Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, deze vraag is al oud, maar ik heb ze dan toch maar niet schriftelijk gesteld. De dienstreis was immers de reden waarom ik er niet was, en ik zou niet willen dat men zegt dat dat bepaalde gevolgen heeft. Grapje.
Ik heb deze vraag ook al gesteld aan uw collega Dalle wat het gegeven van armoede betreft. Dit gaat over de projecten over zorgzame buurten in Vlaanderen. Het doel is het maken van een buurt waar mensen comfortabel thuis of in hun vertrouwde buurt kunnen blijven wonen en de nodige hulp of ondersteuning kan komen van buren, zorgverleners of anderen. In deze tijden, waarin nogal wordt gepraat over een aantal rustoordmerken, en terecht, zou dat een eventueel alternatief kunnen zijn. In totaal worden ter zake 114 lokale projecten voor zorgzame buurten gesubsidieerd, en daar werd in totaal 9,4 miljoen euro voor uitgetrokken. Het is de bedoeling dat de projecten de komende twee jaren werken aan een zorgzame buurt.
Minister, het project dekt niet alle gemeenten in het Brusselse en het Vlaamse Gewest. Zullen er nog initiatieven worden genomen ten aanzien van de gemeenten die geen project hebben ingediend? Zo ja, welke? Komt er een evaluatie van het project? Zo ja, wanneer? Hoe zal die gebeuren? Zal die zowel kwantitatief als kwalitatief gebeuren? Zal er bij de evaluatie rekening worden gehouden met bepaalde structurele veranderingen qua leefomstandigheden en/of netwerken die in de buurt zijn gebeurd?
Mijn volgende punt sluit daarbij aan. Mijn ervaring met zorgzame buurten in mijn eigen gemeente en gemeenten in mijn omgeving is dat lokale besturen dat tot nu toe veeleer beschouwen als een nieuw bijkomend project dan als een poging om het bestaande netwerk en/of samenlevingsmodel te versterken. Deelt u mijn ervaring? Wordt daar desgevallend op ingegrepen en/of bijgestuurd? Het kan niet de bedoeling zijn om een zoveelste nieuwe structuur te maken. Het is net de bedoeling, denk ik, om het netwerk dat er al is, zo veel mogelijk te laten samenwerken en de mazen van dat net verder te sluiten. Wordt er ook geëvalueerd in welke mate de zorgzame buurten kunnen bijdragen tot plattelandsontwikkeling? Is er overleg met de minister bevoegd voor Plattelandsontwikkeling?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Eerst en vooral, dit gaat over een eenmalige projectoproep in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, waarbij zowel financieel als qua begeleiding in steun wordt voorzien voor zorgzame buurten. Het traject en de steun lopen tot het voorjaar van 2024. Er is geen bijkomende oproep gepland, maar we zetten van bij de start van de projecten in op het creëren en verspreiden van informatie en inspiratie, in eerste instantie naar alle lokale besturen en welzijns- en zorgorganisaties en in tweede instantie naar andere organisaties met een interesse in het beleid rond zorgzame buurten. We doen dat via onze website www.zorgzamebuurten.be. Ook organiseert de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een lerend netwerk zorgzame buurten voor alle organisaties die daar interesse in hebben. Er wordt nog gewerkt aan een toolbox voor startende zorgzame buurten enzovoort.
Ik kom tot de tweede vraag. Er loopt een flankerend onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het onderzoek werkt enerzijds aan het opstellen van beleidsaanbevelingen zodat we met de geleerde lessen aan de slag kunnen gaan. Anderzijds wordt, zoals ik al zei, gewerkt aan een toolbox voor startende zorgzame buurten. Met die toolbox geven we lokale besturen en welzijns- en zorgorganisaties die een beleid voor zorgzame buurten willen uitbouwen, een instrument in handen.
Dan de derde vraag. Het is inherent aan de projecten inzake zorgzame buurten dat ze veranderen in de loop der tijd, gelet op veranderingen qua bevolking en leefomgeving. De onderzoekers zullen dus op verschillende momenten doorheen het onderzoek peilen naar ervaringen en inzichten.
Dan uw vierde vraag. Werken vanuit de sterktes van een buurt is het basisaspect van een zorgzame buurt. Sommige trekkers en netwerken werkten al langer vanuit die visie. Voor anderen is het echt een leerproces. Daarom worden de projecten begeleid door een consortium van universiteiten, hogescholen en middenveldorganisaties via vormingen. Bijkomend zetten we coaches in, die wijzen op de mogelijkheden die al aanwezig zijn in de buurt. De Koning Boudewijnstichting (KBS) staat in voor de coördinatie. Daarenboven vragen we aan de projecten om te werken met een veranderingstheorie. We vragen hun om in dat document op te lijsten welke capaciteiten er aanwezig zijn in de buurt en welke nieuwe mogelijkheden het project ziet.
Natuurlijk zal het niet in alle zorgzame buurten even vlot verlopen, maar dankzij de coaches en het consortium kunnen we knelpunten aanpakken. De coaches bekijken ook met de KBS welke moeilijkheden zorgzame buurten hebben en welke oplossingen kunnen worden geboden, soms zelfs op maat van één buurt. Ik deel uw ervaring op dit moment dus eigenlijk niet. De feedback die wij krijgen van het terrein, is grotendeels zeer positief, maar ik erken wel dat er verschillen zijn op het terrein.
Dan uw vijfde vraag. We richten ons op drie pijlers: sociale cohesie, connectie en het verlenen van integrale zorg en ondersteuning met een focus op levenskwaliteit. Die pijlers zijn identiek in de stad en op het platteland, maar de invulling van de pijlers is vaak erg verschillend. Een dichtbevolkte stadswijk met ook heel wat voorzieningen in de buurt zal een andere zorgzame buurt zijn dan een landelijk dorp waar er bijvoorbeeld enkel een huisarts en een buurthuis aanwezig zijn. Het was van bij de start echter al de bedoeling om die variatie te hebben. Bij het werken aan een zorgzame buurt worden er vaak linken gelegd met heel wat andere domeinen. Om die reden is het lokaal bestuur altijd een partner in het lokale samenwerkingsnetwerk. Met de minister bevoegd voor Plattelandsontwikkeling is er over dat punt nog geen overleg geweest, maar wat niet is, kan uiteraard nog komen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik zou nu meteen gebruikmaken van de goede verstandhouding om dat misschien te beginnen te doen. Dank u wel voor het antwoord. Ik heb nog een paar bedenkingen. Dit is inderdaad een eenmalige subsidiëring. Dat was ook aangekondigd. Ik denk echter dat men toch de ambitie moet hebben om te bekijken wat daar eventueel van kan overblijven. Ik ben het met u eens dat het zeer variabel is waarop wordt ingezet en hoe in de praktijk wordt gewerkt. Ik zie dat ook bij projecten bij mij in de omgeving of in de omliggende gemeenten. Dat is ook een beetje logisch.
Aansluitend bij mijn opmerking over dat eenmalige, ik hoop natuurlijk dat, aangezien ook een aantal universiteiten betrokken zijn, en de Koning Boudewijnstichting, er toch bepaalde conclusies uit de projecten zullen kunnen worden getrokken en dat kan worden meegenomen naar een veeleer duurzaam en langduriger beleid. Zoals ik zei, de context is dat men dat in een aantal gemeenten als iets nieuws ziet, en dat men dat niet bedoelt om de netwerken die er zijn, beter te laten samenwerken. Dan loopt men natuurlijk het risico dat, als de subsidie wegvalt, ook die zorgzame buurten en de dingen die ter zake gebeuren, ophouden met werken. Dat zou spijtig zijn. Dat mag niet de bedoeling zijn.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega’s, de collega vertrekt bij zijn vraagstelling vooral vanuit de vraag in welke mate de projecten zullen bijdragen tot de plattelandsontwikkeling. Ik heb een vraag over de projecten en lintbebouwing. We hebben streken met heel veel lintbebouwing. Ikzelf woon in een heel, heel lange straat, dus ik heb niet echt een buurt. Ik heb mij al afgevraagd hoe men daar, in zo’n lange lintbebouwing een project voor een zorgzame buurt kan opstarten. Ik weet niet of die ervaringen worden meegenomen in het experiment.
Verder heb ik een zorg met betrekking tot het tijdelijke karakter van het project. Men wil dingen onderzoeken. We weten allemaal dat de nulde lijn, zijnde de mantelzorg, de familie, de vrienden en het lokale dienstencentrum, sterk bijdraagt tot zorgzame buurten, en net die sterke partners in zorgzame buurten worden op dit moment het minst gefinancierd. Zult u dit werkjaar al proactief nadenken over en zorgen voor het voortbestaan van de zorgzame buurten? Zult u in het voorjaar van 2024 een bruggetje maken om ervoor te zorgen dat die projecten voor zorgzame buurten niet als een pudding in elkaar zakken, ondanks mooie dossiers?
Ik wil me even aansluiten wat deze vraag betreft. Collega Vandenhove, de rijkdom en de grote verschillen die we zien in Vlaanderen, dat vind ik eigenlijk wel typerend voor dit project. Wat de vraag betreft die collega De Martelaer stelde, dan moet daar een andersoortig project worden uitgerold dan in een stad, in een bepaalde buurt, in een bepaald wijk. Je ziet grote verschillen. Ik denk dat we die verschillen en de lokale implementatie die gebeurt, moeten omarmen.
Minister, ik heb nog twee bijkomende vragen. Op 1 oktober 2022 waren er 133 projecten met buurtanalyse. Is daar al een meta-analyse van gemaakt, met de verschillen die er zijn, om daar ook goede praktijken uit te halen? Ik verwijs naar de vraag van collega De Martelaer als voorbeeld. Ik denk dat je zulke zaken wel in meerdere buurten ziet. Er zijn ook buurten waar je een oudere populatie hebt, buurten met appartementsgebouwen. Daar is soms een andere sociale verbondenheid. Is er daarvan een analyse?
Hoeveel van de 20 miljoen euro ingeschreven op de provisie voor relance om te werken aan zorgzame buurten is intussen al bestemd? Hebt u daar een zicht op? Staan die middelen nog open, of zijn die helemaal aangewend? Als u dat hier niet voor de vuist weg zou kunnen zeggen, dan verneem ik het later wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Collega Vandenhove, collega De Martelaer, ik zou toch reclame willen maken. Er zijn inspiratiedagen voor de zorgzame buurten die eraan komen. Ik wil meegeven dat we na enkele dagen al meer dan vijfhonderd inschrijvingen hebben. Dit leeft dus absoluut. Collega De Martelaer, die inspiratiedagen zullen hopelijk bijvoorbeeld ook op uw vraag een antwoord bieden: hoe organiseer je zo’n zorgzame buurt? Ik heb de waarheid niet in pacht. Het is een relanceproject, zoals collega Daniëls zegt. Uiteraard zullen we conclusies uit dat project trekken. Het is de bedoeling dat die verduurzaming wordt gerealiseerd. Die was al vanaf het begin een aandachtspunt, waarop alle aanvragers hun strategie moesten bepalen. Hoe zouden ze dat aanpakken? Men moest er ook rekening mee houden dat dit zou eindigen. Het is relance. Dat betekent dat je een opstap krijgt om iets te doen en om, zoals collega Vandenhove zei, wat er is beter te verankeren, om beter samen te werken of nieuwe dingen te maken. Dat hoort er dus bij.
Elke buurt is anders. We hebben die dus ook niet gedefinieerd naargelang de hoeveelheid inwoners of flatgebouwen of straten. Elke buurt in stad of platteland heeft zijn uitdaging. We hebben trouwens een zeer, zeer goede spreiding in de projecten tussen grootsteden en gemeenten met minder dan tienduizend inwoners. We kunnen dus eigenlijk lessen trekken voor alle soorten.
De buurtanalyse zou binnen zijn. Ons departement is daar nu een eerste analyse van aan het maken. Die zal dan uiteraard ook met jullie worden gedeeld.
Van de 20 miljoen euro is 13,5 miljoen euro bestemd voor de projecten voor zorgzame buurten. 6,5 miljoen euro is besteed aan geestelijke zorg op lokaal niveau. Dat is dus zo gesplitst tussen een groot budget voor sociale buurten en geestelijke gezondheidszorg.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.