Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, op 7 februari raakte bekend dat hoogleraar Mattias Desmet niet langer de verantwoordelijke lesgever is voor het vak cultuur- en maatschappijkritiek binnen de opleiding psychologie van de UGent. Daarnaast mag zijn boek ‘Psychologie van het Totalitarisme’ niet meer als lesmateriaal gebruikt worden. Volgens een intern onderzoek binnen de universiteit zouden er slordigheden in het werk van de professor zitten, en zou zijn boek deels gebaseerd zijn op verouderde wetenschap.
Dit concrete voorval is natuurlijk in eerste instantie een zaak tussen de professor en zijn werkgever, de universiteit. Maar door dit voorval is er toch een publiek debat ontstaan over de academische vrijheid en de wetenschappelijke deontologie. Academische vrijheid is fundamenteel voor wetenschappelijk onderzoek, dat onder andere gaat over de wisselwerking tussen het vrije woord en het vrije wederwoord, maar er zijn uiteraard ook grenzen daar waar de wetenschappelijke methode en de deontologie niet meer gevolgd worden. In de praktijk is dat niet altijd even gemakkelijk. De wetenschappelijke methode is bij elk domein anders, en zelfs binnen hetzelfde domein zit in het vaststellen van die grenzen toch ook een zekere subjectiviteit. Wat voor de ene wetenschapper binnen die grens ligt, zal volgens de andere dan weer daarbuiten vallen. Wie is trouwens de bewaker van die grens?
Door dit concrete geval aan de universiteit van Gent is er volgens mij toch een precedent geschapen. Ik ben ervan overtuigd dat er in onze Vlaamse hogeronderwijsinstellingen nog hoogleraren zijn die tijdens hun colleges achterhaalde of aantoonbaar onjuiste ideeën verkondigen. Ik heb het dan niet over bijvoorbeeld het ontkennen van de zwaartekracht, maar over zaken die zich situeren in de niet- of minder exacte wetenschappen zoals de freudiaanse psychoanalyse, marxistische onderbouwingen van de samenleving, economie en geschiedenis, de bijdragen van Margaret Mead aan de culturele antropologie, de ‘bell curve’, de rol van het IQ in moraliteit, de disciplines gender en intersectionaliteit, tal van filosofische of theologische stromingen, en zo verder. Daar bestaat dus een zekere tolerantie voor, net omdat het niet- of minder exacte wetenschappen zijn.
Minister, het risico bestaat nu dat een universiteit zich gaat willen indekken tegen bepaalde hoogleraren, en dat ze haar eigen objectiviteit zal willen bewijzen door academische vrijheid veel scherper af te lijnen. Ik denk dat dan nog meer hoogleraren voor hun lesopdrachten zullen mogen vrezen, en dat op die manier de academische vrijheid toch in gevaar komt.
Minister, hebt u over dit voorval ondertussen al, al dan niet via de regeringscommissaris, contact gehad met de rector van de universiteit van Gent?
Hoe evalueert u de bedenkingen rond de grenzen van de academische vrijheid en de wetenschappelijke deontologie?
Erkent u het risico op een uitzonderlijke, scherpe aflijning van de academische vrijheid?
Zult u deze kwestie en bezorgdheden ook bespreken binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA)? Zo nee, waarom niet?
Sancties blijken erg afhankelijk te zijn van de specifieke hogeronderwijsinstellingen, en nog meer van de beoordelende, vakdomeinspecifieke commissies. In hoeverre zijn de beoordelingen niet al te veel afhankelijk van bepaalde subjectieve beoordelaars, waardoor beoordelingen bij gelijkaardige gevallen toch sterk van elkaar kunnen verschillen afhankelijk van de onderwijsinstelling? In hoeverre is er daarom dus, volgens u, meer nood aan basiskrijtlijnen voor onze hogeronderwijsinstellingen omtrent de academische vrijheid en wetenschappelijke deontologie? Krijtlijnen dus waarop instellingen zich kunnen baseren om onder andere te voorkomen dat elke hogeronderwijsinstelling op zichzelf heel erg strenge, maar niet-transparante grenzen zou hanteren ten aanzien van de academische vrijheid.
Zult u eventueel een faciliterende of stroomlijnende rol spelen in dit debat? Overweegt u de opmaak van eventuele krijtlijnen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst toch een onderscheid maken tussen de individuele casus waarnaar u verwijst en anderzijds het debat over academische vrijheid. Anders hebben we het nooit over een aparte casus, maar goed, er is wel vrij breed over geschreven in de kranten. Ik begrijp wel dat er enige aanleiding was in hoofde van de betrokken universiteit om de werken en methodieken van de betrokken prof toch eens van naderbij te gaan bekijken, al was het maar op basis van de passage waarbij de prof in kwestie op een publiek forum vertelde met eigen ogen te hebben gadegeslagen hoe in ons land een openhartoperatie werd uitgevoerd onder hypnose en zonder verdoving. Voor zover het nodig is dat ik dat nog moet bevestigen: dat bleek een leugen te zijn. Ik begrijp dus wel dat er enige aanleiding is om vragen te stellen bij de gang van zaken bij de betrokken prof.
Dat neemt niet weg dat bij uitstek in de academische wereld de academische vrijheid hoog in het vaandel moet worden gedragen. Ze is net een van de belangrijkste steunpilaren waarop universiteiten moeten steunen. Ik hecht er zelf ook heel veel belang aan. Dat enerzijds. Anderzijds heb je natuurlijk het kwaliteitszorgsysteem en de integriteit van het zelfstandig academisch personeel en de universiteit in haar geheel.
U geeft ook terecht aan dat heel het debat niet simpel is. We moeten er rekening mee houden dat het niet simpel is om criteria vast te leggen waarmee we kunnen toetsen welke theorieën en methoden kunnen worden gedoceerd in de diverse lessen. Ik denk dat de methodestrijd even oud is als de universiteiten zelf. U geeft terecht aan dat het debat over academische vrijheid niet eenvoudig is. Het verschilt ook per wetenschapsdomein, en binnen de domeinen is er ook niet steeds een eenduidige visie. Bovendien is die visie dan ook nog eens niet statisch, maar per definitie dynamisch. Je ziet ook nu de evolutie, mee met de evoluties in het wetenschapsdomein zelf, in andere wetenschapsdomeinen en in de samenleving. Voor mij zijn de hogeronderwijsinstellingen en de hogeronderwijsgemeenschap in de eerste plaats een bewaker van die academische vrijheid. Dan kun je inderdaad vragen stellen bij sommige demarches van de afgelopen periodes. Daardoor wordt echter ook het debat gevoed. En ook dat is natuurlijk belangrijk: dat de academische gemeenschap zelf het debat over de academische vrijheid en de grenzen ervan voert, dat permanent voert en zichzelf zo nodig ook tegenkomt in dat debat. Dat vind ik ook goed aan de casussen, die we trouwens ook hebben besproken. Als het gaat over het incident van de Universiteit Antwerpen, denk ik dat we dat hier toch ook hebben besproken. Dat is zo’n voorbeeld van een casus en een maatregel die aanleiding geven tot een debat over de academische vrijheid en waarbij men zichzelf dan toch ook tegenkomt.
Wel is het zo dat de regeringscommissarissen toezicht houden op de processen en dat wij als overheid de krijtlijnen van de kwaliteitscontrole vastleggen. Het is belangrijk dat elke universiteit in haar wetenschappelijk onderzoek zorgt voor een proces waarbij collega’s uit hetzelfde vakgebied ook elkaars werk beoordelen, de zogenaamde peerreview. Dat is toch een goede aanvulling. Ook moeten interne commissies onder andere de wetenschappelijke integriteit toetsen en moet men de nodige goed werkende meldkanalen in stand houden. Bij de voorbeelden die u aanhaalt, is het ook steeds belangrijk dat die theorieën en stromingen ook voldoende worden gekaderd. Het is belangrijk dat de studenten breed worden opgeleid. Onwaarheden weerleg je door ze ook net te onderzoeken. Oude en verouderde wetenschap, botsingen van paradigma’s, verschillende methodes, verschillende meningen meegeven met de studenten, dat zou ook geen probleem mogen zijn. Dat zorgt ook voor vooruitgang. Je kunt daar natuurlijk zelf niet selectief in zijn, door eerst het verwijt te maken dat de ene academicus wordt aangepakt voor het uiten van een idee of een voorstel en vervolgens te zeggen dat andere academici voorstellen en ideeën weergeven waarmee je het totaal niet eens bent. Laten we dus enigszins consequent zijn daarin, ook al weten we dat er sprake is van een moeilijke en niet altijd vast te leggen lijn. Het is een dunne lijn. Daarover zijn we het eens. Debatten moeten bij uitstek in alle openheid kunnen plaatsvinden in universiteiten en hogescholen.
Het is een kunst om de kennis die is opgedaan in het verleden, om te zetten naar vandaag. Ik geloof dat inzichten groeien door confrontatie, veeleer dan door te gaan cancelen.
Dat brengt me tot het tweede element dat ik graag bespreek, en dat is de steeds meer groeiende druk van de wokecultuur. Dat is inderdaad zo. Daar maak ik me wel zorgen over. Humormanagers, sensitivity readers, het verbieden van sprekers op de universiteitscampussen, het herschrijven van boeken, dat gaat me allemaal veel te ver. En ik hoop ook dat we dat in alle openheid mogen tegenspreken en in vraag mogen stellen en dat we dat ook mogen aanvechten.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. U hebt een concreet voorbeeld aangehaald, maar ik wil er toch op wijzen dat de betrokken persoon daar ook publiekelijk zijn excuses voor heeft aangeboden.
Ik wil even terugkomen op de communicatie vanuit de Gentse universiteit. Die heeft laten uitschijnen dat de opgelegde sancties van academische aard zouden zijn, sancties die gebaseerd zijn op verouderde wetenschap. Ik denk dat we met die term op zich zeker voorzichtig moeten omspringen. Ik zeg dat omdat men in verschillende menswetenschappelijke cases soms tot de conclusie komt dat interpretaties van academici of auteurs uit bijvoorbeeld vroegere tijden toch wel heel waardevol waren, ondanks het feit dat ze in meer moderne tijden werden afgedaan als verouderd. Ik pleit dus toch voor enige voorzichtigheid daar.
Ik denk veeleer dat het optreden van professor Desmet bij een controversiële mediafiguur de echte reden was, en niet zozeer wat in zijn lessen gezegd werd of wat in zijn boek staat. Dat vermoeden werd ook beaamd door verschillende van zijn collega's. Als dat effectief waar is, dan moet de Vlaamse Regering of u als minister, die toch een hart hebt voor open debat en voor transparantie in ons academisch onderricht en onderzoek, zich daar toch enorm zorgen over maken. Er moeten toch hefbomen zijn om dat soort van schijnmanoeuvres te voorkomen.
Ik had u ook gevraagd of u bepaalde krijtlijnen zou voorzien. Gaat u daaromtrent zelf nog initiatieven nemen of niet?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat ik mijn mening afdoende duidelijk heb gemaakt. Ik denk ook dat we niet al te veel in alle individuele casuïstiek moeten gaan tussenkomen. Maar ik denk dat ik duidelijk uiting heb gegeven aan mijn mening en standpunt ter zake.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u wel voor uw korte bijkomende antwoord, minister. Ik blijf erbij dat hier een precedent geschapen is dat toch wel enige risico's inhoudt voor onze academici in de toekomst. Men kan dan misschien wel zeggen dat het vooral een zaak is van de hogeronderwijsinstellingen, maar ik vind toch dat hier ook vanuit de Vlaamse overheid duidelijk stelling mag of zelfs moet worden ingenomen. De Vlaamse overheid is trouwens de grootste financier van onze hogeronderwijsinstellingen.
Er moet dus voldoende transparantie en duidelijkheid zijn, want anders gaan onze academici hier op eieren beginnen te lopen en wordt er uit vrees enkel nog binnen de lijntjes gekleurd van wat op dit moment allemaal gangbaar is binnen een bepaald wetenschappelijk domein. Zo doe je als wetenschapper niet aan innovatie. Zo ben je als wetenschapper gedoemd tot een bestaan van constant publiceren, waarin je vooral een erg steriel debat aan het voeren bent binnen dat wat nog kan en mag volgens de huidige opvattingen binnen een vakgebied.
Dat is een trend die we ook internationaal steeds meer zien: wetenschappers die veel publiceren, maar die voornamelijk herkauwen wat al gekend is en braaf binnen de lijntjes kleuren van wat gangbaar is. Met andere woorden: echt baanbrekende studies worden tegenwoordig nog amper gemaakt. Misschien is de grootste wetenschappelijke vooruitgang er wel net gekomen door het uitdagen van hetgeen op dat moment gangbaar was, waarbij ook niet altijd binnen de strikte methodologische lijntjes werd gekleurd. Het zou dus bijzonder jammer zijn, mocht dat in de toekomst steeds minder mogelijk zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.