Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik had deze vraag eigenlijk naadloos aan mijn vorige vraag kunnen breien. Dit is ook veeleer een opvolgingsvraag. U kunt er zeker van zijn dat ik in november van dit jaar met een gelijkaardige vraag tot bij u zal komen. We hebben het hier al uitgebreid gehad over verrommeling tegengaan, samenwerkingen afstemmen, synergieën zoeken, efficiëntie zoeken. De fusies en fusietrajecten die wij zo graag wat meer zouden zien in Vlaanderen, zijn natuurlijk een heel belangrijk gegeven daarin. Er is echter meer. We zien de jongste weken, ook hier bij ons in de commissie, dat er wordt gediscussieerd over het Gemeentefonds, over de opmaak ervan. De verdeling van die fondsen wordt in vraag gesteld. Moeten we dat herbekijken? Welke parameters zouden we dan kunnen gebruiken? We hebben daar een heel interessante gedachtewisseling over gehad. Het is niet alleen het Gemeentefonds. De hulpverleningszones zijn hier vandaag ook al ter sprake gekomen. Ook daar zien we toch wel bijzonder grote verschillen als het gaat over de bijdragen per capita die naar deze of gene gemeente of stad gaan.
Het is dus goed oppassen in elke gemeentelijke of stedelijke context. Daarom zijn de fusies, is het vergroten van onze gemeentes en onze stedelijke samenwerking zo belangrijk. Minister, daarover heb ik een opvolgingsvraag aan u.
We hadden vijftien fusieoperaties als target gesteld deze legislatuur. Nu hebben we er acht, dacht ik. Met hetgeen er nog in het verschiet ligt, want dit moet eind dit jaar klaar zijn en begin volgend jaar worden opgestart, lijkt het me niet meer te verwezenlijken dat daar nog heel veel bij zou komen.
Daarom wou ik uw reactie eens horen. Hoe staat u nu tegenover de fusieoperaties die zijn gebeurd? Bent u wat teleurgesteld over de getallen die nu voorliggen? Kunt u ons een idee, een momentopname geven van de schuldovernames die de Vlaamse overheid in totaal heeft gedaan? Dat is toch een heel belangrijk aspect, een heel belangrijke drijfveer in het hele gebeuren. Ziet u, met hetgeen we nu allemaal weten, het afgelegde traject bekijkend, nog meer middelen, meer mogelijkheden die u zou kunnen aanwenden om gemeentes en steden tot vrijwillige fusies te laten overgaan?
– Kris Van Dijck treedt als voorzitter op.
Dank u wel, mijnheer Van Miert. Dat het over vrijwillige fusies gaat nu ik opnieuw de vergadering voorzit, is louter toevallig. Bij dezen wens ik ook de heer Ongena te danken voor het starten van de werkzaamheden hier om 14 uur.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij u hier te zien. Dat geeft toch vertrouwen en een zekere houvast aan de vergadering.
Mijnheer Van Miert, u weet dat deze regering ervoor heeft gekozen om vrijwillige fusies te stimuleren, en niet om over te gaan tot een meer dwingend kader. Dat is een keuze van onze regering, en we werken binnen die keuze. Dat neemt natuurlijk niet weg dat men daar in gemeentehuizen steeds meer over praat, omdat men toch wel voelt dat opschaling tot een zekere hoogte in de toekomst steeds minder te vermijden valt en dat er steeds meer studies en indicatoren zijn die duidelijk maken dat we samen die richting uit moeten, om zowel sterkere steden als een sterker platteland te hebben.
Wat is de stand van zaken op dit moment? U hebt het juist: er zijn acht fusietrajecten formeel opgestart, een in West-Vlaanderen, twee in Oost-Vlaanderen, een in Antwerpen, drie in Limburg en een provinciegrensoverschrijdende fusie, namelijk tussen Beveren, Zwijndrecht en Kruibeke. Daar hebben de gemeenteraden reeds een principiële beslissing tot fusie genomen. Op dit moment zijn er daarnaast ook nog drie potentiële fusies in het vooruitzicht, waarbij de besturen hun intenties openlijk en gezamenlijk hebben uitgesproken. In Limburg onderzoeken de stad Hasselt en de gemeente Kortessem de piste om te fuseren tot een mogelijke fusiegemeente van 88.000 inwoners. Afhankelijk van het resultaat van een perspectiefnota die momenteel wordt opgemaakt, zouden beide besturen nog voor de zomer al dan niet een eerste principiële beslissing tot fusie nemen. Ook De Pinte en Nazareth onderzoeken een fusie. Dat is een potentiële Oost-Vlaamse fusiegemeente van 23.000 inwoners. Ook dit onderzoek wordt begin 2023 gevoerd en afgewacht alvorens er een beslissing zal worden genomen. Nog niet langer geleden dan gisteren kondigden de burgemeesters van drie gemeenten uit het Pajottenland, namelijk Galmaarden, Gooik en Herne, hun fusieplannen aan. De princiepsbeslissing zou nog deze maand door de betrokken gemeenteraden worden goedgekeurd.
Dat brengt het totaal dus op elf, waarvan er twee zijn die met drie gemeenten zijn gefusioneerd. Gelet op het aantal gestarte fusies, weten we van – naast de acht die al gestart zijn – drie gemeenten die het al formeel gezegd hebben.
Evident zijn er op een aantal plaatsen ook ernstige informele gesprekken die op dit moment nog vertrouwelijk zijn. Het is voor mij niet mogelijk om daar een volledig overzicht van te geven, dat kan ik en wil ik ook niet doen. Ik kan dus nog niet met zekerheid voorspellen hoeveel definitieve fusietrajecten er zijn. Maar het is nog steeds mogelijk dat we op het einde van de rit aan vijftien gemeentefusies komen. Men moet pas tegen het einde van het jaar de definitieve beslissing nemen. Idealiter neemt men die beslissing voor de zomer. Maar kijk naar Lievegem in de vorige legislatuur. Die gemeente nam drie maanden voor de deadline een principiële beslissing tot fusie, en ze hebben dat traject ook tot een goed einde gebracht.
Wat is de totale overname van de schuld? Wel, het totale bedrag van de schuldovername voor de acht formele, gestarte fusietrajecten bedraagt 188.507.600 euro.
Op welke manier tracht ik vandaag lokale besturen te overtuigen, en heb ik zicht op de kleine gemeenten? Wel, van de huidige formeel gestarte fusietrajecten hebben vier van de zeventien gemeenten – namelijk Ruiselede, Wachtebeke, Moerbeke en Hoeselt – een inwoneraantal dat kleiner is dan tienduizend inwoners. Daarnaast zijn er bij de andere gemeenten, die de fusie ook al hebben aangekondigd, maar nog niet de beslissing in de gemeenteraad hebben genomen, nog eens vier gemeenten met minder dan tienduizend inwoners – namelijk Kortessem, Herne, Gooik en Galmaarden. U weet uiteraard dat dat het gevolg is van het vrijblijvend traject.
Verschillende onderzoeken tonen aan dat kleine gemeenten met minder dan tienduizend inwoners vaak moeilijker hun taken kunnen uitvoeren. Ik verwijs daarvoor naar het Groot Gemeentelijk Communicatieonderzoek van Thomas More, dat aangeeft dat de communicatie van gemeenten met minder dan tienduizend inwoners er sterk op achteruit gaat. Een analyse van Voka Antwerpen (Vlaams netwerk van ondernemingen), een andere studie, geeft aan dat kleine gemeenten onvoldoende garanties bieden op een lokaal economisch beleid. En uit een onderzoek van Audit Vlaanderen blijkt dat de kleine lokale besturen kwetsbaarder zijn dan andere besturen, en ga zo maar door.
Daarmee heb ik geen kwaad woord gezegd over de individuele gemeenten, laat staan zelfs over de bestuurders die daarin zitten, het gaat over een schaaldiscussie. De kleinere gemeenten zouden dus het meest baat kunnen hebben bij een fusie om hun bestuurskracht te versterken. Ik heb de voorbije jaren en maanden permanent opgeroepen om ernstig te onderzoeken om het stimulerings- en ondersteuningsaanbod dat de Vlaamse Regering ter zake aanbiedt, en dat het Agentschap Binnenlands Bestuur aanreikt, ernstig onder ogen te laten nemen. De aankondiging van gisteren is daar opnieuw een mooi en een sterk signaal van.
Ik hoop dus nog altijd dat we aan onze vijftien fusies geraken, met meer dan dertig gemeenten. Maar u weet dat ik denk dat – en dat is het kader van het huidige regeerakkoord – we toch naar een opschaling zouden moeten gaan. Want zowel voor de lokale besturen, maar eigenlijk ook voor de Vlaamse overheid, zou dat alleen maar een positieve zaak kunnen zijn. Maar daar kunnen de politieke meningen over uiteenlopen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik had nog een aantal extra vragen voor u, maar gezien de mimiek van de voorzitter, die nu naast u zit, zal ik die voor een latere gelegenheid bewaren.
Houd u niet in, collega.
Alle gekheid op een stokje, voorzitter.
Ik geloof net als u, minister, in het feit dat de taken die worden opgelegd aan de besturen in 2023 niet meer van de poes zijn. Als het gaat over kwalitatieve werking of expertise, dan zijn die niet meer voor elk klein bestuur weggelegd om daar personeelsleden voor in huis te hebben.
Die opschaling moet worden verdergezet, ook in het kader van heel die oefening die we aan het maken zijn, namelijk die subregiovorming. Wat gaat er nu met de provincies gebeuren? Ik denk dus dat een fusiebeweging in stand gehouden moet worden, hopelijk gebeurt dat ook door de volgende Vlaamse Regering, om de taken en dienstverlening die we naar onze burger toe moeten garanderen tot een goed einde te brengen. Dat kan alleen op deze manier.
Ik ga in ieder geval, minister, tegen het einde van dit jaar nog eens een gelijkaardige opvolgingsvraag stellen, om te kijken waar we dan effectief geland zijn.
We hebben hier een fusievoorbeeld: de heer Van den Heuvel.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik heb een kleine vraag voor u, minister. Tijdens de vorige legislatuur was het heel eenduidig en simpel: 500 euro per inwoner voor de schuldverlaging bij een grote fusie of kleine fusie. Bij het regeerakkoord is ervoor geopteerd om er een differentiatie in te maken, bij minder dan 20.000 inwoners krijgen ze helemaal niets en dan wordt het gradueel opgebouwd: voor een nieuwe fusiegemeente met meer dan 20.000 inwoners wordt het 200 euro, om dan uiteindelijk tot 500 euro te komen.
Als ik dat lijstje zie, dan constateer ik dat meer dan een vierde van die middelen naar één fusie gaat, namelijk die tussen het kleine Borsbeek en de grote stad Antwerpen. Ik wil hier niet meedoen aan het bashen van Antwerpen of van de centrumsteden, helemaal niet. Ik verwijs ook naar de volgende fusie, van Hasselt met Kortessem, goed voor 45 miljoen euro. Dan gaat men naar 100 miljoen euro. Als je het allemaal bij elkaar telt, is dat bijna de helft. Het beleidsopzicht is het versterken van het Vlaamse lokale niveau en dan moet je zeggen dat de helft van dat geld dat we vanuit Vlaanderen willen investeren naar twee fusies van een grootstad met een kleine gemeente gaat. Ik vraag mij af of dat dan de juiste weergave is. Want de uitdaging van het versterken van de lokale besturen ligt volgens mij niet zozeer in Antwerpen en Hasselt, maar meer verspreid in de rest van Vlaanderen. We moeten dat in de toekomst misschien toch weer wat meer in overweging nemen.
Ik kan de gedachtegang volgen dat we dat bij minder dan 20.000 inwoners niet moeten stimuleren. Maar ik verwijs naar het mooie voorbeeld van vandaag, het Pajottenland, een dunbevolkte streek. Daar komt een gemeente van 25.000 inwoners en zij krijgen ocharme zowat 4 miljoen euro. De nieuwe gemeente van het Pajottenland vind ik een heel waardevol project. Als ik die 4 miljoen euro uitzet tegen de 50 miljoen euro om van Borsbeek het tiende, dertiende of ik weet niet hoeveelste district van Antwerpen te maken, dan vind ik dat het Pajottenland minstens evenwaardig is, maar toch worden ze op financieel vlak twaalf keer minder gestimuleerd. Wat denkt u daarover?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, u stelt een interessante vraag. Laten we eerst eens bekijken wat er nieuw is aan de fusies van vandaag in vergelijking met de vorige legislatuur. Tijdens de vorige legislatuur waren het, ere wie ere toekomt, heel vaak de christendemocratische burgemeesters die de handen in elkaar sloegen. Het waren vaak fusies binnen eenzelfde politieke familie.
Vandaag zien we meer fusies over politieke grenzen heen. Ik vind dat heel positief. Dat is echter moeilijker, het is een volgende stap, daarin moeten we eerlijk zijn. Het is een positieve zaak.
Mijn beeld van het Vlaanderen waar we bestuurlijk naartoe zouden moeten gaan, is een Vlaanderen met sterkere steden, maar ook met een sterker platteland. Die twee sluiten mekaar niet uit. Maar we moeten onze steden ook opschalen. Ik kijk even naar Nederland. Dertig of veertig jaar geleden waren veel van de Nederlandse steden die vandaag een pak gegroeid zijn niet veel groter dan Vlaamse steden. Ik kijk naar de Noord-Brabantse steden en neem mijn eigen stad Mechelen als referentie. Vijftig jaar geleden waren wij in vergelijking met de Nederlandse steden een grote stad. Vandaag worden wij overklast door steden als Breda, die helemaal niet het historische erfgoed van mijn stad hebben, maar die gewoon door fusie en bewuste verdichting en concentratie van de groei in en rond de steden enorm in inwoners zijn toegenomen. Daardoor hebben zij ook een slagkracht die toch van een andere orde is dan onze Vlaamse steden. De stad Utrecht is de voorbije twintig jaar gegroeid met het aantal inwoners dat de stad Mechelen heeft. Dat is spectaculair. En de volgende twintig jaar zal Utrecht opnieuw zoveel groeien. Dat is een keuze die men in Nederland heeft gemaakt. Wij hebben andere keuzes gemaakt.
Maar dus het feit dat je ook stimuleert dat gemeenten die moeilijke sprong zetten – want dat is veel moeilijker dan tussen gelijkwaardige partners zeggen dat je de kleine broer of zus bent, maar toch die fusie aangaat – en dat je die ondersteunt, vind ik zeker een goede zaak.
Waar u over kunt discussiëren, dat wil ik ook niet uit de weg gaan, is de vraag of er onevenwichten in zitten, of het nodig is om het op die manier te doen. U hebt het voorbeeld waar u naar verwees, zelf aangehaald. U kunt daarover discussiëren, maar het is de regel die we afgesproken hebben. We moeten die ook toepassen, maar u kunt daar vragen bij stellen.
Maar ik geef u toch een ander voorbeeld, want het gaat niet alleen over Antwerpen en Borsbeek. Er is ook de fusie van Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht. Dat is toch ook een knappe fusie. Daar gaan we toch ook 42,8 miljoen euro aan geven? Dat is toch bijna zoveel, dat is een grote fusie. Of de fusie tussen Lokeren en Moerbeke is toch ook een gemeente die zich daarmee boven de 40.000 inwoners tilt, een stedelijke context heeft. Daar geven we toch ook 25 miljoen euro aan? Het is gedifferentieerder, maar ik begrijp uw opmerking.
Dit is waar ik denk dat we volgende keer naartoe moeten gaan, ik heb dat hier al eens verteld. Er zijn partijen die zeggen dat je de regels van hoe we geld verdelen over de gemeenten, de regels van het gemeentefonds, moeten herbekijken. Ook uw partij is daar vragende partij voor. Uw voorzitter heeft dat hier ook al laten weten in het parlement. Zitten die regels nog wel rechtvaardig ineen? Wat betreft die middelen die wij geven aan de gemeenten, zitten die parameters wel juist? Ik denk dat dat een zinvol debat is, we hebben daarom ook een studie besteld.
Het tweede dat we moeten doen is misschien meer bevoegdheden doorschuiven naar het lokale bestuur. We voelen steeds meer – we hebben dat deze legislatuur gezien – dat bij alle crisissen, de lokale besturen in de frontlijn zitten. En er zijn nu vandaag nog uitdagingen – ik ga daar nu niet dieper op in, dat zijn ook uitdagingen die we elke dag in ons parlement tegenkomen – waarvan ik denk moest je daar meer verantwoordelijkheid kunnen geven aan lokale besturen, meer sturing, meer regie, meer mogelijkheden, dat een aantal van die uitdagingen misschien gemakkelijker kunnen worden opgelost.
Dus ik denk dat het decentraliseren een tweede beweging is. Maar als u die twee dingen doet, zult u maar kunnen decentraliseren als u opschaalt. En als u uw gemeentefondsen wilt herschikken, dan ga je dat ook alleen maar kunnen doen – tenzij u zegt dat u enkele honderden miljoenen extra hebt per jaar, u gaat niet van de ene kunnen afpakken om aan de andere te geven – samen met een bredere fusiebeweging.
Dan stel ik mij de vraag, als u die drie dingen doet – decentraliseren, herschikken van gemeentefondsen en u doet daarnaast een echte fusiebeweging –, of u nog schulden moet overnemen. En daar zijn nog tussenformules denkbaar. Opleggen van bovenaf vind ik geen gezonde methode, maar u zou naar een Deens model kunnen gaan. U zegt dan dat u twee, drie jaar tijd hebt om uw partner te kiezen, u probeert minimum tot die schaal te komen, en dan is het oké. Dan is de vraag of u nog schulden moet overnemen bij zo’n fusie. Als u die drie operaties samen doet is de vraag of u een nieuwe schuldovername moet doen. Ik weet dat in alle eerlijkheid niet, ik twijfel daar sterk aan. De combinatie van die drie zou volgens mij een verstandige, gedurfde, moeilijke oefening zijn om die opschaling die we nodig hebben, een fairdere verdeling te realiseren. Zodat ook meer grote landelijke gemeenten – want die gaan we ook hebben – voldoende slagkracht hebben om dat landelijke goed te kunnen bewaken. Maar ten derde dat je ook sterkere steden hebt, ook hier en daar iets grotere steden. Als je dat doet met die extra bevoegdheden, is dat volgens mij de weg vooruit, dat is mijn aanvoelen. Maar uw vraag is een terechte vraag, mijnheer Van den Heuvel, waar ik ook niet meteen neen tegen zeg, tegen uw opmerking.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik denk dat het weer een interessante discussie is, voorzitter. Ik heb geen extra vragen of opmerkingen, maar we gaan ongetwijfeld dit onderwerp, in samengaan met de andere die we zonet ook weer hebben aangehaald, nog wel meer horen bij onze werkzaamheden in deze commissie.
Daar zijn we allemaal van overtuigd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.