Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) Onderwijs en Vorming die we in november bespraken, werd ‘efficiëntie in het hoger onderwijs verhogen’ opgenomen als overkoepelende doelstelling 5. Bij operationele doelstelling 5.4 over het onderwijslandschap en de financiering van het hoger onderwijs staat dat de minister een nieuw programmatiemodel zou ontwikkelen. Dit programmatiemodel moet ervoor zorgen dat er rationeel wordt gekeken naar nieuwe opleidingen of een reorganisatie van opleidingen in het hoger onderwijs.
Collega’s, dat is niet alleen belangrijk voor de transparantie van het aanbod voor onze toekomstige studenten, maar ook voor de arbeidsmarkt – onder andere in het verschil tussen een afstudeerrichting, een macro- en een micro-opleiding, major- en minoropleidingen, maar ook in benamingen van opleidingen – zodat mensen nog weten waar het eigenlijk over gaat. Want als je vandaag op de arbeidsmarkt komt, spreekt men daar nog altijd over een A1 en een A2, en moet je soms nog uitleggen wat een gegradueerde hbo5 bachelor is, om dan nog eens het verschil uit te leggen tussen een opleiding – ik zeg maar iets – bachelor pedagogiek van het jonge kind, kleuteronderwijs, orthopedagogie, maatschappelijk werk. Dat zijn aparte opleidingen die ik nu opsom. Maar dan heb je binnen die opleidingen ook nog aparte afstudeerrichtingen.
In de toelichting die de minister op 24 november 2022 gaf, gaf hij aan dat het gesprek in de goede richting evolueert, maar dat de nodige evenwichten nog gevonden moesten worden. Vervolgens werd op 16 december binnen de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) een interne bespreking georganiseerd omtrent het thema. Die heeft ondertussen plaatsgevonden. Bovendien gaf u, minister, tijdens de begrotingsbespreking aan dat een nieuw model lastenverminderend kan werken voor de universiteiten.
Vandaar ook mijn volgende vragen. Welke elementen zijn naar voor gekomen bij de bespreking met de VLHORA en welke elementen zullen worden meegenomen bij de ontwikkeling van een nieuw programmatiemodel? Hoever staat de ontwikkeling van het nieuwe programmatiemodel voor hogescholen? Hebt u er al enig zicht op wanneer dat er zal zijn, weliswaar rekening houdend met die kwestie van de nodige evenwichten? Werd er reeds gekeken naar de mogelijkheden voor een nieuw model binnen de Vlaamse universiteiten?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is inderdaad de ambitie om te komen tot een rationeel georganiseerd en goed gespreid hogeronderwijslandschap, zodat we versnippering middelen, duplicatie, overlap en zo maximaal tegengegaan. Daarom hebben we in het kader van het Voorsprongfonds een aanzienlijk bedrag vrijgemaakt, namelijk 60 miljoen euro, met drie doelstellingen. Dat zijn: één, de uitbouw van een Vlaams opleidingsportfolio, toekomstbestendig en wendbaar; twee, levenslang leren binnen het hoger onderwijs; en drie, digitalisering binnen onderwijs.
Uw vraagstelling focust op de eerste doelstelling. Ik heb aan de universiteiten en hogescholen gevraagd om zelf voorstellen te formuleren rond een nieuw programmatiemodel, binnen de bestaande financiering. Die richtlijnen kunnen nadien dan worden omgezet in regelgeving. Die vraag was zowel gericht aan universiteiten als aan hogescholen. Ik heb daar ondertussen al over samengezeten met zowel de VLHORA als de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). De VLHORA heeft mij eind december een voorstel van model voor actualisering en programmatie van het opleidingsaanbod aan de Vlaamse hogescholen voorgelegd. Binnen de VLIR is men de discussie nog aan het voeren. Daar zijn we er dus nog niet.
Maar ik erken ook dat ik vooralsnog nog niet alle afdoende antwoorden heb gekregen op de vragen naar rationalisatie. Ik denk dat je een nieuw model moet maken, gestoeld op: één, innovatie; twee, hoe je zorgt voor responsabilisering; en drie, rekening houden met de verwachtingen van de samenleving inzake het opleidingsaanbod. Ik ben absoluut bereid om de instellingen ter zake meer autonomie te geven, maar natuurlijk binnen die vooropgestelde krijtlijnen. Op korte termijn stem ik hierover verder af met de VLIR en de VLHORA. Maar zoals gezegd: een deel van het werk is al verricht wat de hogescholen betreft. Wat de universiteiten betreft, is dat alleszins nog niet volledig afgewerkt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord, en een stand van zaken waarbij er vooruitgang is, maar we er blijkbaar nog niet zijn. Het is inderdaad geen gemakkelijk onderwerp, want in de vorige legislatuur hadden we ook een evaluatie van het financieringsmodel gevraagd. Eigenlijk is die evaluatie dan een beschrijving geworden, een zeer interessant stuk. Maar een echte evaluatie en bijsturing zat daar niet in, ook vanwege de realiteit – en ik denk dat dat ook waar is – van de instellingen onderling. Want natuurlijk wil men daar de eigen positie behouden ten opzichte van de andere instellingen. Ik neem dat de instellingen ook niet kwalijk. Dat is een feit. Maar ik wil toch een oproep doen om samen te kijken naar de punten die u aanhaalt. In het Voorsprongfonds zit 60 miljoen euro.
Mijn vraag gaat vooral over dat opleidingsportfolio. Dat moet duidelijk zijn, ook voor de studenten. Ik stel mijn vraag vandaag, in maart, omdat ik weet dat er bij het eind van het schooljaar opnieuw delibererende klassenraden zijn, waar men adviezen geeft aan studenten. We moeten zorgen dat het ook voor de mensen uit het secundair onderwijs nog duidelijk is wat er allemaal is aan opleidingen, waar die toe opleiden, welk nut die hebben en waar je die kunt volgen. We hebben wel ons Hogeronderwijsregister, maar iedereen weet wat daar de werktitel van is, bij veel mensen. Dat wordt afgekort als HOR. Sommigen noemen dat ook wel het ‘horror’, om daar alles in terug te vinden.
Ik vind ook, minister, dat de drie punten waar ze aan moeten voldoen, drie goede punten zijn: innovatie stimuleren, responsabiliseren en ook die verwachtingen van de samenleving. Vooral rond dat responsabiliseren denk ik dat we nog eens moeten kijken hoe we instellingen daarin kunnen helpen. Want dat is natuurlijk een moeilijke. Dat gaat letterlijk over ‘kill your darlings’, om ruimte te krijgen voor innovatie, en dan zitten we heel snel in dat financieringsmodel.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik heb over dit thema ook al verschillende schriftelijke vragen gesteld. Het debat rond de rationalisering was toch een speerpunt van deze regering. Daar mag nu eens duidelijkheid komen in verband met de timing. Zult u dat deze legislatuur nog geregeld krijgen, of zal dat sowieso voor de volgende legislatuur zijn? Met andere woorden: zal een van uw speerpunten niet gerealiseerd worden tijdens deze legislatuur?
De heer Danen heeft het woord.
Mijn vraag gaat ook in die richting: rond een timing. Als u zegt dat er vanuit de VLIR nog niet veel op tafel is gekomen … We zijn er nog niet, hebt u gezegd. Maar betekent dat dat we er nog helemaal niet zijn? Wanneer denkt u daarmee te landen? Maar vooral: wat hebben zij nog nodig om te kunnen landen? Want ik neem aan dat er toch heel weinig nieuwe elementen in het debat gebracht worden als je daar al twintig keer over vergaderd hebt. Ik kan me voorstellen dat de argumenten dan gekend zijn, dat ze op zijn. De vraag is: wat hebben zij nog nodig om hiermee te kunnen landen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: ik heb eerlijk waar geen idee. Dat is ook hun autonomie. Ik heb gewoon gevraagd om een voorstel af te leveren. Maar ook met betrekking tot het voorstel van de VLHORA: dat zal nog wel het voorwerp van enige discussie zijn. Want ik verheel niet: een van mijn nefralgieke punten in zulke voorstellen is de uiteindelijke arbitrage, de arbitrage om finaal te gaan bepalen wie welke opleiding mag programmeren. En daar knelt het schoentje soms. Maar dat is ook al zo bij het voorstel van de VLHORA. Ik verwacht dat dat mogelijk ook zal meespelen bij de VLIR. Ik kan u nog geen timing geven omdat ik daar zelf niet volledig meester van ben, maar het is wel mijn ambitie om ter zake met een nieuw programmatiemodel te komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. De ambitie om met een nieuw programmatiemodel te komen is, denk ik, een goede zaak, maar ik wil één ding opmerken als ik de collega hoor vragen wanneer het komt. Er zijn twee opties. Ofwel zeggen we dat de minister iets moet maken, iets moet beslissen, en is dat het dan, en dan is het er snel. Maar dan zal er allicht in de commissie, of zelfs in de plenaire vergadering, gezegd worden dat we dat in overleg moeten doen, en dat het gedragen moet worden door de instellingen. Ofwel zegt u dat het gedragen moet worden door de instellingen, maar dan vraagt dat tijd, om de redenen die ik daarnet heb opgesomd. Ik vind wel dat u daar intellectueel eerlijk moet zijn, want eender wat het wordt … Als het in overleg gaat met de instellingen, vraagt u wanneer het komt. Het is natuurlijk van twee dingen één. Die intellectuele eerlijkheid moet u hier ook aan de dag leggen.
Maar ik denk dat het misschien wel goed is, minister, dat we vanuit het parlement de werkwijze ondersteunen, maar ook de VLIR en de VLHORA oproepen om daar ook hun verantwoordelijkheid te nemen, en ook een verantwoordelijkheid te nemen die in die mate verantwoordelijk is dat we in onze mailbox niet de vraag krijgen om alles te kunnen doen als er veel meer geld bij komt, en dat het dan opgelost is. Want dan komt de bal hier te liggen, collega’s. U weet dat ook. Want het is niet dat ik van eender wie van jullie voorstellen heb gezien om in de begroting te schrappen, om dan meer te geven aan het hoger onderwijs. Ik zie wel dat een aantal van jullie meer willen geven, maar dan niet vanwaar het moest komen. We willen in Vlaanderen niet de federale weg op gaan, om Europees helemaal achteraan te bengelen, en dus onze kredietwaardigheid in het gedrang te brengen, zoals collega Coel gisteren ook aanbracht in de plenaire vergadering. Ik denk dat ook daar een vorm van responsabilisering aangewezen is. Maar ik zie u allemaal instemmend knikken om dat mee te geven aan de hogeronderwijsinstellingen. Dus dat is alvast een goed signaal van hier uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.