Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik heb een vraag over het nieuws van vorige week. U en collega Veys kwamen in het nieuws met de achterstand om sociale woningen te bouwen en te renoveren, en het feit dat die ook vorig jaar is blijven oplopen.
Eerder werd al bekend dat er in 2021 zo’n 1,1 miljard euro van de beschikbare 1,77 miljard euro niet was aangewend. Daar is al oeverloos over gedebatteerd. Nu blijkt dat er vorig jaar 685 miljoen euro van de 2 miljard euro daadwerkelijk werd geïnvesteerd.
Minister, u haalde zelf in het nieuws de fusieoperaties aan als reden dat een groot deel van het budget voor de renovatie en de bouw van woningen niet werd opgebruikt. Dat is een deel van de reden. Daarom heb ik een aantal vragen. Tegen wanneer verwacht u dat de maatschappijen de fusies kunnen afronden, en dus opnieuw op schema kunnen bouwen en renoveren? Wat zijn uw verwachtingen met betrekking tot de investeringen in 2023? Verwacht u dat al het beschikbare geld dan wel aangewend zal kunnen worden?
Dan ga ik nog even door op de reden. Die fusieoperatie is een deel van het verhaal, maar niet het hele verhaal. Wij denken dat ook steden en gemeenten meer aangemoedigd zouden kunnen worden, in die zin dat zij die het sociaal bindend objectief (BSO) niet halen, tot nog toe niet gesanctioneerd werden. Dat is ook al meermaals in het debat naar voren gekomen. Er is ook de terugkerende vraag van de huisvestingsmaatschappijen zelf om meer ademruimte op financieel vlak te krijgen. Minister, bent u bereid om ook deze knelpunten weg te werken? Wat zijn volgens de sector zelf de redenen dat niet al het beschikbare geld geïnvesteerd kan worden in sociale woningbouw?
Dan heb ik nog een laatste vraag. We gaan er straks bij de bespreking van het decreet over debatteren en stemmen, maar u hebt met het overschot van het geld van vorig jaar geïnvesteerd in geconventioneerde huur. Hebt u nu al een idee waar u die 1 miljard euro of meer, het bedrag dat vorig jaar beschikbaar was maar niet werd aangewend, voor zult gebruiken? Gaat u daar een plan voor opstellen? Als ik mij niet vergis kunnen leningsmachtigingen twee jaar worden uitgegeven. Of hebt u er goede hoop op dat dat dit jaar wel zal gebeuren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag.
Om beter inzicht te krijgen in de oorzaken van de onderbenutting heb ik het steunpunt gevraagd om een onderzoek uit te voeren naar de doorlooptijden. Dat onderzoek heet ‘Investeren in sociaal wonen: hoe het investeringsritme versnellen of verhogen?’. Het onderzoeksrapport werd recent opgeleverd. De aanbevelingen in deze studie werden ook al besproken in de vorige commissie.
In de studie kwam ook de omvorming naar woonmaatschappijen aan bod. U spreekt in de vraagstelling over fusies, maar er wordt ook partieel gesplitst. Ik spreek daarom liever over herstructureringen.
Qua vooruitblik is het zo dat op 30 juni 2023 in elk van de werkingsgebieden één woonmaatschappij erkend zal zijn die als enige bevoegd maar ook verantwoordelijk zal zijn voor de realisatie van nieuwbouwprojecten. De stand van zaken momenteel wijst er ook op dat dit op het spoor zit. Tot op vandaag zijn 32 van de 42 erkenningsaanvragen ontvangen. De reden voor dit alles kent u: we maken de sector fundamenteel sterker, dit om de bouwcapaciteit op te krikken enerzijds en te zorgen voor een betere ondersteuning van de sociale huurder anderzijds.
Wat uw vraag met betrekking tot het bindend sociaal objectief betreft: dit werd behandeld in de commissie van 20 oktober 2022. Ik gaf toen aan dat er nog wel een groot aantal gemeenten bijkomende inspanningen moeten leveren om hun BSO te behalen, maar dat ik er niet van overtuigd ben dat sanctionerende maatregelen de goede piste zijn. Lokale besturen zijn immers een cruciale partner in dit verhaal, bijvoorbeeld op het vlak van vergunningen. Dit moet dan ook gebeuren op basis van een partnerschap en niet op basis van dwang en sancties.
Wat de evoluties betreft, zien we voor de maand februari een lichte stijging in de toewijzingen ten opzichte van vorig jaar. Het is echter nog te vroeg om hieruit al conclusies te trekken voor het huidige jaar.
Ik heb in ieder geval meerdere maatregelen gelanceerd om het beschikbare geld aan te wenden, die ook al geregeld aan bod kwamen in deze commissie. Ik liet de beoordelingscommissie wekelijks organiseren, zodat de projecten op de meerjarenplanning en op de kortetermijnplanning vlotter doorstromen. Daarnaast organiseerde mijn administratie een nieuwe oproep woonbeleidsconvenanten. De jaarlijkse CBO-oproep (constructieve benadering overheidsopdrachten) wordt intussen tweemaal per jaar gepubliceerd. Bijkomend werden twee raamcontracten afgesloten om de sector te helpen: Design and Build (D&B) appartementen en Design and Insulate (D&I) spouwmuren. De ontwerprichtlijnen, de simulatietabel en het financieringsplafond werden aangepast om meer projecten technisch en financieel mogelijk te maken. Op vraag van de sector heeft mijn administratie een voorbeeldbestek voor eigen Design-and-Buildprojecten ter beschikking gesteld. Ik gaf het Steunpunt Wonen de opdracht om twee onderzoeken uit te voeren: een studie met betrekking tot de doorlooptijd van projecten en een studie met betrekking tot innovatie in de sociale woningbouw. Om renovaties te faciliteren, kocht Wonen in Vlaanderen mobiele woonunits aan. Deze worden nu tijdelijk ingezet voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen.
Bijkomend lanceerden we vorig jaar een oproep voor innovatieve projecten. Verder staan er nog enkele initiatieven in de ontwerpfase zoals een raamcontract voor modulaire woningen, de Design-and-Renovateprocedure en CBO+, waarbij we het ook mogelijk willen maken voor private initiatiefnemers om bestaande gebouwen te renoveren tot sociale woningen en deze in te brengen in het sociale patrimonium.
Een van de maatregelen die ik nam, was het verhogen van het financieringsplafond. Dit geeft de woonmaatschappijen effectief meer financiële ademruimte. We hebben dus wel degelijk heel wat initiatieven op poten gezet om de versnelling van de bouwcapaciteit te bewerkstelligen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden.
Ik wil drie dingen zeggen wat betreft uw antwoorden.
Ten eerste, u somt de initiatieven op om het bouwritme op te drijven. Ik onthoud dat u beterschap verwacht tegen 30 juni 2023, als ongeveer alle woonmaatschappijen gevormd zouden moeten worden.
Ten tweede, ik weet uiteraard dat het bindend sociaal objectief en de sanctionering al meermaals in deze commissie zijn teruggekomen. Ik betreur dat toch enorm, zeker aangezien u zegt dat u een oproep doet voor het woonconvenant en aangezien we weten dat er wel een plafond is van 15 procent. Dan lijkt het mij maar logisch, zeker gezien de precaire situatie, dat ook het minimum afgedwongen wordt via sancties.
U spreekt over woonunits die nu tijdelijk worden gebruikt bijvoorbeeld voor de vluchtelingen, waarover het in de voorgaande vraag ging, en die kunnen worden omgevormd. Misschien heb ik het verkeerd begrepen, dus ik heb een vraag ter bevestiging. U sprak daarjuist in het antwoord op de vraag van mijn collega over 63 woonunits. Dat lijkt me eerder weinig. Wordt dat de komende maanden ook uitgebreid? Ik hoop dat ik het verkeerd of minimalistisch heb begrepen, maar dan kunt u dat rechtzetten.
Minister, mijn volgende vraag is de vraag die ik aanvankelijk heb gesteld: wat gaat er gebeuren met de middelen die niet zijn aangewend? Mijn bijkomende vraag ging over het komende jaar, maar omdat u nog niet hebt geantwoord wat betreft de middelen van dit jaar, herhaal ik die vraag even. Wat is uw plan voor de beschikbare middelen die niet zijn aangewend in 2022? Gaat u nog even de tijd geven om deze wel te investeren of hebt u andere ideeën, bijvoorbeeld het geconventioneerd huren? Of moet daar binnen de regering of in het parlement nog over worden gesproken? Dat is een even legitiem antwoord. Ik ben wel heel erg benieuwd naar wat uw plannen zijn met de middelen die nog niet zijn aangewend.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, eerst en vooral blijft het natuurlijk een feit dat, door redenen van verschillende aard, de doorlooptijd van bouwprojecten in het algemeen, en zeker van sociale woningen, minstens tussen vier à zeven jaar ligt. Dus van de maatregelen die we nemen, zullen sommige onmiddellijk een verschil maken, maar zullen andere meer op lange termijn werken. Dikwijls heeft dat ook met procedures van ruimtelijke ordening te maken. Dat is niet alleen voor sociale woningen zo; alle bouwprojecten hebben daarvan een negatief effect. Ze slepen altijd maar langer en langer aan, en dat heeft met heel wat zaken te maken. In de eerste plaats is er natuurlijk het feit dat er een heel brede maatschappelijke consensus is om open ruimte meer te vrijwaren.
Ten tweede, u vermeldt het plafond, en ik weet dat we daarover van mening verschillen. Dat mag ook, natuurlijk. Het is mijn overtuiging dat, aangezien dat plafond op dit moment maar in een vijftal gemeenten wordt bereikt, het op zich eigenlijk geen verschil zou maken naar die grote aantallen. Ik blijf ervan overtuigd dat de spreiding van de sociale woningen ook een absoluut belangrijke beleidsdoelstelling is.
Uw vraag naar de woonunits is heel terecht. Er zijn er meer ter beschikking, een 130-tal. Er zijn er nu 63 gebruikt voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Ik denk dat die leveringen ook in de tijd gespreid zijn. Als u daarover meer informatie vraagt, dan kunnen we u die concreet bezorgen.
Wat de middelen betreft is er een compromis gesloten. Ik heb dat al verschillende keren uit de doeken gedaan. Enerzijds zijn er de FS3-middelen (financieringssysteem 3) van 2022, die we niet meer gebruiken. Die worden gebruikt voor de ondersteuning van private actoren voor het bouwen van geconventioneerde sociale woningen binnen de gemengde projecten. Daarnaast hebben we andere middelen waarmee betaalbare woningen worden ondersteund. Dat zijn de twee sporen, de twee financiële ondersteuningsmiddelen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt, minister. Oké, ik noteer dat de middelen die dit jaar – en ik vermoed dan ook volgend jaar – over zijn, ook worden ingezet op die twee pistes die we straks in het ontwerp van decreet gaan bespreken.
U hebt natuurlijk gelijk dat de doorlooptijd redelijk lang is. Maar ‘tussen vier en zeven jaar’ is een gemiddelde doorlooptijd die de sociale woningen toch al een tiental jaar hebben.
Wat het bindend sociaal objectief en het plafond betreft, verschillen we inderdaad van mening. U zegt dat het maar in vijf gemeenten geldt, maar daar is bijvoorbeeld de stad Gent bij, en die is zelf vragende partij om boven die 15 procent te gaan. Elke woning die er bij kan komen, lijkt me heel belangrijk, gezien de lange wachtlijsten.
Naar de woonunits ben ik inderdaad wel benieuwd, dus ik zal nog een schriftelijke vraag voor de verdere details indienen.
Bedankt voor uw antwoorden. Ik vermoed dat het thema nog wel zal terugkomen en dat we daarover nog verder van mening zullen verschillen.
Mag ik gewoon nog ter informatie meegeven dat niet Gent, maar Genk een van die vijf gemeenten is die aan 15 procent zitten.
Gent zit dan net niet aan 15 procent?
Die zitten er niet zo heel ver van, ze hebben hun werk goed gedaan, maar ze zitten er nog niet aan.
Dat staaft mijn punt eigenlijk nog meer: Gent en Genk, dat zijn twee grote gemeenten …
Maar Gent dus niet.
Ja ja, ik weet het.
De vraag om uitleg is afgehandeld.