Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Muyters heeft het woord.
Als je topsportbeleid voert, kun je eigenlijk op twee manieren werken. Je hebt altijd schaarse middelen, en ofwel ga je die verdelen over zoveel mogelijk sporters, ofwel ga je die gefocust inzetten. En ja, oké, dat is soms moeilijk in het begin omdat je dan keuzes moet maken. Je moet streng zijn, de selectiecriteria moeten zwaar zijn. Maar ik denk dat Vlaanderen dat goed heeft bewezen. Vlaanderen heeft gekozen voor dat model, en de resultaten zijn er ook. We hebben op elke olympiade na Londen beter gepresteerd, met de beste prestatie op de afgelopen Olympische Spelen. Maar ook onze topsportindex, met scores van het Europees kampioenschap (EK), het wereldkampioenschap (WK) en de Olympische Spelen, heeft nog nooit zo hoog gestaan als vandaag.
Wallonië heeft eigenlijk meer voor het andere model gekozen. Het heeft ten eerste veel minder middelen, maar verspreidt ze ook over veel meer sporters, wat raar is. Ze hebben 11 miljoen euro, tegenover 28 miljoen euro in Vlaanderen. En ze versnippert ze over meer sporters, die een contract krijgen bij hun ‘Sport Vlaanderen’, dan dat wij een aantal topsporters hebben.
Nu las ik in de krant, minister, dat u ernaar streeft om de aanpak die Vlaanderen heeft, doorslag te doen krijgen naar het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC). Dat is natuurlijk niet makkelijk, want daar heeft men tot nu toe de pariteit beheerd, maar daar wilt u juist iets aan wijzigen.
Vandaar mijn vragen. Kunt u een beetje verduidelijking geven bij de vraag die u hebt gesteld aan de CEO van het BOIC? Welke visie zult u daarbij verdedigen? Hebt u met de collega’s van de Franse en Duitstalige Gemeenschap al contact gehad hierover? En hebt u al reactie gekregen van het BOIC? Tot daar mijn vragen, minister.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat de huidige werking van het BOIC al lang niet meer afgestemd is op de werkelijkheid in dit land. De gemeenschappen zijn intussen al meer dan veertig jaar bevoegd voor sport. Er zijn sindsdien ook keuzes gemaakt. Dat geeft u aan in uw voorbeeld. U concretiseert dat. En uit alle cijfers en onderzoeken blijkt ook dat wij in Vlaanderen toch wel de motor zijn van de topsportsuccessen. Ik denk dat we die pluim echt wel op onze hoed mogen steken, omdat het ook wel wat keuzes heeft gevergd, en geen eenvoudige keuzes. Het vergde namelijk focussen, van de concrete problematiek die u aanhaalt: dat is wel makkelijker gezegd dan gedaan, natuurlijk.
Focussen is kiezen, en dat is ten dele verliezen. Maar niet kiezen is altijd verliezen, is ons devies. In het Olympisch Comité daarentegen, blijven we wel met handen en voeten gebonden aan een wat mij betreft archaïsche, voorbijgestreefde pariteit. Het is een pariteit in die werking die haaks staat op de demografische, financiële en sportieve werkelijkheid. Na de verkiezing van een nieuwe voorzitter, Jean-Michel Saive, verleden jaar en vervolgens ook de aanduiding van een nieuwe CEO, heb ik beide vertegenwoordigers van het BOIC dan ook uitgenodigd voor een gesprek daarover. Ik heb de kaarten open en bloot op tafel gelegd, en erop gewezen dat dat echt niet meer strookt. Ik begrijp dat dat geen eenvoudige opdracht is, want je kunt het interpreteren als een verhaal van winnaars en verliezers. Maar wat ons betreft moeten daar fundamentele, structurele wijzigingen in komen. Dat is niet louter symbolisch of iets communautairs.
De huidige inrichting van het BOIC speelt ons ook sportief parten. Het lijkt me niet logisch dat een instantie die toch stelt om mondiale top 8-plaatsen te ambiëren, investeert in een sport als biatlon en sporters uitstuurt die op de negentigste of 91e plaats eindigen. Wij zeggen in Vlaanderen: we maken die keuze niet. En het is dan misschien heel sympathiek om te zeggen aan die betrokken sporters: “We gaan ook u ondersteunen!” Maar dat is altijd ten nadele van andere topsporters. Het is een ‘zero-sum game’; de budgetten zijn gelimiteerd. Kiezen voor het ene is dus wel gemakkelijk, maar dan moet je ook erkennen dat je niet kiest voor het andere en dus inteert op de omkadering van topsporters die gaan voor de top 8, en daarvoor dus minder middelen kunt vrijmaken.
Het is trouwens ook niet logisch dat de gemeenschappen geen inspraak hebben in de besteding van de topsportmiddelen van het BOIC, hoewel ze toch ook de grootste financierder zijn. Maar omgekeerd is dat wel zo, omdat we er in Vlaanderen van overtuigd zijn dat topsportbeleid gebaat is bij transparantie en instanties die samenwerken. We hebben ook gezorgd voor een vertegenwoordiging in ons topsportbeleid, en het uitwerken daarvan is in het BOIC vertegenwoordigd.
Ik begrijp anderzijds natuurlijk ook dat elke gemeenschap vertegenwoordigd moet zijn in het bestuursorgaan van het BOIC, maar met respect voor de werkelijke verhoudingen op zowel demografisch, financieel als sportief gebied. Heel concreet wil ik dus een wijziging in de beslissings-, de besluitvormingsentiteiten van het BOIC. Ik sta open voor welke parameters dan ook. Je kunt werken met financiële parameters, namelijk het stemgewicht of de vertegenwoordiging, het aantal zetels laten afhangen van de financiële inbreng van eenieder, van de sportieve successen die worden behaald. Of je kunt werken met een eenvoudiger criterium, door het te laten afhangen van demografische verhoudingen. Daarvoor sta ik allemaal open.
Maar we moeten erkennen dat bijvoorbeeld tijdens de Olympische Spelen van Tokio 2020 sporters van de Vlaamse Gemeenschap betrokken waren in 23 van de 26 top 8-plaatsen en zes van de zeven medailles. Bij de Olympische Spelen van Peking 2022 was de verhouding nog nadrukkelijker, want sporters van de Vlaamse Gemeenschap waren goed voor alle zes van de behaalde Olympische diploma’s en beide medailles. Ik denk dus dat het duidelijk mag zijn dat wij de motor zijn van topsport in dit land, dat we op grond daarvan ook een serieus palmares kunnen voorleggen en dus echt wel mogen stellen dat de vertegenwoordiging binnen het BOIC navenant moet zijn.
Ik denk dat we daarover een dialoog kunnen aangaan, aangezien we over sterke en objectieve argumenten beschikken. Geen enkele organisatie kan eeuwig vasthouden aan archaïsche symboliek. En overal komt vroeg of laat een evolutie naar meer professionalisme, maar ook naar meer representativiteit. En dat moet je erkennen: vandaag is het BOIC in zijn bestuursorganen eigenlijk niet representatief voor het sportbeleid van de gemeenschappen.
De heer Muyters heeft het woord.
Dank u wel. Ik ben het er uiteraard helemaal mee eens. Ik denk dat het hoog tijd is dat die wijziging er komt. Ik was in het verleden al blij wanneer we terug in dialoog konden gaan met het BOIC. Ik denk dat we intussen echt wel geëvolueerd zijn.
Uit het feit dat u er nog niet op hebt geantwoord, leid ik af dat u nog geen reactie hebt gekregen van het BOIC. Maar ik wens u alle succes bij de gesprekken die daarover zullen gaan, en ben heel benieuwd naar het resultaat.
Er zijn geen andere vragen wat mij betreft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.