Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de studie van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt inzake de uitbouw van de netten in de energietransitie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Dankzij de gigantische investeringen in ons datanetwerk in het recente verleden kan collega Van Rooy zijn vraag van thuis uit stellen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik merk toch heel af en toe haperingen. Laat ons hopen dat dat in dezen niet het geval is. Minister, op 1 februari 2023 stelde ik u kritische vragen over de versnelde elektrificatie van het wagenpark. U beweerde dat een verplichting om elektrisch te rijden niet aan de orde is. Dat is toch wel frappant, want in het klimaatakkoord van november 2021 wordt gesproken van een razendsnelle transitie naar zogenoemde zero-emissiewagens. Met name dus dat er vanaf 2029 geen nieuwe brandstofwagens meer zouden mogen worden gekocht. De facto zal dit natuurlijk betekenen dat mensen vanaf 2029 massaal elektrische wagens met een lithiumbatterij zullen moeten kopen.
Dat die elektrificatie van het wagenpark vele problemen veroorzaakt, is evident: groeiende afhankelijkheid van China, grote milieuschade door de ontginning van lithium, en natuurlijk last but not least een hoog kostenplaatje voor de burger – met name de batterijwagen zelf en de laadinfrastructuur.
Een bijkomend en fundamenteel probleem is niet alleen de enorme hoeveelheid extra elektriciteit die nodig zal zijn, maar ook de transportcapaciteit voor die elektriciteit. Oftewel: ons elektriciteitsnetwerk. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) heeft onderzocht of ons elektriciteitsnet klaar is voor die energietransitie. En wat blijkt? Zonder gigantische investeringen slibt het Belgisch elektriciteitsnetwerk dicht. Maatregelen om elektriciteit zogenaamd efficiënter te gebruiken, zoals het degoutante en onrechtvaardige capaciteitstarief, zijn slechts een druppel op een hete plaat. Niet alleen de energiebevoorrading, maar ook ons elektriciteitsnet zal dus verre van toereikend zijn.
Vandaag is de kans op overbelasting nog klein, maar de razendsnelle elektrificatie die u wilt doorvoeren, minister, zoals dus de verplichte elektrische wagens en warmtepompen, zal tot enorme problemen leiden. Tegen 2030 dreigt tot 48 procent van het elektriciteitsnetwerk overbelast te raken, tegen 2050 kan dat zelfs oplopen tot 81 procent. Tegen 2030 dreigt tot 54 procent van de transformatoren overbelast te raken en tegen 2050 zelfs 85 procent. Ook de elektriciteit opgewekt door zonnepanelen verergert dit probleem. Daarom zijn dus enorme investeringen nodig. Hoeveel exact kan of wil de VREG niet zeggen, maar Fluvius kwam na een berekening uit op 7 miljard euro aan reguliere investeringen tot 2032. Om de energietransitie voor te bereiden komt daar 4 miljard euro bovenop: 3 miljard euro voor laagspanning en 1 miljard euro voor middenspanning. Het zou voor een gemiddeld gezin neerkomen op minstens 25 euro extra per jaar. De kans dat het meer wordt, lijkt groot te zijn.
De VREG stelt voor aan ‘goed beleid’ te doen, zoals, ik citeer: “Mensen ertoe aanzetten om hun elektrische auto aan een lager vermogen op te laden”, “De elektrische auto op het werk opladen”, “Elektrische auto’s elektriciteit aan het net laten leveren op piekmomenten”, enzovoort. Ik heb gisteren nog een krantenartikel gelezen over wat mensen allemaal zouden moeten doen en in de gaten houden en uitrekenen wat betreft hun apparatuur. Dit soort ideeën toont dus aan dat die elektrificatie niet alleen onrealistisch is, maar mensen zal opzadelen met steeds meer problemen en kopzorgen. Alleszins zal dit alles wat de VREG voorstelt, dus die elektrische auto’s aan een lagere spanning en een lager vermogen opladen enzovoort, geen soelaas bieden. Volgens de VREG is, ik citeer: “In alle gevallen het aantal netcomponenten dat tegen 2050 versterkt moet worden, aanzienlijk.”
Vandaar dus de volgende vragen, minister.
Kunt u het onderzoek van de VREG toelichten en zeggen wat u eruit concludeert voor uw klimaat- en energiebeleid?
Vindt u nog altijd dat die razendsnelle elektrificatie, die door u wordt opgelegd, een goed idee is? Vindt u niet dat het risico op stroompannes en overbelasting van het net te groot zal worden?
Minister, kunt u garanties geven aan de bevolking dat die razendsnelle elektrificatie niet zal leiden tot black-outs of een aantal moeilijke en absurde maatregelen die mensen zullen moeten nemen om overbelasting te vermijden?
Tot slot, minister: hoeveel extra euro’s acht u toelaatbaar om doorgerekend te worden in de energiefactuur ten behoeve van die razendsnelle elektrificatie die u oplegt?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Een vraag over eenzelfde onderwerp, maar een iets andere toon in de vraagstelling dan collega Van Rooy, denk ik. De aanleiding is een studie die op vraag van de minister via de VREG is uitgevoerd, waarbij gekeken werd naar de impact van de energietransitie op het distributienet in Vlaanderen. Met steeds meer elektrische auto’s, warmtepompen en zonnepanelen zal dat net uiteraard anders gebruikt worden en anders belast worden. Voor de studie werkte de VREG samen met het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA), Fluvius en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). De resultaten werden een paar weken geleden bekendgemaakt.
De VREG concludeert dat er zich vandaag zelden een problematische overbelasting op het laagspanningsnet voordoet, dus dat dat net prima beheerd en uitgebouwd is tot op vandaag. Alleen dreigen er zonder extra maatregelen tegen 2030 wel overbelastingen te komen, op 20 tot 48 procent van de elektriciteitskabels, afhankelijk van de snelheid van de elektrificatie. Tegen 2050 wordt dat dan 57 tot 81 procent. Een gelijkaardig verhaal dreigt voor de transformatoren.
Door het nemen van gerichte beleidsmaatregelen kunnen we de nodige investeringen in het distributienet weliswaar tot een minimum beperken, maar niet volledig vermijden, zo zegt toch de studie. Fluvius stelde eerder al dat indien er geen extra maatregelen komen om het net efficiënter te gebruiken, de prijs van bijkomende investeringen voor de energietransitie stijgt van 4 naar 6 miljard euro.
Onder andere sturing in het laadgedrag van elektrische wagens, extra steun voor de aanleg van warmtenetten, dynamische contracten en ‘time of use’-distributienettarieven kunnen de hoeveelheid investeringen beperken. Hoewel alle voorgestelde maatregelen een positief effect hebben op de toekomstige netbelasting, is in alle gevallen het aantal netcomponenten dat tegen 2050 versterkt moet worden, aanzienlijk. Er zullen hoe dan ook investeringen nodig zijn in het net.
Dat is op zich niet uitzonderlijk natuurlijk: de elektrificatie waar we voor staan – van onze economie en onze samenleving – is vergelijkbaar met de industriële revolutie, waarbij fossiele brandstoffen werden geïntroduceerd in onze economie. Als we de vele miljarden euro’s investeringen zouden gaan tellen die ooit gedaan zijn om pijpleidingen, tankstations en dergelijke infrastructuur uit te bouwen, dan is hetgeen waar we hier over spreken peanuts in vergelijking met wat nodig was om de fossiele economie uit te bouwen.
Maar er blijven toch een aantal vragen, minister.
Mijn eerste vraag is over die studie zelf. Welke vraag hebt u exact aan de VREG gesteld? Wat was de bedoeling van de studie? Wat waren de onderzoeksvragen, ‘deliverables’ en andere instructies voor deze studie?
Welke conclusies trekt u uit de studie? Welke maatregelen uit de shortlist van de VREG beoordeelt u als positief? Welke concrete initiatieven zult u dan ook nemen op basis van die studie, want u hebt die ongetwijfeld niet voor niets besteld?
Fluvius dient elk jaar een investeringsplan te updaten en voor te leggen aan de VREG. Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen deze nieuwe studie van de VREG en het Investeringsplan 2023-2032 van Fluvius qua opzet, methodiek, resultaten en conclusies? Wat is de meerwaarde eigenlijk van deze aparte studie? Hoe zal deze studie resulteren in aanpassingen van het investeringsprogramma van Fluvius?
Hoe zult u ervoor zorgen dat de nodige werken aan netinfrastructuur niet vertraagd worden door vergunningsprocedures? Wat zult u doen om deze te versnellen, conform het programma ‘Vlaamse Veerkracht’, waar op dat punt nog wat werk te doen is?
Een duidelijk manco aan de studie is het ontbreken van een concrete becijfering van de investeringen die nodig zijn om het net toekomstbestendig te maken, en in het bijzonder de potentiële besparing die bepaalde beleidsmaatregelen kunnen verwezenlijken. Waarom werd dit niet meegenomen in de studie? Zal dit eventueel in toekomstige studies wel gebeuren?
Tot slot: de VREG zal in de loop van dit jaar een update van de studie uitvoeren om een beter zicht te krijgen op de toekomstige nettoestand en rekening te houden met veranderende omstandigheden. Kunt u meer details geven over welke nieuwe zaken verder onderzocht zullen worden?
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb op 2 oktober 2020 via een brief aan de VREG gevraagd om een studie op te starten die de toereikendheid van de capaciteit van het laagspanningsnet in kaart moet brengen, en ook mogelijke oplossingen moet aanreiken, zowel operationeel als beleidsmatig. Ik heb gevraagd om zowel Fluvius als het VEKA hierbij te betrekken en de mogelijkheid open te laten om hiervoor een externe partner te zoeken. De VREG heeft de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek aangesteld om hen bij deze studie te begeleiden.
Ik concludeer uit het onderzoek dat de simulaties aantonen dat de huidige capaciteit van het net in het algemeen volstaat om vandaag aan de elektriciteitsvraag te voldoen. De studie bevestigt in die zin ook het investeringsplan van Fluvius 2023-2032: het distributienet volstaat vandaag dus, maar het moet worden versterkt in de komende jaren.
Het onderzoek bekeek vier maatregelen, namelijk het stimuleren van het plaatsen van laadpunten op het middenspanningsnet, het stimuleren van trager opladen van elektrische voertuigen op laagspanning, de ontwikkeling van warmtenetten ondersteunen, en het maximaal gebruik van flexibiliteit voor beheer van het laagspanningsnet nastreven.
Op basis van de simulaties en de onderzochte maatregelen, stel ik vast dat in alle gevallen een groot deel van het laagspanningsdistributienet zal moeten worden versterkt. Fluvius maakt hier met zijn investeringsplannen werk van.
Bij mijn aantreden als minister voorzag ik dat meer hernieuwbare energie – die ik als minister ambieer – de decentrale productie sterk moet verhogen. De toenemende elektrificatie zorgt dan weer voor een bijkomende belasting op het net. Om de leveringszekerheid op elk moment te garanderen is voldoende capaciteit van het distributienet nodig. Daarom heb ik einde 2020 de VREG gevraagd dit te onderzoeken.
De externe partij die de VREG onder de arm genomen heeft, zal de VREG bijstaan met de analyse van de modellering van het Fluviusnet en de assumpties voor het toekomstig gebruik ervan. Het betreft een opdracht voor drie jaar.
De studie van de VREG moet dan ook voor een stuk worden gezien als een onafhankelijke controle van de berekeningen, aannames en resultaten uit het investeringsplan van Fluvius. Beide trajecten versterken elkaar en uiteraard is er wisselwerking tussen de bevindingen van het ene traject met het andere en vice versa.
Elektrificatie is belangrijk om minder energie te verbruiken, om onafhankelijker te worden van de import van aardolie en aardgas in het kader van de bevoorradingszekerheid, en om de euro’s in eigen land te houden. Ze is ook belangrijk om de klimaatdoelstellingen te halen. Het is daarom belangrijk dat we lokaal geproduceerde elektriciteit kunnen aanwenden om ons te transporteren en te verwarmen.
Enerzijds is er de verplichting die we deze legislatuur aan Fluvius en Elia hebben opgelegd om hun investeringsplannen na consultatie ter goedkeuring voor te leggen. Anderzijds hebben we een kader gecreëerd voor de inzet van flexibiliteit om investeringen te vermijden of uit te stellen. De combinatie van tijdig investeren en investeringen vermijden of uitstellen waar mogelijk moet ervoor zorgen dat problemen met overbelasting tijdelijk en beperkt zijn. Het is aan de netbeheerders om dit waar te maken en aan de regulator om hierop toe te zien.
Het investeringsplan van Fluvius houdt rekening met dezelfde evoluties en aannames als deze in de studie van de VREG. Fluvius moet er met die investeringsplannen voor zorgen dat onze netten niet overbelast zullen geraken. Ik verwacht dat Elia in een volgende update van de investeringsplannen voor de Vlaamse Elianetten zijn aannames ook maximaal in lijn brengt met de Vlaamse doelstellingen.
De bevoorradingszekerheid is vooral een federale bevoegdheid. Uiteraard heeft Vlaams beleid dat investeren in hernieuwbare energie ondersteunt, meer energie-efficiëntie nastreeft en via het Flexibiliteitsplan 2025 meer flexibiliteit ontsluit hierin een belangrijke ondersteunende rol.
Ten slotte is de toekomst van kernenergie in Vlaanderen maar ook in onze buurlanden belangrijk. Ik ben dan ook verbaasd dat België geen effectief lid is van de ‘nucleaire alliantie’ waar twaalf landen en de Europese Commissie aan deelnemen. Ik zou dat wel gedaan hebben, maar bon.
Wat uw zesde vraag betreft: u weet dat het de regulator is die bevoegd is om te bepalen welke investeringen nodig zijn en om de tarieven te bepalen. Dat is zijn bevoegdheid.
De zevende vraag ging over vergunningsprocedures. Voor veel kabelwerken is er inderdaad een vrijstelling van vergunning. Dat is natuurlijk niet het geval voor de plaatsing van distributiecabines. De vergunningsprocedure duurt 120 dagen. Ik denk niet dat daar veel versnelling mogelijk is, maar uiteraard willen we bekijken waar we kunnen versnellen.
Voor de aanleg van grote trajecten, zoals ondergrondse hoogspanningskabels, is natuurlijk wel een vergunning nodig en vaak ook een milieueffectrapport (MER). Dit gaat vaak over grote afstanden met mogelijk veel bezwaren, maar ook soms met grote impact op natuur- en bosgebieden. De opmaak van een dergelijke aanvraag en een MER vereist dan ook de nodige tijd. Vaak is ook de realisatietermijn bij de uitvoering lang, omdat er geregeld moet worden onteigend en deze procedures lang kunnen aanslepen.
Wat betreft de achtste vraag, in verband met een manco in de studie ten gevolge van het ontbreken van een concrete becijfering van de investeringen die nodig zijn om het elektriciteitsnet toekomstbestendig te maken en waarom dat niet meegenomen werd in de studie, denk ik dat u die vraag rechtstreeks aan de VREG moet stellen.
De negende vraag, waarin u vraagt of ik meer details kan geven in verband met de uitspraak van de VREG dat ze in de loop van dit jaar een update van de studie zullen uitvoeren, denk ik dat u ook deze vraag aan de VREG moet stellen. Ook deze vraag is voor de VREG bedoeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, u hebt volgens mij niet geantwoord op de vraag hoeveel extra euro’s u toelaatbaar acht om doorgerekend te worden in de energiefactuur ten behoeve van de elektrificatie. Uit uw antwoord blijkt dat u die toch wel wilt doorzetten. Ik had daar graag een heel duidelijk antwoord op gekregen. Er wordt nu gesproken van minstens 25 euro per jaar. Ik vrees, ik heb dat al gezegd, dat dit veel meer zal worden. Ik vrees dat die elektrificatie niet alleen voor bijkomende kopzorgen zal zorgen bij mensen, want zij zullen een auto op een laag vermogen moeten gaan opladen, ze zullen de auto moeten gaan gebruiken als een rijdende batterij, en ze zullen moeten nadenken of ze toch niet beter de auto op het werk opladen. Vooral de kostprijs interesseert mij, en dan vooral wat u toelaatbaar acht. We hebben maanden over de energiefactuur gedebatteerd. U probeert daar dingen uit te halen maar u doet dat veel te weinig, de factuur blijft te hoog. Het blijft een tweede belastingbrief. Dus, heel concreet: hoeveel euro’s vindt u toelaatbaar om de energiefactuur te laten stijgen als gevolg van de investeringen die nodig zijn in het elektriciteitsnet ten behoeve van de door u opgelegde elektrificatie?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden, minister. Het is goed dat u die studie besteld hebt in 2020. Fluvius moet een investeringsplan maken, de VREG moet zijn werk doen, we moeten zorgen dat we vanuit de Vlaamse overheid daar ook een duidelijke stem in kunnen vertolken. Het is een bijzonder belangrijk debat, want het gaat over zware investeringen, over aanzienlijke kosten, en over een heel belangrijk maatschappelijk en economisch project natuurlijk. We moeten er met name voor zorgen dat de energiebevoorrading altijd verzekerd is. Misschien niet in productie, maar minstens toch in distributie en levering.
Ik begrijp dat u zich akkoord verklaart met het investeringsplan zoals Fluvius dat vandaag voorlegt op basis van deze studie. Zijn er nog procedurele stappen te zetten, eventueel in overleg met de VREG, om dat plan effectief formeel goed te keuren? Hoe ziet die procedure eruit? Dat is een eerste bijkomende vraag.
U bent nogal snel gegaan over het aspect van het versnellen van vergunningen en procedures. Voor een aantal elementen is dat uiteraard niet zo moeilijk, bijvoorbeeld voor een cabine. Maar het is toch een belangrijke pijler in het plan ‘Vlaamse Veerkracht’, waarvan de verwachtingen op dit moment als een van de weinige nog niet zijn ingelost. U zou namelijk een plan op tafel leggen om de vergunningprocedures te versnellen, net met het oog op de elektrificatie en energietransitie waar we voor staan. In het plan Vlaamse Veerkracht is dat punt 159. De vraag is wat de timing daarvan is? De Europese Commissie komt vandaag nog met voorstellen om een versnelde vergunningsprocedure mogelijk te maken voor investeringen in het kader van de energietransitie, waarbij men een maximumtermijn van achttien maanden vooropstelt. Dit lijkt me dus een heel belangrijke werf, waar we met de Vlaamse Regering werk van moeten maken. Kunt u uw plan van aanpak hieromtrent wat toelichten?
Tot slot, wat betreft de financiering van de energietransitie heeft Fluvius een enorme investering te doen. Op welke manier vindt u dat dit het best gebeurt? Vanwaar moeten volgens u de centen komen om deze investeringen te doen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Dank u voorzitter, en dank u aan de vraagstellers en de minister voor het antwoord.
Minister, zoals u beter weet dan eender wie, zijn dingen in het energiebeleid zelden simplistisch of simpel en eenvoudig. Collega Van Rooy spreekt over de elektriciteitsprijs en ook over de energieprijs, en hij gooit die twee door elkaar. Want de essentie is natuurlijk dat als we over elektrificatie spreken, we het energieverbruik weg van fossiele brandstoffen halen en naar elektriciteit brengen, die dan op haar beurt op termijn hernieuwbaar en duurzaam moet worden.
U hebt ongetwijfeld ook kennisgenomen van een aantal maatregelen die federaal genomen zijn om de mogelijkheid van een taxshift in te bouwen. Dat wil zeggen: de belastingen op elektriciteit – propere elektriciteit – verminderen en die op de vervuilende energie laten stijgen. Ik denk dus dat de vraag ook moet zijn op welke manier wij die energietransitie, waarbij er een verschuiving zal zijn van fossiele brandstoffen naar meer elektrificatie, ik denk ook aan warmtepompen, sociaal rechtvaardig kunnen krijgen en hoe wij meer mensen daarvan kunnen laten profiteren.
Collega Van Rooy, het is niet het parlement en ook niet de minister die economische prognoses maakt, maar gerenommeerde economische agentschappen geven aan dat de kostprijs van elektrische voertuigen de komende tien jaar dramatisch gaat dalen. Dus ik denk niet dat het onze taak is om dan daartegen verzet op te bouwen.
Mijn belangrijkste vraag is, minister, en die sluit wel een beetje aan bij die van de twee vorige sprekers: op welke manier kunnen we die transitie financieren, met inbegrip van een aanpassing aan de infrastructuur, zonder dat dat sociaal onrechtvaardig zou zijn?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u. De vraag is inderdaad wat het mag kosten. Of wat zal het kosten? Maar dan denk ik ook dat we moeten kijken naar het totaalplaatje, en dat hebben we nog niet altijd bij de hand. Want wij spreken altijd over het gedeelte van Fluvius, en wij kunnen dat dan wel proberen in te calculeren via door ons en via de Vlaamse overheid bestelde studies. In onze factuur zit echter ook een federaal gedeelte, dus het transportgedeelte, en daar hebben we niet altijd zicht op.
Moeten we er niet voor zorgen dat alles geïntegreerd wordt in de verhoging van de kostprijs, ook het Ventilusproject, dat ook geld zal kosten, dat ook betaald moet worden? Straks komt er nog een ander project dat ook betaald zal moeten worden. Dus mijn vraag is eigenlijk of we dit niet beter kunnen integreren in het totale kostenplaatje, in plaats van ons enkel te focussen op het gedeelte van Fluvius.
Ik zie geen andere mensen die willen tussenkomen, ik wil mijzelf dan nog wel even aansluiten.
Minister, het voorbije jaar en de voorbije twee jaar hebben ons toch wel getoond dat we niet alleen moeten kijken naar de kostprijs van de investering, maar evengoed naar wat het zal opbrengen. De hernieuwbare energie die we hier produceren – en alle elektriciteit die we hier in de meeste gevallen produceren, als we het kunnen doen met niet-geïmporteerde grondstoffen – is vele malen goedkoper dan wat we moeten importeren, zeker aan fossiele brandstoffen. Dat hebben we de voorbije jaren en zeker het voorbije jaar gezien.
Dus als een versterking van het elektriciteitsnet kan helpen, of nodig is om die hernieuwbare productie – die vele malen goedkoper is voor de klanten, voor de mensen, voor de burgers en de gebruikers – hier te kunnen uitbreiden, dan is dat een investering die rendeert, en die vele malen meer gaat opbrengen dan die 25 euro per gezin, als het correct gebeurt. En wie het echt graag duur wil, kan ook voor nucleaire energie gaan natuurlijk, dan kost het nog wat meer, maar dat is een andere discussie die ik niet met deze discussie wil mengen.
Dus in die zin doet collega Van Rooy met zijn weerstand tegen elektrificatie mij een beetje denken aan iemand die vindt dat we auto’s moeten ontmoedigen omdat we anders te veel wegen moeten aanleggen. We worden wel beter, en de meeste gezinnen worden wel beter als we kunnen elektrificeren, omdat dat een kans geeft om veel goedkoper energie te kunnen hebben in de eigen woning en in het eigen leven. Maar het is wel zo dat het inderdaad een gigantische investering zal zijn en dat Fluvius wel berekent over hoeveel miljarden het gaat, maar dat het niet heel duidelijk is van waar die miljarden gaan komen.
Dus ik stel een concrete vraag: heeft de Vlaamse Regering daar zelf enig zicht op? Of om het nog simpeler te maken: heeft de Vlaamse Regering een plan om zelf aan dat kapitaal een bijdrage te leveren en daarmee zelf die investering te ondersteunen? Want als het alleen de gemeentelijke aandeelhouders van Fluvius gaan zijn die dat moeten ophoesten, dan lijkt mij dat nogal onwaarschijnlijk, hoe snel of hoe traag het ook moet gaan. Dus tot daar mijn vraag.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voorzitter. Hoeveel mag de versterking van het net kosten? Natuurlijk minimum het noodzakelijke, de hele energietransitie kost geld. Ik denk dat iedereen dat wel beaamt. Naast investeringen hebben we natuurlijk ook de daling van het verbruik, ik denk dat we dat ook moeten onderlijnen.
Door meer wind- en zonne-energie, en hopelijk ook door het verlengen van de kerncentrales, zal de kostprijs van elektriciteit verlagen. Het doel moet zijn dat de totale factuur betaalbaar blijft, en nog beter dat die factuur daalt. Het investeringsplan van Fluvius wordt na consultatie voorgelegd aan de VREG, het is dus de VREG die dit plan goedkeurt.
Ik ben uiteraard akkoord met wat collega Tobback ook zegt: Fluvius zal de volgende jaren veel moeten investeren. Een groot deel komt via de autofinanciering, maar toch zal Fluvius ook extra kapitaal nodig hebben. Dit is in eerste instantie een zaak van de aandeelhouders, dus de lokale besturen. Maar u weet dat ikzelf en ook sommige collega’s in de regering, vragende partij zijn om Vlaanderen ook mee aan tafel te brengen. We staan voor een heel grote energietransitie, eigenlijk is het te zot voor woorden dat Vlaanderen niet in Fluvius zit, dus we zijn op dit moment ook samen met de aandeelhouders aan het kijken welke opties mogelijk zijn hiervoor.
Door het versterken van het distributienet en het stimuleren van de lokale productie van elektriciteit en warmte besparen we op de invoering van olie en aardgas. Dat zijn ook miljarden per jaar die naar het buitenland gaan, want dat wordt wel eens vergeten, maar ook dat zijn miljardenkosten.
Ik vind het wel belangrijk dat Fluvius in publieke handen blijft. Misschien, zoals ik eerder heb gezegd, moet de Vlaamse overheid overwegen om in beperkte mate, of in welke mate dan ook, toch in het kapitaal in te stappen. Dat moet denk ik bekeken worden met de aandeelhouders vandaag de dag. Maar toekomstgewijs denk ik wel dat we die richting uit moeten.
Met het vereenvoudigen van de regels zijn we begonnen, collega Bothuyne. Er is ook een conceptnota goedgekeurd met alles wat we nog gingen doen om te vereenvoudigen, maar u begrijpt ook dat we al twee jaar bezig zijn met dat stikstofdossier en dat dat heel veel tijd van onze medewerkers, kabinetsmedewerkers, maar ook van de ambtenaren in beslag heeft genomen. Veel van hen zijn dezelfde mensen die voor de vereenvoudiging van dossiers zorgen. Eenmaal het stikstofakkoord achter de rug is, hoop ik dat we dan met zowel de beleidskaders – want daar waren we ook mee bezig – als met het vereenvoudigen van regels, en ook wat Europa nog gaat doen, snel naar de regering kunnen gaan.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Het is vermoeiend om altijd mijn tijd te moeten besteden aan het voor de zoveelste keer weerleggen van de woorden die dan in mijn mond worden gelegd. Ik verzet mij tegen de verplichting van elektrische wagens, ik verzet mij tegen het verbod op brandstofwagens. Ik zet mij met andere woorden in voor keuzevrijheid, een woord dat u in deze commissie al lang niet meer kent, dat weet ik, maar leg alstublieft geen woorden in mijn mond.
Ik stel mij inderdaad ook vragen bij die batterijwagens die voor een enorme afvalberg zullen zorgen. Dat weet iedereen, u ook. U wilt dat blijven negeren. Ze zullen voor een toenemende afhankelijkheid van China zorgen, maar dat vindt u blijkbaar prima.
Nu, ik stel alleen maar vast dat door iedereen die hier tussenkomt, inclusief de minister, wordt gezegd dat het ooit geld zal opleveren, dat het voor de consument, voor de Vlaming ooit goedkoper zal worden door die elektrificatie. De vraag is wanneer. Ik zit daarop te wachten. Ik kijk er met grote ogen naar. Mensen worden eigenlijk alleen maar opgezadeld met meer facturen, een duurdere wagen. Die nemen ook niet af in prijs, mijnheer Schiltz, dat zien we, de grondstoffen worden zo schaars dat die auto’s eigenlijk duurder worden in plaats van goedkoper.
Dus ik sla het gade en ik zal erop blijven hameren dat mensen geen daling van hun facturen zien, maar een stijging. Ik zal dat blijven aankaarten, daar mag u zeker van zijn.
Al mijn begrip voor uw vermoeidheid. Als u even wilt rusten, ga uw gang.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, en dank u wel, minister. Ik denk dat collega Van Rooy even abstractie heeft gemaakt van alle internationale studies die hier op dit moment over bestaan, maar ook van de realiteit.
Mijn goede collega-schepen uit het mooie Kruisem rijdt drie jaar elektrisch en is bijzonder tevreden over het feit dat ze rondrijdt met zonne-energie opgewekt op haar eigen dak, dat zij op drie jaar tijd 85 euro onderhoudskosten aan haar auto heeft gehad en op die manier zich veel goedkoper kan verplaatsen. En dat moet de bedoeling zijn: dat we ervoor zorgen dat het voor iedereen een winstgevend verhaal kan zijn, maar dan moet de infrastructuur er zijn en dan moet er inderdaad geïnvesteerd worden. We moeten dan ook op een efficiënte manier met die infrastructuur omgaan. Op dat vlak zijn er nog wat stappen te zetten.
Ik ben blij met uw vereenvoudigingsplannen, minister. Als u ingaat op onze goede suggesties om het stikstofdossier volgende week te regelen, dan is dat alvast achter de rug en kunnen we met deze werf, niet onbelangrijk, beginnen.
Wat het kapitaal en Fluvius betreft, denk ik dat we daar toch een grondig debat over moeten voeren. Er zijn een aantal opties om die financiering mogelijk te maken. Maar de optie waarbij Vlaanderen participeert betekent ook dat Vlaanderen rechter en partij wordt als het gaat over het beoordelen van de investeringsplannen van Fluvius, en de kosten die dan uiteindelijk doorgerekend worden. Dus dat is misschien toch een principiële vraag die we ons daarbij moeten stellen, maar dat zullen we ongetwijfeld op een later moment nog doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.