Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Om een lang verhaal kort te maken: wij hebben vorige week een debat gehouden naar aanleiding van de petitie en de malaise bij de VRT-nieuwsdienst. Ik had deze vraag al ingediend, omdat ik had gezien dat een aantal mensen van de VRT ook deelnamen aan de staking van de openbare sector de dag nadien, op 10 maart. Ik denk dat iedereen die staking wel heeft gemerkt.
Ik moet het verhaal van de nieuwsredactie niet opnieuw doen maar ik wil wel een aantal vragen die toen niet aan de orde waren maar die ik wel al had ingediend, vandaag opnieuw stellen.
U hebt vorige week heel duidelijk gezegd dat er geen link is tussen de besparingscontext zoals de Vlaamse overheid die oplegt en de onzekerheid of het welzijnsdebat binnen de VRT zelf. U geeft ook aan dat u als bevoegd minister natuurlijk niet operationeel kunt tussenkomen. Maar de vragen verdienen toch wel wat verder debat, in die zin dat ik graag zou willen weten wat de stakingsbereidheid binnen de VRT was.
Hoeveel personeelsleden hebben uiteindelijk meegestaakt? Ik weet niet of u dat al kunt zeggen op dit moment. Dat kan ook later.
Kunt u ook een inzicht geven in de evolutie van het aantal freelancers en outsourcingopdrachten binnen de VRT in de afgelopen vijf jaar? De reden waarom ik die vraag stel, is dat onzekerheid maakt dat welzijn op het werk moeilijker bereikt kan worden. Een onzekere context, zelfs al zijn er duidelijke kaders rond welzijn op het werk en duidelijke principes, vreet aan mensen. Outsourcing en freelanceopdrachten zijn niet altijd de meest stabiele omgevingen. Ik zou daar graag een beetje inzicht in krijgen, om te zien in hoeverre dat al dan niet een element in het debat is.
Ik heb dezelfde vraag met betrekking tot de evaluatie van de factor werkbaar werk de afgelopen jaren al naargelang het vaste werknemers of freelancers betreft. Hebben we daar zicht op? Kunnen we daar een onderscheid in maken? Kunt u daar iets meer over vertellen? Ik denk dat dat belangrijk is om een juist debat te kunnen voeren en goed de parameters in de gaten te kunnen houden in plaats van in subjectieve versies te blijven hangen.
Minister Dalle heeft het woord.
Eerst en vooral antwoord ik op uw vraag naar de stakingsbereidheid. Daarover kan ik de gegevens die we van de VRT hebben gekregen, meedelen. De Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) had bij de VRT opgeroepen om deel te nemen. De VRT geeft mee dat er acht medewerkers zijn voor wie een stakingsdag is geregistreerd.
Wat de freelancers en outsourcingopdrachten betreft: de VRT doet voor het realiseren van haar opdracht in de eerste plaats een beroep op eigen medewerkers. Naast de eigen mensen werkt de VRT inderdaad ook regelmatig met externe medewerkers. Dat zijn vooral cameramensen, technische experten en presentatoren. Het is eigen aan het vak dat men voor televisie op bepaalde momenten nood heeft aan heel specifieke profielen. Zo worden in jaren met veel sportevenementen bijvoorbeeld meer externe medewerkers op tijdelijke basis ingezet.
Externe medewerkers worden ingezet via werkingsbudgetten per directie op basis van een planningssysteem. Het aantal dagen dat externen via dat planningssysteem ingepland zijn, bedroeg in 2020 27.989 dagen. Dat was minder dan normaal, door de impact van de coronapandemie op de werking en de producties. In 2021 was dat 33.657 dagen –, dat was al een iets normaler jaar – en in 2022, met alleen in het begin van het jaar nog wat coronaperikelen, was dat 34.760 dagen.
Programma’s van de VRT worden ook door externe productiehuizen gemaakt. De personen die daar aan VRT-producties werken, worden tewerkgesteld door die productiehuizen in het kader van arbeidsovereenkomsten of op andere manieren door die externe bedrijven. Daarover kan de VRT dan ook geen cijfers meegeven.
Tot slot was er de vraag naar werkbaar werk. De VRT ondertekende uiteraard het Sociaal Charter voor de Mediasector; dat bevat een aantal sociale principes waaraan de ondertekenaars zich moeten houden. Het charter bevat bepalingen over onder andere de werkomstandigheden en de balans tussen werk en privé. De VRT komt de bepalingen van dat charter na, zowel die voor de vaste medewerkers als die die betrekking hebben op freelancearbeid, zoals ze meegeven.
Voor de eigen medewerkers is het de VRT die erover waakt dat de opdrachten in verhouding staan tot de voorziene werktijd. Externe medewerkers bepalen zelf of men een specifieke opdracht wil aannemen, telkens uiteraard binnen de context van dat Sociaal Charter.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, U hebt het hier over drie jaren. Het zou handig geweest zijn mochten we nog één jaar voor corona hebben kunnen bekijken om te kunnen vergelijken. Het coronajaar was geen evident jaar. Mochten we van 2018 of zo een idee hebben, dan konden we zien hoe die evolutie in die jaren is gelopen. Vandaar dat ik ook initieel vijf jaar had gevraagd. En bovendien is 2023 nog bezig. Dan kan ik een inschatting maken in hoeverre die evolutie een bepaalde richting uit gaat of niet. Ik wil ook niet te ver teruggaan.
De reden waarom ik deze vragen heb gesteld, was heel duidelijk. De VRT is, gewild of ongewild, een bedrijf in transitie of hoe het u ook wilt noemen. ‘Change management’ is ongelooflijk belangrijk om dat charter rond werkbaar werk feitelijk vorm te geven. Het is duidelijk dat er onrust is. Uw cijfer over het aantal stakers zegt ook wel wat. Ik weet dat, wat dat betreft, mevrouw Brouwers al een schriftelijke vraag heeft gesteld, en dat hebben we vorige week ook al een stukje aangekaart. Ik denk dat met de bezorgdheid die vorige week is geuit en het kader waarin we zitten, een zeer actief managementbeleid op basis van die transitie en met de factor werkbaar werk en het charter als onderbouw de komende jaren bijzonder belangrijk zal zijn.
Ik snap dat u zegt dat u over de externe bedrijven geen cijfers kunt geven. Het is dan wel belangrijk om in de gaten te houden of die externe bedrijven zich dan spiegelen aan het charter of niet. Die opmerking kan wel aan de VRT zelf worden meegegeven: om in samenwerking met externe bedrijven dezelfde normen zoals wij ze verwachten van hen, ook te vragen en te hanteren. Dat is een bijkomende vraag die ik eventueel nog had. In hoeverre is dat al de praktijk dan wel een stilzwijgende overeenkomst of een harde overeenkomst die binnen het management van de VRT wordt gehanteerd?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil nog twee elementen meegeven. Ten eerste heb ik effectief bij de voorbereiding van het antwoord gemerkt dat wij de gegevens van slechts drie jaren gekregen hebben van de VRT. We vragen de twee andere jaren ook op. (Opmerkingen van Meyrem Almaci)
We gaan het proberen toe te voegen als het snel genoeg binnenkomt. (N.v.d.r.: Het kabinet van minister Dalle heeft ons ter zake de volgende aanvulling bezorgd: “VRT heeft, naar best vermogen, retroactief nagegaan hoeveel dagen externen via het planningssysteem werden ingepland. In 2018 bedroeg dat aantal 25.333 dagen en in 2019 25.301 dagen. VRT wijst er wel op dat deze cijfers iets minder volledig zijn omdat in de periode 2017-2020 stelselmatig meer en meer externe functies ook effectief werden opgenomen in het planningssysteem.”)
Ten tweede, de opvolging van het Sociaal Charter is natuurlijk een aandachtspunt. Er is ook een specifiek traject van opvolging met jaarlijks verschillende meetings waarin mijn departement ook vertegenwoordigd is, waarin ook de opvolging door de verschillende leden wordt gemonitord en wordt bekeken of er extra acties nodig zijn. De VRT heeft daar een rol in om dat met haar partners te bekijken en om te bekijken of ze werkt met partners die dat correct doen. Er is ook een traject via het Sociaal Charter met zowel werkgevers- als werknemersverenigingen om dat op te volgen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat dan inderdaad het aandachtspunt dat ik wil meegeven de vraag aan de VRT is in hoeverre ze de normen die wij aan haar vragen ook doorvraagt aan de partners met wie ze samenwerkt, de externe bedrijven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.