedoeling dat mensen opnieuw in het buitenland gaan winkelen omdat we die prijzen op die manier gaan opdrijven. Het is een zeer complex evenwicht waarmee we moeten opletten.
Als we naar die kernwinkelgebieden kijken, dan denk ik dat het inderdaad goed is dat de steden en gemeenten daarmee bezig zijn, maar dat het ook iets is van bredere regio’s en afstemming tussen steden en gemeenten. Want je kunt natuurlijk als stad en als gemeente je visie daaromtrent ontwikkelen, maar de visie van uw naburige gemeenten kan compleet tegenovergesteld zijn, waardoor uw eigen plan wat ondergraven wordt. Dus ook daar is mijn vraag op welke manier steden en gemeenten daaromtrent met elkaar in overleg kunnen. Hoe ziet u dat binnen regio’s? Ik heb dus ook deze opmerking: een visie op dat beleid is zeer belangrijk, maar met de nodige aandacht voor complexe evenwichten daarin.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Misschien nog een korte bedenking. Het gaat inderdaad om lokaal overaanbod en het is goed om hier de autonomie van de lokale overheden en – daar ga ik akkoord met collega Maaike De Vreese – de regionale afstemming te gebruiken. Dus misschien moeten we de lokale besturen hierin aansporen om twee belangrijke instrumenten, zijnde de ruimtelijke uitvoeringsplannen en de afbakening van het kernwinkelgebied, op te maken voor die specifieke gebieden. Dus ik denk dat het een goede zaak is om die gemeenten daartoe te motiveren.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat het debat rond Delhaize ons ook wel doet nadenken over een veel breder debat inzake het beleid ten aanzien van supermarkten, grootwarenhuizen en ook kleinere winkels. Ik denk dat we allemaal wel voorbeelden kennen van onze eigen buurt, waarbij we ons de vraag stellen waarom er daar nog een supermarkt wordt geplaatst. Het voorbeeld van Albert Heijn op 500 meter van een Delhaize en op 500 meter van een Louis Delhaize, is velen wel bekend.
De minister verwijst naar de Europese regelgeving die een supermarkstop onmogelijk maakt. Ik denk dat we als politiek wel moeten nadenken hoe we die supermarktsector uit die mede zelfgecreëerde ‘race to the bottom’ halen. Ik ben niet zo naïef om te denken dat enkel maar supermarkten bijcreëren tot goedkopere prijzen voor de consument zal leiden. Ik denk dat we niet naïef mogen zijn wat betreft de winstmaximalisatie binnen ook die grote ketens, zeker als we zien dat dat steeds meer deel uitmaakt van grote internationale holdings, waarvan de beslissingsmacht in Amerika ligt. Ik denk dat er nood is aan een bredere visie op de inplanting, de organisatie, maar ook het garanderen van een faire prijs – waar hier al naar verwezen is – voor landbouwers en leveranciers van producten en een goede prijs voor de consument en dus ook een mechanisme om ervoor te zorgen dat de winstmaximalisatie niet explodeert.
Een toegevoegd punt dat ik zelf wil maken, is over het overleg met lokale besturen en om daar toch echt wel op regionaal vlak te kijken wat er beter kan. Mijn vraag aan u, minister: is dat iets wat u met bijvoorbeeld de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) wilt opnemen, om daar toch alle regionale besturen mee rond de tafel te krijgen om na te denken over hoe men binnen de eigen werking, maar ook breder kan kijken om tot een gezond ecosysteem voor onze supermarkten te komen?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, ik denk echt wel dat we dringend werk moeten maken van meer regulering voor de handelszaken, want die concurrentie leidt ertoe dat er spelers ten onder gaan. Ik denk ook aan mijn eigen stad. Ik woon in Ninove, en daar hebben wij zeventien supermarkten. Om concreet te zijn, in een straal van een paar honderden meters hebben wij twee Lidls, een Albert Heijn, twee ALDI’s, twee Carrefours, een Jumbo, een gewone Delhaize, een Louis Delhaize, een Colruyt en nog een paar buurtsupermarkten. Dat komt neer op één supermarkt per 2300 inwoners voor Ninove alleen, maar in dit specifieke geval zijn de supermarkten toch wel zeer geconcentreerd. Trouwens, supermarkten binnen dezelfde ketens gaan ook onderling concurreren. Twee ALDI’s, twee Carrefours, zelfs de Delhaize met de Albert Heijn, noem maar op, die gaan met elkaar de concurrentie aan. Ik denk dat men toch wel moet werken aan minder winkels en vooral ook aan meer samenhang binnen de groepen. Daar heeft het lokaal bestuur ook een rol in te spelen.
Wat Ninove betreft, was er een aanvraag gedaan door een bepaalde groep. De stad heeft toen die omgevingsvergunning geweigerd. Men is toen naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gegaan, die de vergunning dan opnieuw heeft toegekend. Minister, mijn specifieke vraag is dus: kunt u ook bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen dergelijke zaken aankaarten, of hen op zijn minst wijzen op een lokale samenhang, hen erop wijzen dat dergelijke toestanden niet altijd kunnen gebeuren?
Collega Vande Reyde, u bent ongetwijfeld fan van een supermarktenstop.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Voorzitter, u kunt ermee lachen, maar ik vind dit wel heel ernstig. Ik vraag me soms af in welke wereld jullie leven, in welke wereld wij leven. Ik zag hier de voorbij weken voorstellen om de prijzen van het winkelmandje van mensen te verhogen door een stop van het aantal supermarkten. Ik zag cd&v-voorstellen om de promotieboekjes te cancelen, om ervoor te zorgen dat mensen niet meer kunnen gebruikmaken van ‘één kopen, één gratis’. Ik zie burgemeesters die trots zijn dat ze supermarkten verbieden, en ik hoor hier in de commissie vandaag een oproep om het aantal winkels te beperken, wat de prijzen voor de gewone mensen dus zal doen stijgen. Weten jullie waarmee jullie bezig zijn? Dat vraag ik me soms toch af. Dit gaat over de wereld van de gewone mensen. Dit gaat over dagelijkse inkopen van basismiddelen, waarvan de politiek vindt dat men dat eigenlijk allemaal duurder moet maken. Dan zijn er minder winkels, en dat is allemaal beter voor de consument. Dat is complete waanzin. De PVDA moet blijkbaar niet eens in deze commissie zijn om aanwezig te zijn. Ik vind dat echt rampzalig.
Minister, ik zou eigenlijk van u willen horen, want het was een beetje omfloerst, dat u gewoon radicaal tegen een supermarktenstop, een winkelstop bent – het is niet het eerste pleidooi daarvoor dat ik hier hoor – en dat u een voorstander bent van de laagst mogelijke prijs en de best mogelijke kwaliteit voor de gewone mensen, die nog elke dag moeten lijden onder de gevolgen van de inflatie en de energiecrisis. We gaan op dit moment toch niet de prijzen van de winkelmandjes voor hen verhogen. Sorry, maar u moet echt eens nadenken over het soort wereld waarin wij leven. Het is alsof wij hier verheven zijn boven het volk. Wij weten het allemaal beter. Dit gaat echt wel over gewone mensen en wat zij dagelijks moeten betalen. (Opmerkingen van Thijs Verbeurgt)
Alles draait weer om u. (Opmerkingen van Thijs Verbeurgt)
Ik was niet van plan om tussen te komen, maar nu zou ik dat toch graag willen doen. Collega’s, ik denk dat we het ene niet met het andere mogen verwarren. Het is niet omdat er wordt gepleit voor een kernversterkend beleid en het voorzichtig omgaan met de manier waarop sommige commerciële spelers de eventuele nadelen van hun aanwezigheid afwentelen op de maatschappij, op de overheid, op de belastingbetaler – kijk naar de impact op leegstand, kijk naar de impact op mobiliteit en dergelijke meer – en daar dus een beleid rond wordt gevoerd, met vergunningen die worden verstrekt, dat dat beleid de winkelkar duurder zal maken. Integendeel, de kostprijs van een falend beleid met commerciële spelers die her en der inplantingen doen die niet succesvol zijn, wordt ook doorgerekend in het winkelmandje van de consument. Een verstandig beleid waarbij er niet zomaar overal supermarkten worden toegelaten en er niet overal een ongebreidelde groei van de winkeloppervlakte kan zijn, waarbij de kosten worden afgewenteld op de maatschappij, lijkt mij helemaal niet in tegenspraak te zijn met het kunnen spelen van concurrentie. Minister, ik hoop dat de inspanningen die al vijftien à twintig jaar worden geleverd in Vlaanderen om een kernversterkend beleid te voeren, samen met lokale besturen, worden voortgezet en dat we op dat vlak hetgeen in deze commissie in het begin van de legislatuur naar voren is gebracht, op het terrein kunnen realiseren, in goed partnerschap met de lokale besturen. Ik heb altijd begrepen dat Diest daar een goed voorbeeld van is.
Minister Brouns heeft het woord
Dat hebt u heel mooi gezegd, mijnheer Bothuyne. Ik denk dat deze commissie volzit met mensen die allemaal ook geworteld zijn in de lokale politiek, en heel veel lokale ervaring hebben. Ik heb heel veel vertrouwen in lokale besturen. Zij hebben doorheen de jaren heel wat instrumenten in handen gekregen om daarmee op een heel verstandige manier om te gaan. Het was misschien niet altijd overal even verstandig, als ik een aantal voorbeelden hier hoor, maar ik denk inderdaad dat er vandaag wel heel kritisch gekeken wordt naar die inplanting, om een gezond evenwicht te bewaren, zonder marktverstorend te zijn en zonder Europese richtlijnen te negeren. Die richtlijnen zijn duidelijk: een verbod of een stop kan niet.
Maar dat is nog iets anders dan een redelijk ruimtelijk beleid en hetgeen hier gezegd wordt. Het is heel redelijk en logisch dat men in de schoot van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten met de lokale besturen gaat kijken naar ruimtelijke plannen. Ook vanuit het Agentschap Innoveren en Ondernemen bieden we kaarten aan waarmee steden en gemeenten rekening kunnen houden met elkaars ruimtelijk en kernversterkend beleid. Ook de provincie speelt daarin nog haar rol, vanuit de grondgebonden bevoegdheden, en kan daar visies rond ontwikkelen. Ik denk dus dat op dat vlak, op het lokale en provinciale niveau en met de steun vanuit Vlaanderen, het gezond verstand wel goed zit.
Ik denk hiermee te kunnen afronden, collega’s, voor wat uw bijkomende vragen betreft.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt, minister. Collega Vande Reyde, als commissie pikken wij het natuurlijk niet om uitgescholden te worden voor communisten of PVDA-ers. Ik kijk even rond, maar de PVDA is hier niet aanwezig. Zij zouden dat misschien wel pikken. Wij proberen hier een sereen debat te houden binnen de commissie, samen met de minister, om ook zijn visie te kennen rond een complex gegeven. We hebben ook samen met Open Vld en met andere partijen een resolutie ingediend rond kernversterking en rond het beleid daaromtrent, waar wij als fractie nog steeds volledig achterstaan. Wij denken inderdaad dat als er een visie rond detailhandel wordt uitgewerkt dat ook de supermarkten daar deel van uit moeten maken. In die visie moeten we rekening houden met alle complexe gegevens, en met het feit dat er voldoende concurrentie mogelijk moet zijn. Laat de markt daar absoluut spelen. We hebben in het verleden gezien dat er alleen nog naar het buitenland gekeken wordt, om in onze buurlanden te gaan shoppen. Dat is absoluut te vermijden.
Wij zijn absoluut niet voor een supermarktenstop, dat is heel duidelijk. Ik ben ook heel blij dat u dat zo duidelijk hebt verwoord in uw antwoord, minister. Bedankt om dit debat op deze manier met ons te voeren.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de woorden van collega De Vreese. Ik denk dat collega Vande Reyde een beetje te laat in deze commissievergadering is binnengewandeld, want hij heeft duidelijk een aantal reacties niet gehoord. Er heeft hier niemand gepleit voor een stop, of voor het opdrijven van de prijzen, en zo verder. Het is jammer, en we zijn dat in deze commissie echt niet gewoon, maar die reactie was totaal naast de kwestie.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.