Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het hier welbekende Fonds ter bestrijding van de uithuiszetting (FBUH) wil vermijden dat langdurige huurachterstal ertoe kan leiden dat de huurder de woning verplicht moet verlaten. Het fonds doet dit door een tegemoetkoming aan het OCMW te geven om huurder en verhuurder te ondersteunen bij huurachterstal. Dat kan als de huurder zich engageert voor begeleiding bij de afbetaling van de achterstallige huur. Op die manier zal de verhuurder een deel van de huurachterstal krijgen. Belangrijk in het bestaan van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen is dat huurders en verhuurders geen rechtstreekse ondersteuning kunnen vragen.
Uit de evaluatiestudie over het fonds van het Steunpunt Wonen, die verscheen in juni 2022, bleek dat er heel wat hindernissen zijn die een goede werking in de weg staan en die ook niet als een verrassing binnenkwamen hier in de commissie. We hadden immers al de indruk dat veel lokale besturen niet echt van het bestaan van dat fonds afwisten of wisten hoe ze ermee aan de slag moesten gaan. We waren het er daarom ook al over eens dat we het best onze energie zouden steken in het breder bekendmaken van dit fonds, net omdat het zo’n belangrijk middel is in de bestrijding van uithuiszettingen.
Ik was dan ook tevreden op 11 februari 2023 te lezen dat u een campagne zou lanceren om uithuiszettingen te vermijden en dus het betreffende fonds breder bekend te maken. Sinds de opstart in het najaar van 2020, zo communiceerde u, zijn er reeds 547 aanvragen voor een tussenkomst goedgekeurd. Dat is samen goed voor een half miljoen euro aan financiële steun. Toch kunnen we met ons voorziene budget veel meer kwetsbare huurders ondersteunen. In 2023 werd een budget van meer dan 6 miljoen euro vrijgemaakt, waardoor het potentieel om kwetsbare huurders te begeleiden veel groter is. Via een gerichte campagne wilt u daarom het bestaan, en ik vermoed ook de werking, van het fonds breder bekendmaken.
Kunt u meer informatie geven over de campagne die zal lopen? In welke vorm zal dat gebeuren, via welke kanalen en voor welke duur?
Wanneer en op basis van welke criteria zult u de campagne evalueren?
Welke conclusies of mogelijkheden tot verbetering die uit de evaluatiestudie door het Steunpunt Wonen naar voren kwamen, hebt u al geïmplementeerd? Welke conclusies of mogelijkheden tot verbetering wenst u nog mee te nemen in toekomstig beleid?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, mijn antwoord zal ook nog elementen bevatten uit de vraag van mevrouw Verheyen, die aan de vraag van mevrouw Jans gekoppeld was. Dat is dan meer informatie voor jullie.
Uit de evaluatie van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen kwam onder andere naar voren dat de bekendheid, vooral bij huurders en verhuurders, opgekrikt diende te worden. Het doel van deze campagne is dan ook om het fonds bekender te maken bij deze doelgroepen. Het is belangrijk dat zij weten dat zij bij huurachterstand naar het OCMW kunnen stappen en dat het fonds bestaat om hierbij de nodige ondersteuning te bieden om een uithuiszetting te vermijden.
De campagne loopt sinds begin februari tot eind maart. Hierbij leiden we de doelgroepen gericht naar de website van het fonds, waar onder andere een laagdrempelige animatievideo staat om de werking van het fonds uit te leggen. Om burgers naar deze pagina te leiden, publiceren we het campagnebeeld op de volgende kanalen: in de gratis kranten Metro en De Zondag; via banners op sites zoals Immoweb, Zimmo en bij online kranten, op basis van het profiel en de zoekopdrachten van de internetgebruiker; via gerichte gesponsorde berichten op Facebook en Instagram; via ‘search engine advertising’, waarbij mensen als eerste zoekresultaat het fonds te zien krijgen, als ze naar trefwoorden zoeken als ‘ik kan mijn huur niet betalen’ of ‘mijn huurder betaalt niet’. TikTok gebruiken we om evidente redenen niet, niet alleen omdat ik dan zou moeten dansen, maar omdat het van overheidswege ontoelaatbaar zou zijn om dat te gebruiken.
Dan kom ik tot de tweede vraag van collega Jans.
De campagne is momenteel volop aan het lopen. We moeten dit dus even de kans geven vooraleer we effecten kunnen detecteren. In het voorjaar van volgend jaar zal er een evaluatie plaatsvinden. Het effect van de campagne zal in eerste instantie geëvalueerd worden op basis van het bezoek aan de webpagina van het fonds. We bekijken of er tijdens de campagne meer bereik is geweest tegenover dezelfde periode vorig jaar.
We kunnen de evaluatie ook maken op basis van het aantal aanvragen en het aantal OCMW’s dat een eerste aanvraag indient na de campagne, in vergelijking met de periode voor de campagne. In samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) kunnen we ook de OCMW’s bevragen. Of er al dan niet een beroep wordt gedaan op het fonds blijft immers in elk concreet dossier de beslissing van het OCMW. Zij zijn het best geplaatst om te oordelen of een tussenkomst van het fonds opportuun is. Om een globaal beeld te kunnen vormen van de bekendheid van het fonds hebben we dus ook de ervaringen van de OCMW’s nodig.
Mede op basis van de uitgevoerde evaluatie van het Steunpunt Wonen werden een aantal modaliteiten verbeterd, waardoor het instrument aan slagkracht kon winnen. Deze wijzigingen werden doorgevoerd bij besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen ter ondersteuning van de Vlaamse woningmarkt tijdens de energiecrisis.
Een knelpunt aangehaald door de OCMW’s betrof het hanteren van een minimum en maximum aan huurachterstal. Er werd aangegeven dat het OCMW het best geplaatst is om te bepalen wanneer een beroep kan worden gedaan op het Fonds ter bestrijding van de uithuiszetting. Deze begrenzingen werden dan ook geschrapt. Verder werd geopteerd om meer ruimte te bieden aan het OCMW om de mate en de wijze van terugbetaling door de huurder te bepalen. Het OCMW moet nog steeds de helft van de huurachterstal aanzuiveren, maar kan beslissen op welke manier de andere helft wordt betaald. Ook de termijn waarbinnen het OCMW de helft van de huurachterstal dient te betalen aan de verhuurder, werd opgetrokken van vijf naar tien werkdagen.
Verder werd het instrument van het Fonds ter bestrijding voor de uithuiszetting opengesteld voor de SVK-huurders (sociaal verhuurkantoor). Ten slotte werd als tijdelijke maatregel de tegemoetkoming van het fonds verhoogd. De tussenkomst is gekoppeld aan de ondertekening van de begeleidingsovereenkomst met de huurder. De forfaitaire tussenkomst die het OCMW ontvangt, werd verdubbeld. De eerste tussenkomst werd bovendien verhoogd van 25 procent van de huurachterstal naar 45 procent. De tweede tussenkomst, na goede uitvoering van de begeleidingsovereenkomst, bedraagt nog eens 15 procent van de huurachterstal. Het zwaartepunt wordt hiermee verlegd naar het begin van de begeleidingsovereenkomst en biedt meer ruimte voor alle betrokken partijen.
Ten slotte kom ik tot uw laatste vraag, mevrouw Jans. Uit de evaluatiestudie blijkt dat het fonds volgens de stakeholders conceptueel goed in elkaar zit, zeker omdat integrale begeleiding wordt gefaciliteerd en er op die manier kan worden gezocht naar oplossingen die ook op langere termijn effect hebben. Het OCMW kijkt dan ook verder dan de tijdelijke betaalbaarheidsproblematiek, maar probeert de achterliggende oorzaak van de problematiek aan te pakken.
Zoals ik daarnet al zei, heb ik de nodige wijzigingen die voortkwamen uit het evaluatierapport ondertussen doorgevoerd. Met de informatiecampagne willen we nu de bekendheid van het fonds vergroten, zoals tevens werd aanbevolen in de evaluatiestudie.
Het fonds is in werking getreden in juni 2020 en werd twee jaar later een eerste maal grondig geëvalueerd door het Steunpunt Wonen. De knelpunten die uit deze evaluatie naar voren kwamen, hebben we maximaal trachten weg te werken. Ik wil nu eerst de effecten van die doorgevoerde wijzigingen en de informatiecampagne afwachten.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitvoerig en bijzonder informatief antwoord.
De belangrijkste conclusie van de studie is dat het fonds conceptueel goed in elkaar zit. Ik denk dat we het daarover eens mogen zijn. Ik denk dat het dan ook heel goed is om voor een goed product reclame te maken. Dat is wat u doet, het bekendmaken bij huurders en verhuurders met allerlei technieken die mensen die thuis zijn in de digitale marketing helemaal kennen, zoals de ‘search engine advertising’, op Immoweb, en de vindplaatsen waar mensen gaan kijken wanneer men met de problematiek geconfronteerd wordt.
Ik vind het ook zeer goed wanneer u samen met de VVSG gaat kijken hoe u ervoor kunt zorgen dat alle lokale besturen dit gaan kennen en goed zullen toepassen. Want het maakt natuurlijk een wereld van verschil wanneer we bij het begin van zo’n begeleiding, wanneer de problemen zich beginnen op te stapelen – en dat kan vrij snel gaan wanneer het over huurachterstallen gaat – mensen vastpakken en ze dan meteen ook bij het OCMW hebben. Misschien zijn daar nog andere vormen van onderbescherming. Men kan het hele palet bekijken, men kan de mensen helpen.
Ik vind het dus zeer positief dat het een krachtige campagne is, als ik u goed heb begrepen. Het is goed afgebakend in de tijd, ze loopt nog enkele weken, tot einde maart heb ik u horen zeggen. Mij lijken de evaluatiecriteria heel logische criteria, namelijk hoeveel mensen inderdaad een extra aanvraag hebben gedaan, en hoeveel mensen de webpagina hebben bezocht. Ik denk dat we over een bepaalde tijd misschien de campagne hier opnieuw kunnen evalueren. Maar sowieso zal het, hoop ik toch, positieve gevolgen hebben voor heel wat mensen, die dan sneller ergens terechtkunnen voor het opvangen van hun huurachterstal.
Ik heb dus geen bijkomende vragen, maar wel onze positieve motivatie, niet alleen bij het fonds, maar ook dat u zich actief inzet om dit bij kwetsbare huurders en verhuurders bekend te maken.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u wel, collega Jans, om de vraag te stellen.
U weet, minister, dat de bestrijding van uithuiszettingen voor onze fractie heel belangrijk is. Ik denk dat alle collega’s hier in Vlaanderen in 2023 dat doel delen: dat we maximaal proberen te vermijden dat er nog iemand op straat komt. Dat niemand nog op straat slaapt is een ander deel van het beleid, maar de preventie is minstens even belangrijk.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen, minister.
U hebt de procedures – dat is een erfenis van voormalig minister Homans – aan het begin van deze legislatuur al wat bijgestuurd, zoals u daarnet zei. Maar met het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen was er ook iets vreemds aan de gang. We zaten daar met een heel grote onderbesteding van het budget: 1,52 procent in 2020, 2,45 procent in 2021 en 2,23 procent in 2022. Dat is wat vreemd, omdat het ook niet ieder jaar toeneemt. Je zou denken dat het bekender wordt; dat gaf u daarnet ook aan.
Ik heb nog vier concrete vragen.
Kent u de totale besteding van 2022 al? Ik had u daar een schriftelijke vraag over gesteld. Ik denk dat het jaar rond is, beschikt u al over de volledige jaargegevens?
Merkt u een verbetering in de eerste maanden van 2023, vergeleken met de voorgaande jaren?
Daarnaast denk ik dat het goed is dat u het sociaal woonbeleid, de ondersteuning voor kwetsbare huurders waarin het FBUH een belangrijk gegeven is, bekender wilt maken. Hebt u ook plannen om dat met andere beleidsmaatregelen te doen? Gaat u nog andere campagnes voeren? We hebben het hier onlangs nog over de huurpremies gehad. Moet daar ook meer reclame en sensibilisering rond gevoerd worden? Hebt u daartoe nog plannen?
En dan, om de uithuiszettingen beter in kaart te brengen, zitten we daar met een cijferprobleem waar we het ook al over gehad hebben. Hebt u nog contact gehad met minister Van Quickenborne? Zijn daar nog vorderingen te merken of gaat u daar binnenkort nog een poging toe doen? Wat is daar de stand van zaken?
En dan tot slot: u wilt de effecten van de campagne afwachten om eventuele verdere hervormingen te doen. Tot wanneer loopt die termijn? Bekijkt u dat nog in 2024 of eind dit jaar? Wat zijn daar de plannen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen.
Mevrouw Jans, ik denk dat onze analyses inderdaad op elkaar aansluiten. En we maken er inderdaad verder werk van.
Mijnheer Veys, ik denk dat ik al uw bijkomende vragen kan beantwoorden.
In 2022 is dat 328.000 euro. En daar zit een lichte stijging op, want er blijft een onderbenutting, dat weet u, maar er zit wel een lichte stijging op ten aanzien van 2021, zoals u zelf net de cijfers meegaf. Voor 2023 weten we dat niet, maar dat maakt natuurlijk de essentie uit van de evaluatie die ik net toegelicht heb, die we gaan voeren. Maar daar heb ik nu geen cijfers over.
Ten derde, wat betreft uw vraag over die andere instrumenten: ja, dat sluit heel hard aan op de vraag om uitleg – ik weet niet of het de uwe was – over de acties die we ondernemen over het niet opnemen van huurpremie en huursubsidie. Dat is dus daar dat we dat willen aanpakken.
En dan de cijfers, dat is ook een zeer terechte vraag, en zit eigenlijk in het antwoord dat we aan mevrouw Verheyen zouden geven. Op basis van de cijfers over huurgeschillen ingeleid bij de vredegerechten, en cijfers vanuit OCMW’s – het ene komt van de FOD Justitie, het andere van de VVSG – zou er een inschatting gemaakt kunnen worden over de dreiging tot uithuiszettingen. Het OCMW wordt immers door de vrederechter op de hoogte gebracht wanneer een vordering tot uithuiszetting wordt ingeleid. Cijfers over het aantal veroordelingen tot uithuiszetting – van de FOD Justitie dus – zouden ons toelaten het aantal veroordelingen te monitoren, en de verhouding met het aantal ingeleide vorderingen te onderzoeken. En ten slotte zijn de cijfers over het aantal effectieve uithuiszettingen terug te vinden bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, en bij de VVSG. Voor huurovereenkomsten die onder het Vlaams Woninghuurdecreet vallen, moet de gerechtsdeurwaarder het OCMW in kennis stellen van de betekenis van het vonnis. Ik heb in de voorbije jaren dan ook veelvuldig contact gehad met de betrokken diensten. Met de FOD Justitie is al in 2013 al veelvuldig contact geweest. Momenteel is het nog niet mogelijk de nodige statistieken te produceren, maar dit jaar nog zouden voor het eerst cijfers beschikbaar zijn voor 2022, zo is ons gezegd. Van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders ontvangen we cijfers met betrekking tot het effectief aantal uitgevoerde uithuiszettingen vanaf het eerste semester van 2022. Die worden per kwartaal doorgestuurd. Er werd recent nog eens aangedrongen om ons cijfers te bezorgen met betrekking tot het aantal bevelen tot uithuiszetting, maar daarop is nog geen reactie gekomen. En bij de VVSG blijf ik aandringen of het globale cijfer van de aangekondigde uithuiszettingen verder gedetailleerd kan worden. Dat zou mogelijk zijn bij de volgende editie van de barometer.
Ik denk dat ik daarmee dus al uw vragen beantwoord heb. Dank u wel.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het heel sterk dat we gericht naar de huurders en verhuurders gaan werken. Ik kan me inbeelden dat de overgrote meerderheid van alle reguliere huurders op de private markt, of binnen een sociaal verhuurkantoor, totaal niet weet dat wanneer men in de problemen komt met het niet kunnen betalen van de huur, men naar het OCMW kan stappen, en dat daar een fonds bestaat dat hen echt helpt bij het betalen van de huur. Veel verhuurders weten dat niet, veel huurders weten dat ook absoluut niet. En dat vind ik toch ook eigenlijk wel een signaal. We hebben het in deze debatten vaak over het kille Vlaanderen dat we zijn. Wanneer ik hier zie dat we nu een campagne opzetten voor een fonds dat mensen daadwerkelijk financieel gaat bijstaan, en gaat kijken naar de rest van de situatie wanneer men met huurachterstanden in aanmerking komt, dan denk ik toch wel dat er heel wat maatregelen zijn om ook huurders en verhuurders te helpen in een warm Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.