Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de campagne tegen grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van huishoudhulpen
Vraag om uitleg over grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van huishoudhulpen
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik heb al verwezen naar het respect ten aanzien van de poetshulpen, het onderwerp van deze vraag. Er werd namelijk recent een campagne gelanceerd rond grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van poetshulpen. De aanleiding van die campagne is het feit dat een op de drie poetshulpen slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag op het werk zou zijn. Daarom heeft het Werkbaarheidsfonds Dienstencheques, een samenwerking tussen de sociale partners, een campagne gelanceerd om dit aan te pakken. Onze poetshulpen worden helaas geconfronteerd met dergelijk laakbaar gedrag. Hoe meer ik me inlees over deze sector, hoe meer ik besef dat we daar toch echt met een uitdaging zitten. Wij sturen mensen, vaak ook wel wat kwetsbare mensen, mensen die lang hebben moeten zoeken naar werk of vaak de taal niet machtig zijn, naar een thuissituatie, niet altijd met begeleiding en zonder dat we goed weten wie hen daar opwacht. Bovendien werken zij in die thuissituatie alleen, zonder veel controle. Dat zijn situaties die een context creëren waar grensoverschrijdend gedrag niet altijd wordt gedetecteerd en waar ze niet altijd bij machte zijn om daar tegenin te gaan.
Bovendien werd me in het gesprek, waar ik in mijn vorige vraag naar verwees, gemeld dat sinds de verhoging van de administratieve kosten, poetshulpen merken dat het gedrag van klanten naar hen toe is veranderd. Dat merken sommige poetshulpen. Men permitteert zich meer. Ze zeggen dat ze meer betalen en dat ze dus wat meer mogen vragen. In die context zijn grensoverschrijdend gedrag, kwetsende opmerkingen, terugkerende opmerkingen, wantrouwen en boosheid van de klanten en zelfs seksuele toespelingen of grensoverschrijdend gedrag schering en inslag.
Op de website www.iktoonrespect.be kunnen werkgevers en klanten maar ook huishoudhulpen terecht voor meer informatie. Minister, gaat u naast deze actie zelf nog acties ondernemen om te garanderen dat de poetshulpen te allen tijde op een veilige werkplek terecht kunnen?
De heer Ronse heeft het woord.
Het zijn cijfers om niet bepaald gelukkig van te worden. Ik herinner mij dat we in coronatijd de melding kregen dat nogal wat klanten het wat te gortig maakten met de huishoudhulpen, in die zin dat ze veiligheidsvoorschriften en dergelijke meer totaal niet respecteerden. Ik heb dat toen ook aan de kaak gesteld. Ik ben blij dat minister Crevits toen heeft ingestemd met een voorstel van decreet van mij om gebruikers die het te bont maken, op een zwarte lijst te zetten en hen uit te sluiten van het mechanisme van de dienstencheques.
Nu krijgen we opnieuw resultaten van een bevraging van het ACV en komen er nieuwe zaken in de actualiteit, waarbij het niet alleen gaat over inbreuken op hun veiligheid maar ook over grensoverschrijdend gedrag in de getuigenissen die we allemaal konden lezen. Ik vind het eigenlijk onvoorstelbaar hoe bepaalde mensen zo profiteren van de kwetsbaarheid van een huishoudhulp, die de moeite doet om te gaan werken en dat doet in complexe omstandigheden in de privé bij iemand. Dat men dan op zo een gortige manier die huishoudhulp aanspreekt, kan absoluut niet door de beugel.
Minister, hoe speelt dat fameuze decreet dat er op onze vraag kwam, in op deze situaties? Biedt het decreet voldoende basis om op te treden tegen de gevallen van misbruik? Worden er effectief klachten ingediend? Hoeveel mensen zijn ondertussen dankzij dat decreet al geschorst of geschrapt van het gebruik van het mechanisme van de dienstencheques? Hoe ziet u zelf toe op een correcte toepassing van het decreet? Misschien de meest belangrijke vraag is de volgende. Ik kan me inbeelden dat weinig huishoudhulpen van het bestaan van dat decreet op de hoogte zijn, laat staan van de mogelijkheid om gortig, ongewenst en grensoverschrijdend gedrag te melden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze daar beter in ondersteund worden om zeer kort op de bal te spelen en dergelijk gedrag aan te kaarten?
Minister, dan sluit ik ook graag aan met mijn vraag om uitleg.
Het is een goede zaak dat die sensibiliseringscampagne tegen grensoverschrijdend gedrag bij huishoudhulpen twee weken geleden werd gelanceerd. Grensoverschrijdend gedrag is een gevoeliger thema geworden in onze maatschappij de afgelopen jaren, en wat je ziet dat er op allerlei andere niveaus gebeurt in de maatschappij, gebeurt uiteraard ook daar.
En wat je weet van alle maatschappelijke dossiers van grensoverschrijdend gedrag is dat er twee cruciale factoren zijn: machtsverhoudingen die oneerlijk zijn en de kwetsbaarheid van slachtoffers. En bij uitstek zijn huishoudhulpen – waarvan 98 procent vrouwen zijn trouwens – mensen die rekenen op hun job om een inkomen te hebben, die rekenen op de klanten om dat inkomen te hebben, dat als die klant wegvalt ze vaak ook gewoon geen geld meer hebben, omdat die dan wegvalt, omdat er minder inkomen is.
Dat is bij uitstek een scheefgetrokken machtsverhouding. En dus is de kwetsbaarheid daar veel groter, en je ziet dat. Je ziet dat aan de verhalen die naar boven zijn gekomen. Ik denk dat vorige week in enkele krantenartikelen getuigenissen werden verzameld die werkelijk alle verbeelding tarten. De gortigheid zoals collega Ronse het aanhaalt, of de gedragingen van sommige mensen gaan echt ver, ver voorbij aan alle fatsoen en zijn gewoon een inbreuk op de integriteit van huishoudhulpen waarvan iedereen in deze commissie een mondvol van heeft gemeend hoe belangrijk dat ze zijn, maar die dan toch op de arbeidsmarkt keer op keer op keer in zeer kwetsbare posities terechtkomen.
Dus het is heel goed dat die sensibiliseringscampagne er komt. Maar nog belangrijker is natuurlijk dat er op een efficiënte manier beleid rond wordt gevoerd, en dat die huishoudhulpen maximaal beschermd zouden worden. Daarom dat ik eigenlijk enkele vragen heb voor u. Niet alle huishoudhulpen zouden weten waar ze met hun klachten terechtkunnen bijvoorbeeld, en dienstenchequebedrijven zouden niet altijd bereikbaar zijn voor de huishoudhulp, bijvoorbeeld als die werken buiten de kantooruren.
Ik heb enkele vragen voor u. De eerste is: waar kunnen huishoudhulpen eigenlijk effectief terecht met klachten over grensoverschrijdend gedrag en hoe verloopt die klachtenbehandeling? Dat is belangrijk omdat we vorige legislatuur dezelfde soort discussies hebben gehad over sport en cultuur, en dat je dan zag dat als mensen niet weten waar ze melding kunnen doen, dan gaan er geen meldingen komen en dat wil niet zeggen dat er geen probleem is, maar dat het onder de waterlijn blijft. Het laten melden zorgt ervoor dat je het beter in kaart brengt en dat je beter beleid kunt voeren.
Een tweede vraag is: gaan alle bedrijven even secuur om met klachten? Ze hebben er ook alle baat bij om geen klanten te verliezen, dat is die discrepantie die ik net heb aangehaald. Gaan ze op een privacygevoelige manier om met de klachten die binnenkomen? Wordt dat op een deftige manier onderzocht? Hoe wordt er omgegaan met de persoon in kwestie die de klacht indient?
Wat is de rol van de sociale inspectie hierin? Weten huishoudhulpen nu waar ze terechtkunnen met klachten over grensoverschrijdend gedrag? Hoeveel klachten zijn er de voorbije jaren binnengekomen over grensoverschrijdend gedrag? Hebt u daar zicht op? Hoeveel gebruikers zijn er op de zwarte lijst geplaatst en/of geschorst? Hoe evalueert u die zwarte lijst op basis van de resultaten? En is het niet zinvol om werk te maken van een rechtstreeks neutraal meldpunt voor individuele huishoudhulpen, en daar ook veel campagne rond te maken zodat ze weten dat als ze geconfronteerd worden met dat soort gedrag, ze meteen ook melding kunnen doen en dat er ook effectief geluisterd zal worden naar hun klachten en dat daar ook effectief iets mee gedaan zal worden.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Een heel belangrijk thema.
Zoals jullie weten, valt een groot gedeelte van jullie vragen onder de federale bevoegdheid Welzijn op het Werk. Niet dat we ons daarachter gaan wegsteken, maar het is belangrijk om het onderscheid te maken. Dat betekent dus inderdaad zeker niet dat wij op Vlaams niveau geen initiatieven kunnen nemen en dat die ook niet zullen worden genomen, om het welzijn en de werkomstandigheden van de huishoudhulpen te verbeteren.
Zo is er in eerste instantie het opleidingsfonds waarop dienstenchequeondernemingen een beroep kunnen doen, als zij op een voordelige manier opleidingen willen organiseren voor hun werknemers. Het gaat hier namelijk niet alleen om opleidingen gericht op huishoudelijke taken, maar ook om opleidingen gericht op welzijn en werkbaarheid. Huishoudhulp blijft een beroep dat wordt uitgevoerd bij de klant thuis en waarbij de werkgever niet altijd aanwezig is. Vandaar proberen we de huishoudhulpen aan de hand van opleidingen assertiever te maken, zodat zij hun grenzen kunnen afbakenen en kunnen aangeven wanneer de grens wordt overschreden.
Daarnaast was er ook het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘werkbaarheidsscan en werkbaarheidsconsulent’, dat als resultaat de werkbaarheidsscan en de blueprint voor de werkbaarheidsconsulent opleverde, waarin zowel een werkbaarheidsconsulent op sectorniveau als een aanspreekpunt werkbaar werk bij de bedrijven omschreven worden.
Het is voor mij belangrijk dat een huishoudhulp in een veilige en respectvolle omgeving zijn of haar job kan uitvoeren. Grensoverschrijdend gedrag is in geen enkel, maar dan ook geen enkel geval te tolereren. Volgens het decreet, collega Ronse, waar u mee aan de kar trok, is het ook effectief mogelijk om gebruikers uit te sluiten van het dienstenchequestelsel bij grensoverschrijdend gedrag. Door mijn inspectiedienst werd een schrijven gericht aan de werknemersorganisaties. Hierin werden ze geïnformeerd over de gewijzigde regelgeving en opgeroepen om, indien er meldingen of klachten zouden worden ontvangen met betrekking tot ongeoorloofd gedrag, die ook steeds aan de Vlaamse Sociale Inspectie over te maken, ongeacht of deze ook reeds aan andere instanties werden overgemaakt. Het is belangrijk dat duidelijk is dat de vakbonden daar ook een rol in kunnen spelen richting de Vlaamse Sociale Inspectie.
Wanneer een huishoudhulp wordt geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, kan onder meer een klacht ingediend worden bij de Vlaamse Sociale Inspectie. Op hun website is een laagdrempelig aanmeldingsformulier ter beschikking gesteld. Uiteraard kan een melding ook steeds telefonisch, schriftelijk of per mail worden ingediend. De melder zal vervolgens door de inspectie begeleid worden in de correcte verdere behandeling van de klacht. De Vlaamse Sociale Inspectie kan deze klacht niet altijd autonoom onderzoeken aangezien dit niet tot haar bevoegdheden behoort.
Ik probeer kort de weg te schetsen die een melding grensoverschrijdend gedrag kan volgen. In eerste instantie zijn er interne actiemiddelen waarop een werknemer een beroep kan doen, zoals een beroep doen op een lid van het comité voor preventie en bescherming op het werk of een spontane raadpleging vragen bij de preventieadviseur-arbeidsarts. Als de problematische situatie blijft voortbestaan, kan de werknemer zich wenden tot de inspectie van Toezicht op het Welzijn op het Werk of een beroep doen op de gerechtelijke instanties, door het indienen van een klacht bij de politie of het arbeidsauditoraat, of het indienen van een klacht met burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter. Als de klacht bij de Vlaamse Sociale Inspectie binnenkomt en zij is niet bevoegd, dan wordt de persoon naar de juiste instantie begeleid. De Vlaamse Sociale Inspectie kan natuurlijk niet zelf beslissen om een klacht van een huishoudhulp zomaar over te maken aan de politie of het parket. Wel kan de Vlaamse Sociale Inspectie de huishoudhulp doorverwijzen naar de politie, wat zeer belangrijk kan zijn.
Tot op vandaag werd er één klacht waarbij sprake is van grensoverschrijdend gedrag door een gebruiker, ingediend bij de Vlaamse Sociale Inspectie en werden nog geen gebruikers uitgesloten van het stelsel. Ik kan daarom nu niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat gevallen van grensoverschrijdend gedrag gemeld worden. Alleen zo kunnen ze verholpen worden. Ik wil de werkgevers ook aansporen om hun welzijnsbeleid op punt te stellen en hun werknemers ook de ruimte te geven om grensoverschrijdend gedrag te melden. Vanuit de Vlaamse bevoegdheid om gebruikers uit te sluiten van het dienstenchequesysteem of erkenningen in te trekken van dienstenchequeondernemingen is het belangrijk dat alle relevante inspectievaststellingen aan Vlaanderen overgemaakt worden. Ik neem dit ook op met collega Dermagne.
Ik denk dat het heel belangrijk is, collega, dat we daar absoluut de nodige gestrengheid aan de dag leggen en alles doen wat wij daaraan vanuit Vlaanderen kunnen doen, wat mij betreft. We moeten mensen wijzen op hun mogelijkheden om het te melden, want het is inderdaad niet evident om het te doen, wanneer je daar slachtoffer van bent. Ik ben me daar heel goed van bewust. Vertrouwenspersonen kunnen daarbij een heel belangrijke rol spelen in de organisatie, vertrouwenspersonen die een soort brugfiguur kunnen zijn om dit soort zaken ook aanhangig te maken.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, dank u voor uw omstandige antwoord. Collega Annouri verwees er al naar: grensoverschrijdend gedrag heeft in alle sectoren een aantal voorspellende factoren. Er is een machtsverhouding. Dat is in deze sector vaak de realiteit. Iemand gaat werken bij iemand thuis. Er is ook de kwetsbaarheid: mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden omdat ze alleen werken, niet omkaderd, zonder omstaanders. Ik denk dat we die elementen goed moeten meenemen. De sector, de manier van werken leent zich nu eenmaal tot dat soort verhoudingen. We moeten dus alles inzetten om de personeelsleden maximaal te omkaderen. Ik hoor u opnieuw zeggen dat u de bedrijven oproept om daar werk van te maken. Ook daar weer hetzelfde. Nogmaals, het is altijd hetzelfde met de dienstenchequesector: we moeten daar echt dwingender zijn. We moeten echt bekijken hoe we ook rond grensoverschrijdend gedrag onze poetshulpen beter kunnen omkaderen, beter kunnen begeleiden en ook de drempels kunnen verlagen om klachten te melden. U verwijst er immers zelf naar: vandaag is er nog niemand, of was het één iemand? (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
Eén iemand. Ik denk dat dat niet echt de realiteit weerspiegelt, zeker als we de cijfers van de campagne bekijken. Die drempel voor klachten moet echt worden verlaagd. Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid – het is een idee dat ik nu ter plaatse heb – dat niet het bedrijf, maar de Vlaamse overheid zelf iedereen die zich als poetshulp registreert, rechtstreeks zou informeren over wat mogelijk is, zodat men beseft dat men dat moet aangeven als er iets is?
In dezen botsen we opnieuw op de vraag wat federaal en wat Vlaams is. U verwees ernaar, en ik denk dat dat ook wel belangrijk is. De samenwerking met uw collega Dermagne, waarnaar u hebt verwezen, is essentieel. Enigszins aansluitend daarbij, zijn de federale inspectiediensten al uitgenodigd in de advies- en erkenningscommissie, om ook daar hun ervaringen eens te delen, ook in het licht van de federale doorlichting van de sector die is gebeurd?
De heer Ronse heeft het woord.
“Ik hou wel van borsten zoals de jouwe.” Collega’s, dat is wat Shana heeft moeten aanhoren op de plaats waar ze aan het poetsen was. Dat is gewoon verschrikkelijk, zo’n taalgebruik ten aanzien van iemand die de moeite doet om je vieze kot op te kuisen. Ik vind dat verschrikkelijk en degoutant. Wat ik echter even degoutant vind, is dat we in de krant moeten lezen dat zoiets gebeurt, dat het Werkbaarheidsfonds daarvan op de hoogte is, dat het Werkbaarheidsfonds tegelijk zegt dat Shana niet alleen is, dat er nog vele Shana’s zijn, dat wij hier in dit parlement twee jaar of al langer geleden een decreet hebben goedgekeurd en dat er nul komma nul monsters uit dat systeem zijn gehaald. Niks, nougatbollen, nul. Wat zijn we hier aan het doen? Decreten goedkeuren, op papier principes vastleggen, maar er gebeurt niks! Niks! Collega’s, ik ben echt kwaad. Ik vind dat ontzettend jammer, en ik vind dat we ons daar niet bij kunnen neerleggen. Dat decreet moet effectief ook in de praktijk tot resultaten leiden.
Dit kan maar aan twee dingen liggen. Het zou kunnen dat dit onvoldoende wordt gevoed, wat betekent dat onze huishoudhulpen zelf onvoldoende vertrouwd zijn met hoe ze een klacht kunnen indienen. Minister, u zei dat dit laagdrempelig is. Ik ben net naar de site van de Vlaamse inspectie gegaan. Zo laagdrempelig vind ik dat niet. Je hebt daar twee knoppen om een klacht in te dienen. Eentje gaat over discriminatie op het werk en de andere over inbreuken op datgene waarvoor Vlaanderen economisch bevoegd is. Je kunt dan de lijst op de contactpagina vinden en dan zie je op die lijst inderdaad een luikje dienstencheques. Je moet echter al bijna een aantal jaren in het parlement hebben gezeten om dat jargon te verstaan en daadwerkelijk op die knop te duwen. Daar hebben we dus werk aan. Veel huishoudhulpen zijn aangesloten bij een vakbond. Misschien kan er via de vakbond minstens al een grote informatiecampagne worden gedaan, zodat ze gewapend zijn wat dit betreft.
Het kan ook aan iets anders schorten. Ik hoop van niet en ik zeg het met heel veel voorbehoud, maar misschien maken de sociale inspectiediensten hier geen prioriteit van of zitten ze er niet echt op. Ik verwijs naar de discussie die collega De Vreese daarnet heeft geopend over arbeidsmigratie.
Ik zou dus zeer graag willen dat we nagaan hoe dat decreet echt tanden kan krijgen, niet om te bijten, maar wel om ervoor te zorgen dat huishoudhulpen op een correcte manier worden behandeld en dat hun veiligheid wordt gegarandeerd, want dat monsters mensen zoals Shana op zo’n vieze manier aanspreken in hun woning, dat kan en mag niet.
Dank u, minister. Ik sluit mij daar graag bij aan. Ik denk dat we een probleem hebben. Als er één klacht is, en nul mensen zijn geschorst, dan heb je een probleem, omdat je gewoon weet dat er veel gevallen van grensoverschrijdend gedrag zijn. Er is een campagne opgestart, en er is maar één melding gedaan.
Het brengt me terug naar de vorige legislatuur, waar we een discussie hebben gehad over de sport. Ik heb toen aan de toenmalige minister gevraagd hoeveel meldingen er zijn gekomen van grensoverschrijdend gedrag binnen het voetbal. Het antwoord was nul. Enkele weken later stroomden de getuigenissen de pers binnen, en is er een hele maatschappelijke discussie ontstaan.
Als mensen het slachtoffer zijn van grensoverschrijdend gedrag, is dat enorm confronterend. Je vraagt je af wat er in godsnaam gebeurd is. Je begint te twijfelen. Je begint de schuld bij jezelf te leggen. Je vraagt je af of je geloofd zult worden. Je wilt dan toch ergens melding doen – de mensen die die moed hebben gehad – en botst dan op allerlei drempels omdat dat ongelooflijk moeilijk is. Onze rol als beleidsmakers, en van u als minister, lijkt me om die drempels zo laag mogelijk te maken.
Wat er achter de schermen gebeurt als iemand een melding doet, maakt niet uit. Daar kunnen allerlei diensten met elkaar contact opnemen en moet dat bij de juiste persoon terechtkomen. Maar voor de persoon die de melding doet, moet dat ‘as easy as Sunday morning’ zijn. Die moet ergens op klikken, die moet zijn of haar verhaal kunnen doen, en daar moet mee aan de slag worden gegaan.
Mijn verhaal en mijn pleidooi, minister, mijn vraag aan u is: op welke manier zult u ervoor zorgen dat er meer meldingen gedaan kunnen worden? Want dat is van expliciet groot belang om ervoor te zorgen dat je dat beter in kaart brengt, en dat er vervolgingen gedaan worden. Welke campagne kan er komen, op welke manier zult u in gesprek gaan met de huishoudhulpen en uw vertegenwoordigers, om ervoor te zorgen dat die drempel verlaagd wordt, en dat we dit beter in kaart brengen, en dat we schouder aan schouder kunnen staan met zij die slachtoffers zijn?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, het zal u niet verbazen dat ik dat pleidooi volledig deel en onderschrijf, en dat we alle mogelijkheden zullen nagaan om, Vlaams, binnen onze bevoegdheden, laagdrempeliger te zijn.
Ik denk bijvoorbeeld – dat was een goede suggestie – dat bij de inschrijving elke huishoudhulp meteen informatie hierover kan krijgen van elke werkgever. Dan trek je daar natuurlijk ook de aandacht op. Ik besef dat. Maar het is belangrijk dat men meteen, vanaf dag een, weet waar men terechtkan als zich op dat vlak een probleem stelt.
Maar het is ook vaststellen dat we daar als Vlaamse bevoegde diensten op heden onvoldoende op gewezen worden. Ik denk dat het belangrijk is om na te gaan hoe we het decreet meer tanden kunnen geven, zoals collega Ronse zegt, om na te gaan hoe we daar kunnen werken aan een meer effectief klimaat op dat vlak, en veel strenger kunnen zijn, en diegenen die daar de grenzen overschrijden, veel sneller en efficiënter kunnen aanpakken vanuit – nogmaals – onze bevoegdheden.
Ik begrijp ook dat de inspectiediensten toelichting komen geven in de respectievelijke dienstenchequecommissie op dat vlak. Dat is dan federaal. Het is misschien belangrijk om daar dan ook de nodige aandacht aan te schenken. We nemen het ook verder op met collega Dermagne. Maar wij zullen alvast binnen onze regelgeving nagaan welke zaken we kunnen aanscherpen om de drempel om het te melden lager te leggen, en, ten tweede, elke huishoudhulp erop te wijzen welke de mogelijkheden zijn om daar effectief melding van te maken wanneer ze daarmee geconfronteerd worden. Want ik denk dat er inderdaad ook nog psychologische drempels zijn om dat te doen, en die moeten we zeker maximaal wegnemen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Aansluitend en afsluitend: ik denk – en het is door verschillende collega’s gezegd – dat de kwetsbaarheid waarin deze mensen zich bevinden, door wie ze zijn, door de werkomstandigheden, de deur openzet. Ik denk dat we ons daar ten volle bewust van moeten zijn. Minister, ik ben voor een stuk tevreden over uw antwoorden.
Collega’s, ik heb een heel concreet voorstel. Ik zou willen voorstellen dat wij rond dit onderwerp een paar mensen horen, vertegenwoordigers van het personeel, en dat we gezamenlijk – ik sta daar echt wel voor open – een initiatief nemen rond hoe we de strijd tegen grensoverschrijdend gedrag in de poetshulp kunnen aanpakken, en dat we daar ook aanbevelingen doen ten aanzien van de minister. Ik denk dat we hier als commissie die rol kunnen opnemen. Indien daar steun voor is, zou ik willen voorstellen dat we daar een trajectje uitstippelen: een paar hoorzittingen of één hoorzitting met een paar betrokken actoren, en dan gezamenlijk, over meerderheid en oppositie, een resolutie neerleggen in het parlement die ook de minister kan inspireren. Als daar steun voor is, stel ik voor dat we dat in de regeling der werkzaamheden meenemen, en op die manier een heel concrete stap zetten om die strijd samen te voeren.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik sluit me daar graag bij aan. Ik denk dat het interessant kan zijn om hier iemand van de vakbond of misschien een huishoudhulp zelf te hebben. Een dienstenchequebedrijf kan misschien ook zelf aangeven wat zij doen in hun policy om hun medewerkers daarin te ondersteunen. En iemand van de inspectie kan ons misschien ook wijzen op mogelijke zwakheden in het decreet waar we zelf niet op gelet hebben en die een effectieve toepassing ervan verhinderen. Ik zie daar dus wel brood in om huishoudhulpen te versterken. Ik wil daar zeker ook aan meewerken.
Ik sluit mij daar graag bij aan. Collega Verbeurgt, ik was net met mijn fractieleider aan het whatsappen over het idee van een gezamenlijk initiatief. Ik denk dat dat een heel goede zaak zou zijn. Ook mensen in deze commissie horen zou een goede zaak zijn. Daar sluit ik me namens de Groenfractie graag bij aan. Als we huishoudhulpen zelf uitnodigen, of mensen die het hebben meegemaakt, moeten we daar echt wel met de nodige discretie mee omgaan. Je hebt heel veel moed nodig om dat soort verhalen te brengen. Ik herinner mij dat soort commissievergaderingen van de vorige legislatuur. We kunnen dat doen, maar het lijkt mij in eerste instantie goed om experten aan het woord te laten en te zien hoe we daarmee aan de slag gaan.
Minister, als je in de pers ziet dat mensen naar buiten komen met hun verhaal, en er wordt effectief naar geluisterd en gevolg aan gegeven, gaan mensen ook meer de moed kunnen vinden om zelf ook naar buiten te komen met hun verhaal. Als ze bang zijn dat ze niet geloofd zullen worden en dat er geen gevolg aan zal worden gegeven, gaan heel veel mensen hun verhaal niet durven te doen. Ik denk dat het onze taak is om ervoor te zorgen dat op zijn minst die veilige omgeving gecreëerd wordt, zodat mensen het gevoel hebben dat er naar hen geluisterd wordt, dat ze geloofd worden en dat er iets mee gedaan wordt. Ik denk dat dat vooral de taak is die wij hier allemaal gezamenlijk hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.