Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Brusselmans heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister-president, de Vlaamse musea mogen een pluim op hun hoed steken, want ze scoren gemiddeld 8,4 op 10. Dat blijkt uit een grote tevredenheidsenquête die bij ongeveer tienduizend mensen werd uitgevoerd. Het publieksonderzoek, dat een beeld moet schetsen van museumbezoekers, werd uitgevoerd door International Council of Museums Belgium Flanders (ICOM), de Universiteit Antwerpen en studiebureau LMR. Het gedrag van museumbezoekers en de impact van een museumbezoek na de corona- en energiecrisis in kaart brengen, waren de belangrijkste doelstellingen van het onderzoek. Vijftig participerende musea kregen op die manier een goed beeld van het profiel en de motivaties van hun klanten.
Uit dit onderzoek bleek niet alleen dat de motieven voor een museumbezoek erg uiteenlopend kunnen zijn maar dat musea ook meer en meer plekken voor ontmoeting worden, misschien een goed gevolg van corona.
Een opvallend resultaat heeft te maken met het online museumbezoek en andere digitale museumtoepassingen. 70 procent van de respondenten had nog nooit een museum digitaal bezocht. Zij die dat wel deden, bekeken ofwel de collectie online of volgden een virtuele tour. Wie aangaf een museum digitaal bezocht te hebben, had het museum in kwestie voordien meestal al eens live bezocht. Professor Schramme van de Universiteit Antwerpen is hierover duidelijk: "Er zijn slechts heel weinig reguliere online museumbezoekers (...) De rol van een digitaal museumaanbod lijkt op dit moment voornamelijk een extra toevoeging bij het fysieke museumbezoek.”
Me dunkt dat deze studie bruikbaar materiaal heeft opgeleverd om er verder mee aan de slag te gaan. Daarom had ik graag antwoord op de volgende vragen.
Minister-president, hoe evalueert u zelf de resultaten van deze bevraging?
Een bijzonder aandachtspunt is volgens mij het lage deelnamecijfer met betrekking tot het online museumbezoek. Daarbij denk ik natuurlijk aan het in de steigers staande Museum van Vlaanderen, dat aanvankelijk iets fysieks zou zijn, dan iets gecombineerds en uiteindelijk afgezwakt tot iets louter digitaals. Niet minder dan 70 procent van de bevraagden gaf aan nog nooit online een museale instelling te hebben bezocht. Zij die het wel deden, hadden ze meestal al eens fysiek bezocht. Ik ga ervan uit dat er rekening zal worden gehouden met deze cijfers en dat er zal worden gefocust om een zo breed mogelijk publiek aan te trekken en te motiveren om het virtuele Museum van Vlaanderen te bezoeken. Hoe denkt men dit concreet te verwezenlijken?
Een logische vraag daarbij is of u mij ook een stand van zaken kunt geven met betrekking tot het digitale Museum van Vlaanderen.
En tot slot had ik graag vernomen of u, rekening houdend met het feit dat er opvallend weinig reguliere online museumbezoekers zijn, binnen het raam van het brede Vlaamse museale ondersteuningsbeleid, initiatieven zult ontwikkelen om bezoekers te stimuleren tot meer digitale bezoeken?
– Meyrem Almaci treedt als voorzitter op.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Brusselmans, u vraagt naar mijn evaluatie van de resultaten. Het eigenlijke onderzoeksrapport van het publieksonderzoek is pas recent vrijgegeven, we moeten het dus nog ten gronde doornemen. Ik concentreer me in mijn antwoord dan ook vooral op de digitale aspecten van de werking, omdat uw vragen zich daarop focussen.
Algemeen wil ik wel zeggen dat in het onderzoek de grote tevredenheid van de museumbezoekers opvalt, wat me natuurlijk bijzonder veel plezier doet, en ik denk iedereen in deze commissie. De helft van de bevraagden in het onderzoek is ‘zeer tevreden’ over de presentatie van het museum, meer dan een derde is ‘tevreden’. Dat is samen meer dan 85 procent dat tevreden is, terwijl nog geen 3 procent ontevreden is.
Ook de tevredenheid over het omkaderende aanbod – lezingen, kinderparcours, gidsbeurten – is bijzonder hoog. Voor heel wat types activiteiten blijkt meer dan de helft van de bevraagden ‘zeer tevreden’. Met degenen die ‘tevreden’ zijn erbij, stijgt dat tot 90 procent. Dat zijn natuurlijk fantastische cijfers.
De globale cijfers voor het ‘analoge’ aanbod zijn dus erg positief. Zoals u zelf aangeeft, is dat voor het digitale aanbod nog anders. Voor praktische info vinden mensen wel de weg naar de website en de sociale media van musea, voor het kennismaken met de collectie veel minder. 70 procent van de bevraagden geeft aan nog nooit gebruikgemaakt te hebben van het digitale aanbod van een museum. Degenen die dat wel deden, bekeken ofwel de collectie online of volgden een virtuele tour.
Het digitale aanbod is ook niet bij alle musea al even sterk uitgebouwd. Hier liggen zeker nog grote mogelijkheden, zoals de onderzoekers ook concluderen. Ik twijfel er niet aan dat het virtuele museum een versnellende factor zal zijn, die de mogelijkheden van digitale ontsluiting toont.
Zo kom ik bij uw vraag over het Museum van Vlaanderen. Ik weet niet of er aanvankelijk is gesproken over een fysiek museum. In het regeerakkoord stonden al de twee opties, om het juist te stellen.
Ik wil dus de vraag beantwoorden vanuit de ervaring die het virtuele museum het brede publiek wil bieden, en vanuit de communicatiestrategie om dat publiek te bereiken. Er zijn dus twee zaken: de virtuele ervaring en de communicatiestrategie.
Wat de ervaring betreft, bevestigt onze eigen benchmarking bij de start van het traject de vaststelling van professor Schramme dat het online aanbod vandaag voor het grootste deel complementair is aan een fysiek bezoek. Het gaat onder andere om 360 graden- of 3D-weergaven van het fysieke museum, en beelden of ‘renderingen’ van objecten in de collectie met verdiepende teksten, soms ook audioteksten.
Het virtuele museum daarentegen wil inzetten op een steeds groeiend aanbod van digitale belevingen die verhalen vertellen waarin erfgoed verwerkt is. In de eerste versie van het museum starten we met belevingen in zes formaten, op een spectrum van meer informerend tot meer entertainend, wat in het jargon infotainment heet. De belevingen bieden we aan in een laagdrempelige mobiele toepassing, waarvoor het eerste conceptontwerp net goud won in de categorie digitaal product op de Henry van de Velde Awards 2023. Daarin kunnen gebruikers door suggesties bladeren, die we op basis van interesse en locatie ook kunnen personaliseren, en zoeken naar belevingen verbonden met hun locatie. Het virtuele museum wil dus kunnen vertrekken van aan de voordeur en inspelen op specifieke interesses van gebruikers om erfgoed dichtbij te brengen en van daaruit op het spoor te brengen van het rijke aanbod dat verderop te vinden is.
Door de combinatie van steeds nieuwe belevingen, personalisatie en spelmechanismen willen we gebruikers aanmoedigen om terug te komen naar het virtuele museum, hun interesse te blijven prikkelen en hen vanuit de digitale belevingen de weg te blijven wijzen naar erfgoedplekken, -evenementen en -instellingen.
Met betrekking tot het tweede luik, de communicatie, willen we het publiek verbreden en tot bij het virtuele museum krijgen met doorlopende en doelgroepgerichte campagnes. Dat laat ons toe om promotie betaalbaar te houden, en de meest effectieve boodschappen, kanalen en hefbomen voor een doelgroep in te zetten. Doordat we steeds nieuwe belevingen toevoegen, zullen we de campagnes fris kunnen houden.
Bovendien wil ik ook in de context van Flanders Technology & Innovation (FTI), specifiek voor het domein van de entertainmenttechnologie, benadrukken dat ik bezig ben met een haalbaarheidsonderzoek. Dit onderzoek gaat enerzijds na hoe nieuwe innovatieve en digitale technologieën ook binnen de museale sector de ruime entertainmentsector kunnen versterken. Anderzijds onderzoek ik hoe we het publiek dichter kunnen betrekken bij deze nieuwe digitale technologieën om Vlaanderen als innovatieve regio sterker op de kaart te zetten en laagdrempelige cultuurparticipatie te stimuleren.
Wat betreft de stand van zaken met betrekking tot het Digitale Museum van Vlaanderen, kan ik u meedelen dat we in de afgelopen periode, door markt- en gebruikersonderzoek, ontwerpoefeningen en prototypes, een concept voor het virtuele museum hebben uitgewerkt, aangevuld met een technisch plan. Dat plan is gealigneerd met andere digitale erfgoedgerelateerde initiatieven van de Vlaamse overheid en van de sector. Het concept is verder aangevuld met een beheersplan dat onder andere de redactionele, promotionele en technische inspanningen in kaart brengt om het virtuele museum verder te laten groeien indien de volgende regering daarmee instemt. Daarnaast zijn we doorlopend bezig een draagvlak voor het initiatief uit te bouwen binnen erfgoedsector.
Dit jaar bouwen we de eerste versie van het museum. We implementeren een productieklaar technisch platform met een webtoepassing voor het publiek en een voor de redactie. Parallel daarmee ontwikkelen we in een evoluerende samenwerking met de sector een eerste set belevingen met redactionele en creatieve partners. In het voorjaar van 2024 willen we het virtuele museum voor het grote publiek lanceren.
Wat betreft uw vraag hoe we, gelet op het feit dat er opvallend weinig reguliere online museumbezoekers zijn, initiatieven zullen ontwikkelen om bezoekers te stimuleren tot meer digitale bezoeken, kan ik het volgende antwoorden. Het aanmoedigen en versterken van de digitale transformatie is een belangrijk onderdeel van mijn cultuurbeleid, zeker ook voor cultureel erfgoed. In mijn strategische visienota Cultureel Erfgoed is het dan ook een van de acht prioriteiten en een aandachtspunt dat getoetst wordt bij aanvragen voor werkings- en projectsubsidies.
Het versterken van het digitaal publieksbereik is een belangrijk facet van de digitale transformatie, maar publieksbereik gaat breder dan enkel virtueel museumbezoek. Denk bijvoorbeeld aan het bereiken van nieuw publiek via sociale media, het digitaal toeleiden van bezoekers, het digitaal raadpleegbaar maken van inventarissen en van het erfgoed zelf.
De cultureelerfgoedsector zet volop in op de digitalisering van collecties. Het publieksbereik van gedigitaliseerde boeken en archieven is daarbij vaak indrukwekkend. Ook een initiatief als ‘Het Archief voor Onderwijs’ van Vlaams instituut voor het archief (meemoo) toont de mogelijkheden van het digitaal aanbieden van erfgoed.
Museale objecten zijn digitaal evenwel moelijker te ontsluiten dan teksten, foto’s of films. Het simpelweg digitaal reproduceren van een fysiek museumbezoek biedt voor de meeste mensen immers weinig meerwaarde. Musea zijn daardoor vaak nog op zoek naar de beste manier om hun collecties digitaal te presenteren. Het virtueel museum heeft zeker een voorbeeldrol te spelen door de mogelijkheden op dit vlak te tonen.
Van individuele organisaties verwacht ik vooral dat ze een realistische visie en strategie ontwikkelen op het geheel van hun digitale werking. Dat gaat verder dan de publieksontsluiting. Ook op het vlak van verzamelen en duurzaam bewaren van digitale bestanden zijn er immers nog grote uitdagingen. Het is belangrijk dat organisaties hierover nadenken vanuit een geïntegreerde visie. Welke accenten ze daarbij leggen, is in eerste instantie aan de organisaties zelf. Ik ben dan ook bijzonder benieuwd hoe hieraan vormgegeven wordt in de aanvragen voor werkingssubsidies in de grote cultureelerfgoedronde 2024-2028, die op dit moment voorliggen bij de beoordelingscommissies.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord, dat ook wel positief was, denk ik.
Ten eerste: ik begrijp dat u de hele enquête nog ten gronde moet doornemen, dat snap ik. Maar ten tweede ben ik eigenlijk wel enthousiast over de ervaring van het virtueel museum die u schetst. Als dat allemaal zo goed wordt uitgevoerd als u het hier voorstelt, zal dat ongetwijfeld wel een aantrekkingsfactor kunnen zijn. Maar daarvoor moeten we dus nog wachten.
Mijn logische bijvraag zou geweest zijn hoe het zit qua deadline, maar daar hebt u op geantwoord: voorjaar 2024. Het zou goed zijn als we dat nog kunnen halen, dan hebben we tenminste nog wat afleiding, want we zullen in die periode ook met andere dingen bezig zijn – althans wij toch, als politici.
Dan is er misschien nog één bijkomende vraag, even voor de hand liggend als die over de deadline: hoe zit het met het budget? Is er op dit moment al sprake van meerkosten ten opzichte van het oorspronkelijk geraamde budget?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dat versnellend effect van het virtueel museum, daar geloven we ook heel sterk in, vandaar dat we ook gevraagd hebben om de projectleider nog eens een toelichting over de stand van zaken te laten geven. Ik dacht dat dat ondertussen ingepland stond voor 4 mei, dus dan kunnen we daar zeker nog verder op terugkomen.
Wat digitalisering in het algemeen betreft, weten we dat er op alle vlakken nog heel veel werk te verzetten is. Ik kon er helaas vorige week niet bij zijn wegens ziekte, maar ik heb de beelden van de hoorzitting herbekeken. We hebben nu de aanvragen die lopende zijn. Tijdens de bezoeken die ik vorig jaar aan de musea afgelegd heb, hoorde ik wel dat ze daar absoluut op willen inzetten. We hebben dat virtueel museum. Maar dan hebben we ook meemoo en Cultuurconnect en publiq, die daarin toch wel een belangrijke rol spelen. Eigenlijk kunnen we zeggen: die digitalisering, daar zijn kinderstappen gezet, maar de grote transformatie moet zich nu nog voltrekken.
Eén specifiek aandachtspunt dat ik wel nog wil meegeven rond het erfgoed en de digitale transformatie, is dat we niet uit het oog mogen verliezen dat ook het immateriële erfgoed moet worden gedigitaliseerd. Die verhalen, die tradities moeten musea ook meenemen, maar het is niet altijd even gemakkelijk om zoiets te gaan registreren. Alle instanties die daarmee bezig zijn, van musea tot steunpunten en de drie grote spelers die we hebben, moeten daar nu al aandacht aan besteden, zodat we later niet hoeven vast te stellen dat we dat vergeten waren en dat het niet meer in onze systemen past.
Wij hebben inderdaad gepland om hier op 4 mei te praten over het virtueel Museum van Vlaanderen, in de hoorzitting. Dat staat gepland, we moeten alleen nog het moment – voormiddag, namiddag, naargelang de agenda – in de regeling der werkzaamheden vastleggen.
Mevrouw Coudyser verwijst naar een aantal aspecten die in de hoorzitting over de nota digitalisering aan bod zijn gekomen. Vanuit de verschillende stakeholders – en dan gaat dat effectief ook over meemoo – wordt gezegd dat het een hele goede stap is die we zetten, maar koken kost ook geld. Misschien neem ik al een voorafname op het debat, maar het heeft natuurlijk wel te maken met het aantrekken van een zo breed mogelijk publiek. Hoe zit het met het budgettaire aspect? Als ik u hoor, minister-president, willen we in het voorjaar van 2024 klaar zijn, maar in dat debat is gezegd: “We hebben er eigenlijk nog geen zicht op en we moeten in 2026 klaar zijn.” Ik vroeg mij af of u daar wat meer licht op kunt werpen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Brusselmans, het is nog volledig binnen budget, er is ook nog geen meervraag gekomen.
Mevrouw Almaci, die deadline van 2024 was voor het virtuele museum, de eerste versie. Wat de rest betreft, heb ik tijdens mijn antwoord gezegd dat ik ga bekijken wat de verschillende initiatieven van de spelers in het veld op het vlak van digitalisering zijn.
Digitalisering was een van de elementen in de verschillende dossiers, en we gaan bekijken hoe we dat eventueel verder moeten stimuleren. De aanvragen liggen nu bij de beoordelingscommissies, dus laten we eerst het werk van de beoordelingscommissies afwachten en dan zullen we dat bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.