Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op 28 februari 2023 stond op de agenda van de federale commissie Gezondheid het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van verdovende middelen.
Dit wetsontwerp heeft tot doel de wet van 24 februari 1921 te wijzigen zodat diegenen die in het kader van een erkende risicobeperkende gebruiksruimte het gebruik van verdovende middelen faciliteren niet strafbaar zijn. Het wetsontwerp situeert risicobeperkende gebruikersruimten in een ‘harm reduction’-strategie naast onder meer een spuitenruil en substitutiebehandeling.
De erkenning van gebruiksruimten, en dus de bepaling waaraan de gebruiksruimten moeten voldoen, zijn een bevoegdheid van de gemeenschappen. Daarom heb ik enkele vragen.
Zult u op Vlaams niveau een wettelijk kader creëren voor de erkenning van gebruiksruimten?
Zo ja, hoe ziet u de organisatie en de invulling daarvan? Zal er gewerkt worden naar een toeleiding naar de gezondheidszorg- en welzijnsdiensten?
Wie zal de erkenning afleveren? Zal dat de Vlaamse overheid zijn of zullen dat de lokale overheden zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Saeys, het is uw zitting vandaag. (Opmerkingen)
Ik ben niet op reis geweest, hé. Ja, op studiebezoek, maar ik heb mooie foto’s gezien. (Opmerkingen)
Op dit ogenblik staat dat niet op de agenda. Het is ook geen eenvoudige beslissing om te nemen. Ik ben uiteraard bekend met de functie en de mogelijke theoretische voordelen van gebruikersruimten. Ik heb geen probleem met het principe van schadebeperking op zich. Wij financieren al twintig jaar programma’s rond spuitenruil, en wij breiden momenteel de werking van de lopende pilootprojecten rond de preventie van hepatitis C naar injecterende druggebruikers uit naar heel Vlaanderen.
Als het gaat over gebruikersruimten, dan zijn er een aantal stappen die eerst genomen moeten worden. Ik beschrijf ze even: het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) beschrijft niet alleen mogelijke voordelen, maar ook heel wat cruciale randvoorwaarden. Zo moet er een draagvlak zijn bij de bevolking en de politiek, zowel op Vlaams als op lokaal niveau.
Een andere voorwaarde is dat de financiering van dergelijke initiatieven structureel moet zijn en voldoende. De gebruikersruimte in Luik kost op dit ogenblik 850.000 euro per jaar. Ik heb uit het advies van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere drugs (VAD) ter zake begrepen dat de investeringen niet ten koste mogen gaan van de bestaande hulpverlening, en ik begrijp dat volkomen.
De vraag stelt zich ook of, als we extra middelen zouden investeren, gebruikersruimten dan de grootste meerwaarde bieden in termen van gezondheid en welzijn. We zouden ook kunnen opteren om, bijvoorbeeld, meer in te zetten op ‘housing first’-initiatieven naar deze kwetsbare doelgroep. Het lijkt me moeilijk te verantwoorden dat we dakloze gebruikers wel een ruimte zouden aanbieden om te gebruiken, maar niet om te wonen.
Voor we dus een wettelijk kader maken, zou ik graag een doordacht antwoord hebben op deze vragen. Een solide wettelijk en financieel kader is voor mij sowieso een noodzakelijke voorwaarde om hiermee te starten.
Alles wat we doen naar injecterende druggebruikers, zeker ook de initiatieven rond schadebeperking, zijn erop gericht om de drempel naar hulp te verlagen. Dat loskoppelen zou moreel niet verantwoord zijn, denk ik.
Zoals ik al zei in mijn antwoord op de eerste vraag, is een wettelijk kader op Vlaams niveau nog niet voor morgen. Ik wil daarvoor eerst een aantal vragen uitklaren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat dat zeer terechte vragen zijn, die eerst bekeken moeten worden voor men daar effectief toe over gaat.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega Saeys, dank u wel voor de vraag, want dat geeft ons de gelegenheid waardoor ikzelf maar ook onze fractie ons standpunt hierover nog eens kunnen benadrukken.
Wij zijn hier absoluut geen voorstander van, dat is echt een no-go voor onze fractie, zeker ook omdat er in het regeerakkoord met geen enkel woord over gerept wordt dat wij druggebruik gaan vergemakkelijken. Alleen al bij het idee om gebruiksruimten en druggebruik te faciliteren, vraag ik mij af waar we in godsnaam mee bezig zijn. Wat doen wij hier dan in de commissie Welzijn?
Ik kan mij er echt in opjagen, sorry, minister, maar ik snap niet goed dat dat zomaar kan. Het is niet omdat twee deelstaten het tot nu toe illegaal georganiseerd hebben, dat er dan een wettelijk kader voor moet komen, en wij als Vlaanderen dan ook maar moeten volgen. Ik hoop dus dat hier zeer goed over wordt nagedacht. Ik hoop eigenlijk dat dat ook hier een no-go is. Ik stel mij ook de vraag wat je tegen de mensen in de omgeving, in de straat, in het dorp zult zeggen als er daar van die gebruiksruimten zouden komen en dat zoiets gesteund zou worden door de Vlaamse overheid en dat wij daar volledig mee akkoord gaan.
Ik heb het hier heel moeilijk mee. Ik hoop echt, minister, dat u mijn standpunt en het standpunt van onze fractie deelt, en dat u hier niet in zult meegaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Verheyen, ik zal u voor uw mentale rust al waarschuwen dat ik een iets ander geluid zal laten horen. Omdat ik hoor dat u zich er echt in kunt opjagen, wil ik u daar toch voor waarschuwen.
Als de vraag is wat we zouden zeggen tegen de buurt en de mensen die zich hier zorgen over maken dat we dat financieel zouden ondersteunen, dan lijkt mij daar maar één helder antwoord op te zijn. Dat is namelijk dat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat dit helpt om de stap naar de hulpverlening te zetten, en dat drugs nooit afwezig zullen zijn. Je kunt het achter allerlei deuren en poorten wegsteken, of je kunt mensen die beseffen dat ze een probleem hebben helpen om tot bij de hulpverlening te raken.
Minister, u hoort mij daarbij niet zeggen dat de randvoorwaarden die u schetst niet cruciaal zijn. Het lijkt mij heel erg belangrijk om een structureel financieel kader te hebben. Het lijkt mij ook niet nodig om een concurrentiestrijd te organiseren met housing first-projecten en met ander omkaderend beleid, en om de nodige hulpverlening en de wachtlijsten daar af te bouwen. Wij zijn daar altijd een bondgenoot in.
Maar ik vind wel, en dat wil ik toch ook vanuit onze fractie benadrukken, dat als wetenschappelijk onderzoek aantoont dat dit een van de belangrijke instrumenten kan zijn – maar het lijkt mij dat de problematiek groot genoeg is om meerdere handvatten en wegen naar de toekomst te zoeken – dan willen wij u daar ook in aanmoedigen, minister, om daar complexloos naar te kijken. Ik begrijp dat het regeerakkoord duidelijk is, ook op basis van de verklaring van collega Verheyen. Ik vermoed dus dat het niet meer voor deze legislatuur zal zijn, maar laat ons alvast het voorbereidend werk doen om te kijken hoe we in de toekomst wel zonder taboes de problematiek van de drughulpverlening kunnen aanpakken.
Collega Vaneeckhout, ik wil collega Verheyen echt nog ondersteunen. Wat u nu zegt is eigenlijk dat u gebruik wilt faciliteren, om dan te kunnen helpen. Misschien moeten we direct helpen, en niet eerst gebruik faciliteren. Ik vind dat echt de wereld op zijn kop.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik kijk uit naar de gezamenlijke regeerverklaring tussen Groen en de N-VA.
De vraag om uitleg is afgehandeld.