Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, we hebben een maand geleden, ergens in de loop van februari, een gedachtewisseling in deze commissie gehouden, onder meer met de algemeen directeur van het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), de heer Jo De Ro, die ook een stand van zaken kwam geven over de pijler maatschappelijke oriëntatie (MO) in ons Vlaams inburgeringsverhaal. De heer De Ro gaf hierbij aan dat de sector klaar is voor de organisatie van inburgering in het buitenland, en dat men daar eigenlijk ook in het najaar al mee van start wilde gaan. De sector lijkt klaar te zijn, maar de politiek heeft hierrond nog niet al te veel actie ondernomen tot nu toe.
De heer De Ro, voormalig collega in dit parlement, zei ook dat men zich in eerste instantie wilde richten op landen van waaruit veel gezinsherenigers naar Vlaanderen komen, maar er werd niet gespecifieerd om welke landen dat precies ging. Er lijkt nog niet al te veel beslist, terwijl het najaar alsmaar dichterbij komt, en men, denk ik, toch voorbereidende stappen zou moeten beginnen te ondernemen indien men dan effectief wil landen met die inburgering in het buitenland.
Het is geweten dat bijna drie vierde van de verplichte inburgeraars via gezinshereniging naar Vlaanderen komt. U hebt daarover in eerdere interviews, en ook hier in de commissie, al gezegd dat er te veel passieve migratie is, en dat u dat in elk geval wilt aanscherpen. U wilt het niet onmogelijk maken, maar u vindt – en ik ben het daar absoluut mee eens – dat de regels om naar Vlaanderen of België te komen in vergelijking met onze buurlanden te soepel zijn. Op termijn zou u een geslaagd inburgeringstraject in het thuisland zien als toelatingsvoorwaarde om naar België af te zakken. Dat is een voorstel dat ook mijn partij al jaren geleden heeft geïntroduceerd. Indien er nog migratie naar Vlaanderen toegelaten zou worden, dan beginnen de inburgeringslessen best al in het thuisland, zodat men met kennis van onze manier van leven, met kennis van onze taal vooral, naar Vlaanderen zou afzakken.
Daarover heb ik een aantal vragen.
Hoe concreet zijn de plannen voor de organisatie van de eerste testfase van inburgering in het buitenland? Welke initiatieven werden al genomen om die proefperiode aan te vatten? Hoelang zal deze onlinecursus in het buitenland precies duren, en wat zijn vervolgens de verdere stappen voor de potentiële inburgeraars? Welke zaken zult u overnemen van andere Europese landen die dit systeem van inburgeringscursussen in het buitenland al organiseren?
Op welke termijn ziet u een geslaagd inburgeringstraject in het thuisland als toelatingsvoorwaarde om dit land binnen te komen? Dit is uiteraard een aangelegenheid die in overleg met de federale collega’s moet gebeuren. Hebt u wat dat betreft ook al met de bevoegde ministers op het federale niveau samengezeten?
Werd reeds beslist in welk land of welke landen de eerste onlinecursussen aangeboden zullen worden? Waarom werd precies voor deze landen gekozen? Tot slot: wat zullen de kosten van deze cursus in het buitenland zijn voor de inburgeraars, en wat zal voor hen de totale kost zijn van hun inburgeringstraject?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Janssens, voor uw vragen. Misschien even teruggaan naar 22 november, want toen was het dat wij een eerste bespreking hebben gehouden over dit thema, hier in de commissie. Ik heb toen aangegeven dat ik – ook al is dat niet voorzien in het Vlaams regeerakkoord – graag wil starten met een aantal proefprojecten, op vrijwillige basis en in samenwerking met geïnteresseerde steden en gemeenten.
De bedoeling was – ik heb dat toen ook uitgelegd – om ervaring en kennis op te doen van hoe je dat aanpakt, zodat het bij een volgende regeringsonderhandeling mogelijk klaar is om dit al dan niet uit te rollen, en daar verder op te bouwen.
Wat is ondertussen de stand van zaken? Om de proefprojecten in het buitenland mogelijk te maken, hebben we een performant digitaal pakket nodig. Er wordt hier volop aan gewerkt door het Agentschap Integratie en Inburgering. De digitale cursus MO wordt opgeleverd in april, dus volgende maand. Vervolgens moet die ontsloten worden via een onlineleerplatform.
Belangrijk is dat de cursist vanuit het buitenland op een veilige en volwaardige manier toegang heeft tot het leerplatform en dat de opvolging door een MO-docent verzekerd kan worden. Hiermee onderscheiden we ons van eerdere proefprojecten en projecten van andere landen. Daar werd het eerder ingevuld als een voorbereidend of starterspakket, om dan bij aankomst toegang te krijgen tot het reguliere traject. In ons project zullen cursisten van bij de start de volwaardige cursus MO, of een deel ervan, kunnen meemaken, en dus op afstand volwaardig kunnen volgen.
Het agentschap neemt de coördinatie en organisatie van de proefprojecten op zich. Op 1 december 2022 vond een eerste gedachtewisseling plaats met de gemeenten met het meest aantal inwoners van buitenlandse herkomst. We maken binnenkort de oplevering van de digitale MO-cursus kenbaar aan de gemeenten. Dan bekijken we welke gemeenten geïnteresseerd zijn om samen te werken in functie van de toeleiding naar de proefprojecten. Met die gemeenten gaan we dan concreet aan de slag. Het zijn de gemeenten die weten, in een tamelijk vroeg stadium, wie aan gezinshereniging wil doen.
Op welke termijn zie ik precies een geslaagd inburgeringstraject in het thuisland? Toegang tot het grondgebied valt niet onder mijn bevoegdheid, dat weet u, maar moet federaal geregeld worden. Wat mij betreft is dit voorwerp van politieke onderhandelingen bij de federale regeringsvorming volgend jaar. Wij zullen klaar zijn met ons luik. Als de nieuwe Federale Regering zegt dat zij daar ook federale voorwaarden aan willen koppelen, dan zal zij dat ook kunnen doen. Ondertussen kunnen wij in Vlaanderen vooral werk maken van een goed uitgewerkt traject voor inburgeraars in het buitenland. Met de proefprojecten zullen we leren hoe we dat zo goed mogelijk kunnen organiseren en hoever we daarin kunnen gaan.
Ik kom tot uw derde vraag. We willen kleinschalig starten en ons in eerste instantie richten op landen waaruit veel gezinsherenigers naar Vlaanderen komen. Je wilt een zeker pakket hebben, zeker in de proefperiode willen we ons daarop concentreren. Voor ons zijn de twee meest logische landen om in het vizier te nemen Marokko en Turkije. Zo kun je gemakkelijk groepen samenstellen. Zeker in de proeffase is dat volgens mij de logische manier van werken.
Die proefprojecten zullen gratis zijn voor de mensen in die landen van herkomst, maar ze zullen evenveel moeten betalen, aangezien hun traject niet zal zijn afgelopen wanneer ze naar Vlaanderen komen. Het zal evenveel kosten voor hen als voor de andere inburgeraars: 2 keer 90 euro voor maatschappelijke oriëntatie en 2 keer 90 euro voor Nederlands als tweede taal (NT2). Omdat we ons hier in een proeffase bevinden en dingen willen uitproberen, zullen we geen extra kosten aanrekenen aan de mensen in het land van herkomst. De prijs zal exact dezelfde zijn als voor mensen die het normale, gekende inburgeringstraject volgen, maar we zullen de kosten aanrekenen op het moment dat ze hier in dit land zijn, bij het tweede deel. We denken er immers aan om een deel van de maatschappelijke oriëntatie digitaal te doen, maar we vinden het belangrijk dat, als mensen naar hier komen, ze toch nog een aantal lessen kunnen volgen bij de MO-leerkracht om nadien examen af te leggen.
Dat is zoals ons plan er tot nu toe uitziet. We hopen om in het najaar van dit jaar effectief te kunnen starten met een aantal van die proefprojecten.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u deze regeerperiode niet verder wilt gaan dan de proefprojecten, onder meer omdat er daarover niets was afgesproken in het regeerakkoord. Welja, over stikstof stond er ook niet zoveel in het regeerakkoord en dat is toch een belangrijk element geworden. Waar een wil is, is een weg. Ik weet niet of u bij de coalitiepartners veel tegenstand zult vinden op dit thema. Ik zou dus niet weten waarom u zich moet houden aan een proefproject en waarom u het niet al definitief lanceert binnen het inburgeringsverhaal.
Want velen hier zullen het met ons eens zijn dat het belangrijk is dat, indien er nog migranten in dit land aankomen, zij minstens op de hoogte zijn van onze manier van leven, onze wetten, onze normen en waarden kennen en vooral ook onze taal om die passieve migratie tegen te gaan. Ik verwijs naar de hoge werkloosheidscijfers bij niet-EU-burgers in dit land. Dat moet absoluut beter en dus is de kennis van onze taal een voorwaarde om hier te kunnen integreren en vervolgens ook aan de slag te kunnen.
U zei dat u de proefprojecten wilt doen met geïnteresseerde gemeenten en tegelijkertijd hebt u verwezen naar de landen waar de meeste gezinsherenigers vandaan komen: Turkije en Marokko. Ik ga ervan uit dat de gemeenten die op dit moment al een grote groep inburgeraars vanuit Turkije en Marokko hebben, in eerste instantie in het vizier komen. Ik denk dan onder meer aan mijn eigen stad Genk, maar ook aan grootsteden als Antwerpen, Mechelen, Gent en dergelijke die hierin zullen worden betrokken. Of kunt u misschien specifiëren over welke gemeenten het gaat?
Tot slot, voor deze proefperiode, voor de fase waarin we nu zitten, is het niet alleen belangrijk dat die inburgering in het land van herkomst zou worden georganiseerd, maar dat die ook bindend is. Bent u het daarmee eens? Bent u het ermee eens dat, wanneer men op afstand zo’n cursus zou volgen, men ook moet slagen voor testen alvorens men aanspraak kan maken op een verblijf in ons land? Helaas ontbreekt het daar op dit moment aan. We hebben een verplicht inburgeringsverhaal in Vlaanderen, maar dat wordt niet gekoppeld aan een verblijfsvergunning. Dat lijkt mij een essentiële voorwaarde, los van onze overtuiging dat gezinshereniging en gezinsvorming via huwelijksmigratie tot een absoluut minimum moet worden beperkt. Indien er echter alsnog migranten naar dit land zouden komen, zou het wat ons betreft enkel kunnen na een geslaagd inburgeringsexamen in het buitenland.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, u weet dat ik ook een grote voorstander ben om dat traject van inburgering te starten in het land van herkomst voor die categorieën waar het mogelijk is. Ik had u daar al een heel aantal vragen rond gesteld en dit al opgeworpen. Ik ben blij dat u hiermee aan de slag gaat, ook al staat dit niet in het regeerakkoord. Ik denk dat een proefproject in eerste instantie een goed idee is, om dan te optimaliseren, te kijken, te evalueren waar we het eventueel nog kunnen verbeteren en om het dan later verder uit te rollen. Dit is voor mij en mijn fractie een goede manier van werken.
Ik zou graag een concrete suggestie willen doen, we hebben ze al gemaakt in de commissie Economie. We hebben ondertussen de zorgambassadrice gehoord rond haar project rond arbeidsmigratie. Ze geven al Nederlandse lessen aan Indische zorgverleners die later naar hier komen. Zij krijgen daar een opleiding om hier in de zorg aan de slag te gaan. Het is een categorie arbeidsmigranten bij wie we zeer gemakkelijk kunnen proberen om hen in India al de cursus maatschappelijke oriëntatie aan te bieden. Ik zou willen vragen of uw kabinet contact kan opnemen met de zorgambassadrice – zij stond daarvoor open – om te kijken op welke manier we de cursus ook daar kunnen aanbieden. Zeker voor de arbeidsmigranten is het zeer waardevol te weten wat onze waarden en normen zijn, onze gewoonten, onze rechten en plichten, maar ook waar ze terechtkunnen als het zou mislopen of in geval van misbruik. Ik denk dat dat zeer belangrijk is om hen dat mee te geven.
Minister Somers heeft het woord.
Collega's, zoals u weet ben ik iemand die op het vlak van het inburgeringsbeleid zeer voluntaristisch is en ik geloof dat het een belangrijk beleid is door drie redenen. Het is belangrijk om het maximaal in het land van herkomst te kunnen geven, omdat je er daardoor voor zorgt dat mensen, wanneer ze naar ons land komen, beter geïnformeerd zijn, beter gewapend zijn, meer kansen hebben om zich onmiddellijk op een goede manier in te schakelen in onze samenleving en hier een toekomst op te bouwen. Ten tweede omdat het hen sterker zal maken als ze in moeilijke omstandigheden terechtkomen. Bijvoorbeeld als ze in de handen vallen van huisjesmelkers, wanneer ze terechtkomen in een omgeving waar men hun fundamentele rechten ontzegt, wanneer ze terechtkomen bij mensen die hen willen uitbuiten. Als je op voorhand weet wat je rechten en plichten in onze samenleving zijn, ga je sterker staan. Ten derde is het belangrijk ten opzichte van een potentiële partner. Als je uit een cultuur of culturele omgeving komt waar gelijkheid tussen man en vrouw nog niet is gerealiseerd, of op de wijze waarop wij het kennen, weet je als vrouw beter wat je rechten zijn en ga je sterker staan in die relatie.
Het is ook belangrijk om op voorhand een goed inzicht te geven in wat voor samenleving men terechtkomt. Of met andere woorden om verkeerde verwachtingen te ontmaskeren. Sommige mensen komen met verkeerde beelden in deze samenleving en beseffen soms niet goed in welke samenleving ze terechtkomen. Daarom is het belangrijk om die maatschappelijke oriëntatie zo vroeg mogelijk in het land van herkomst te kunnen geven. Ik ben daar absoluut voorstander van en ik geloof daar heel sterk in, en dat is waarom ik daar als minister ook mee begin en dat probeer uit te rollen.
De reden waarom ik dat nog niet overal doe, is omdat het een tamelijk complexe situatie is. Het is veel complexer dan mensen die hier in eigen land binnenkomen naar een klaslokaal te sturen. Je moet dat in verschillende landen georganiseerd krijgen, je moet de mensen kennen en op tijd kunnen bereiken, je hebt de samenwerking nodig van de gemeentebesturen. Wat we doen is een logische stap, namelijk in het jaar dat ons rest een aantal stevige, robuuste proefprojecten uit te werken om te zien of het goed in mekaar zit. Mijn bedoeling is om nadien – en ik denk dat de kans heel groot is – als minister in een volgende regering bevoegd voor dezelfde materie, en waarschijnlijk samen met nog wat extra materies, mijnheer Janssens, vragende partij te zijn om dat uit te rollen en het een vast onderdeel te maken van een inburgeringsbeleid. Ik heb op dat punt geen terughoudendheid, integendeel.
Trouwens, wat NT2 betreft en wat u zegt over de zorgambassadrice, vind ik een heel goede suggestie, die neem ik zeker mee. Wat NT2 betreft, weet u echter dat dit een gedeeld verhaal is met collega Weyts. Waar maatschappelijke oriëntatie voor 100 procent mijn winkel is, is NT2 toch altijd de winkel van collega Weyts, maar we gaan contact opnemen met collega Weyts om die lessen NT2 in de mate van het mogelijke mee te nemen in dat project.
De gemeenten waar we aan denken, mijnheer Janssens, zijn eerst de gemakkelijkste groepen. Gemakkelijkst in de betekenis van qua volume de grootste, waardoor je ze klassikaal bij elkaar kunt zetten. Dan kom je bij Turkse en Marokkaanse mensen terecht. Dan kijk je ook naar welke steden mogelijk zijn om een zeker volume te creëren, en dan kom je bij steden terecht zoals Gent, Genk, Antwerpen, Mechelen. Oostende heeft ook al interesse getoond. Op basis van de bereidheid om daaraan mee te werken, want het vergt ook een zekere inspanning van die steden, zullen we steden meenemen. We gaan daar zeker niet selectief in zijn. Zij die willen meedoen nemen we zeker mee aan boord.
De gevolgen die eraan gekoppeld worden, zijn een federale aangelegenheid, dat weet u. Maar de logica voor mij is – niet iedereen weet het jaren op voorhand – dat je er een voorwaarde aan koppelt om die kennis op te doen in het land van herkomst. Daar zeg ik zeker niet neen tegen, ik vind dat je daar met een open geest moet naar kijken. Ik kijk altijd naar het belang van de persoon zelf. Voor mij is een inburgeringsbeleid geen straf. Voor mij is het inburgeringsbeleid een kansentraject, een traject om mensen te wapenen, te emanciperen, de tools en hefbomen te geven om in onze samenleving volwaardig te kunnen functioneren, om op eigen benen te kunnen staan, en meer nog om een bijdrage te kunnen leveren aan de Vlaamse samenleving. Dus alles wat daarbij helpt, alles wat mensen daar op een goede manier op voorbereidt, daar sta ik absoluut voor open.
We zouden moeten evolueren naar een systeem dat praktisch en technisch goed in elkaar zit, waarbij mensen die naar hier willen en mogen migreren de kans krijgen om in het land van herkomst de basiscursus Nederlands en de cursus maatschappelijke oriëntatie – of een deel ervan – te volgen. Op het moment dat je binnenkomt, heb je misschien nog een vervolgcursus, een buddyproject, krijg je een netwerk aangeboden en schrijf je je in bij VDAB. Dit zou een perfect verdedigbaar concept kunnen zijn waar ik zelf weinig aarzeling heb om me daarin in te schrijven. Reden te meer dat ik eraan werk om die weg een stukje te plaveien en te zorgen dat dat allemaal klaarstaat als ik volgend jaar opnieuw die verantwoordelijkheid draag zodat we daar een stap verder mee kunnen gaan.
Dank u wel, minister. Ik steun alvast ten volle uw ambitie om minister te blijven.
De heer Janssens heeft het woord
U hebt daarmee ook uw ambitie voor de lijstvorming al meteen kenbaar gemaakt, collega Ongena.
Minister, er komt voor u nog een lastige periode aan tussen deze en de volgende legislatuur, en dat is iets wat uw partij niet graag ziet komen, met name verkiezingen. Dus laten we misschien afspreken dat wanneer de kiezer u minder stemmen geeft dan de vorige keer, dat u per definitie geen minister kunt worden. Moest u in het zeer onwaarschijnlijke geval meer stemmen hebben dan vorige keer, dan kunt u misschien nog eens praten met uw nieuwe goede vrienden van de N-VA.
Maar wat dit thema betreft, moet de premisse voor ons natuurlijk zijn dat gezinshereniging, gezinsvorming tot een absoluut minimum beperkt wordt. Daar waar er toch nog mazen in het net zitten, en migranten naar onze samenleving komen, denk ik, minister, dat het niet alleen in het belang is van die migranten maar ook van onze samenleving om op voorhand een geslaagde inburgeringstest af te leggen. Want op dit moment betalen de Vlamingen maatschappelijk, cultureel, maar ook financieel vaak de kostprijs van die passieve migratie van niet-EU-burgers naar Vlaanderen, van wie er een heel aantal in de werkloosheid en in de sociale statistieken terechtkomen. Daarvoor betaalt de werkende Vlaming dan uiteindelijk de rekening.
Zeker als je dan kijkt naar het federale niveau, dat in dezen toch een belangrijke partner is omdat het beslist over de toegang tot het grondgebied. Als je daar ziet dat de grenzen wagenwijd open blijven staan, dan heb ik weinig vertrouwen in het welslagen van dit proefproject. Ik hoop in elk geval dat welke partij dan ook de regeerakkoorden gaat sluiten, integratie in het thuisland daar een belangrijk element in zal worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.