Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Uit West-Vlaamse cijfers bleek dat het aantal dodelijke verkeersongevallen opnieuw gestegen is van 57 in 2021 tot 65 in 2022. Bij die 65 ongevallen vielen vorig jaar 69 doden op West-Vlaamse wegen. Bovendien blijkt dat achttien – meer dan een kwart – van die dodelijke verkeersongevallen in onze provincie veroorzaakt werd door iemand jonger dan 25 jaar. In twee gevallen gaat het zelfs over personen jonger dan 16 jaar. De redenen daarvoor kunnen gaan van onoplettendheid of een gebrek aan ervaring op de weg. Of er echt sprake is van een trend, is niet duidelijk.
Uit dezelfde studie werd duidelijk dat bij 75 procent van de dodelijke verkeersongevallen niet gecontroleerd wordt op alcohol of drugs, omdat de betrokkenen er te slecht aan toe waren of overleden waren. Een ander probleem dat zich lijkt te manifesteren, is het aantal meldingen van racen en driften op straat. Het is een fenomeen dat zich steeds breder verspreidt. Vaak gaat het om jongeren die elkaar opjutten en voor de kick dit gedrag vertonen op de openbare weg. Zo vallen er natuurlijk onnodige slachtoffers.
Wat vindt u van de vaststelling dat – alvast in West-Vlaanderen – meer dan een op de vier van de dodelijke verkeersongevallen veroorzaakt wordt door jongeren? Welke elementen zijn daar volgens u de oorzaak van?
Stelt u een gelijkaardige trend vast in de andere provincies? Wat zijn de vaststellingen daar?
Welke maatregelen zult u nemen om het aantal dodelijke verkeersongevallen waarbij jongeren betrokken zijn, te verminderen? Komt er een nieuw plan van aanpak?
Het sensibiliseren van jongeren over de gevaren op de weg lijkt ons hierbij cruciaal. Welke plannen hebt u daarvoor?
Bij drie op de vier van de dodelijke verkeersongevallen in West-Vlaanderen werd niet gecontroleerd of er sprake was van alcohol of drugs. Zonder vaststellingen en correcte informatie lijkt het ons moeilijk een performant verkeersveiligheidsbeleid uit te rollen. Tonen de resultaten in de andere provincies dezelfde resultaten? Welke maatregelen zult u hieromtrent nemen?
Ziet u het fenomeen van racen en driften op de openbare weg in heel Vlaanderen toenemen of is dat alleen maar in West-Vlaanderen? Hoeveel meldingen kwamen binnen? Welke maatregelen zult u nemen om dit gevaarlijk fenomeen een halt toe te roepen?
Minister Peeters heeft het woord.
Er is in 2022 een lichte daling van het aantal verkeersongevallen, maar daar mogen we zeker niet in berusten. Het is goed dat u daar alle aandacht aan geeft. Ik denk dat het gevaarlijk is om op basis van de analyse dat een op de vier van de dodelijke verkeersongevallen veroorzaakt wordt door jongeren, onmiddellijk te spreken over een trend. Als we kijken naar alle cijfers, dan is er op het Vlaamse niveau traditioneel een oververtegenwoordiging van jonge autobestuurders van 18 tot en met 24 jaar, ten opzichte van andere leeftijdscategorieën. Hun aandeel is iets gedaald, maar ze blijven nog altijd oververtegenwoordigd. Dat is ook de reden waarom we in ons verkeersveiligheidsplan een specifiek streefcijfer voor het aantal ongevallen met jonge autobestuurders hebben opgenomen. We beogen daar ten opzichte van 2019 een daling van 25 procent tegen 2025 en 50 procent tegen 2030 – en natuurlijk liefst vroeger – van het aantal doden en zwaargewonden bij ongevallen met jonge bestuurders.
Momenteel liggen we op schema, maar we moeten dit uiteraard nauwgezet blijven opvolgen. Op schema liggen betekent natuurlijk ook dat er vandaag nog veel dodelijke slachtoffers vallen. Zoals we al vaak hebben gezegd, is elk slachtoffer er één te veel. We moeten daarbij de randopmerking maken dat het niet zo is dat als een jonge autobestuurder betrokken is in een ongeval, hij of zij automatisch ook de verantwoordelijke voor het ongeval is.
U vraagt naar een plan van aanpak. Ik moet dan verwijzen naar ons verkeersveiligheidsplan. In onze sensibiliseringscampagnes richten we ons onder meer heel specifiek naar de doelgroep van jongeren, zeker als het ook over de killers in het verkeer gaat: snelheid, afleiding en rijden onder invloed. Zoals u weet, heb ik hier in de commissie al een paar keer aangehaald dat we heel doelgroepgericht te werk gaan.
Daarnaast hebben we inzake opleiding een aantal bijkomende maatregelen uitgerold. Bij de evaluatie van de rijopleiding categorie B, hebben we de indeling van de manoeuvres in twee categorieën gedeeld. Naargelang de moeilijkheidsgraad is dat doorgevoerd in het praktijkexamen. Verder is er ook de invoering van het vormingsmoment voor de begeleider en de verlenging van de oefenperiode voor een kandidaat-bestuurder van drie naar vijf maanden. Wat de risico-inschatting bij jonge autobestuurders betreft, is er ook het terugkommoment dat toch beschouwd wordt als een belangrijke toegevoegde waarde in de rijopleiding. Want we weten dat hoeveel uren iemand effectief rijdt en de relatieve onervarenheid van jonge bestuurders uiteraard een belangrijke impact op de ongevalsfactoren hebben.
Dan is er uw vijfde vraag over controle op alcohol- en druggebruik bij dodelijke ongevallen: We weten allemaal dat bij dodelijke verkeersongevallen de aard van de verwondingen of het overlijden niet steeds toelaat om een adem- en/of speekseltest uit te voeren. Uit het analyserapport blijkt dat West-Vlaanderen probeert te allen tijde een afname van een bloedstaal en/of toxicologische analyse uit te voeren om zodoende te kijken of er effectief sprake is van rijden onder invloed bij de zware verkeersongevallen. Zoals ik al zei is het niet altijd mogelijk bij het aanvankelijk proces-verbaal, maar dan kijkt men of dit toch niet in een latere analyse opgenomen kan worden. Daarvoor neemt West-Vlaanderen de lead, en we willen dat ook uitrollen naar de andere provincies. Wat dat betreft hebben we ook het overleg opgestart met de andere provinciegouverneurs omdat dit toch wel nuttige informatie oplevert.
Tot slot wat betreft uw vraag van racen en driften op de openbare weg: het is sowieso verboden. We kunnen verwijzen naar artikel 10.4 van de wegcode: “Het is verboden een bestuurder aan te sporen of uit te dagen overdreven snel te rijden.” Het speelt geen rol of dit afgesproken of spontaan was. In die zin is het verboden, is het een overtreding van de vierde graad en er gaat een geldboete mee gepaard van 320 tot 4000 euro, en eventueel een inbeslagname van het voertuig. Wat dit betreft is het natuurlijk vooral de handhavingsproblematiek die speelt, maar meestal zijn de vogels gaan vliegen. We horen vaak van getuigen achteraf dat men aan het racen en het driften was. Alleszins is het een laakbaar gedrag dat niet goed te keuren is en waartegen inzake handhaving best hard wordt opgetreden.
Ik hoop dat ik daarmee uw vragen beantwoord heb.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik had natuurlijk willen weten of dat iets specifieks is voor West-Vlaanderen, of ook in andere provincies gebeurt. Het is natuurlijk wel wat. Wij zitten met een provinciegouverneur die heel hard monitort. U zegt dat het nog geen trend is, gelukkig, maar heeft men in de andere provincies ook die bezorgdheid rond jongeren? Monitort men dat daar? Ik kan me niet inbeelden dat Cathy Berx bijvoorbeeld, iemand die ook veel met verkeersveiligheid bezig is, niet die cijfers ter beschikking heeft.
Ook met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik stel ik me de vraag of dat in de andere provincies ook zo’n probleem is? Wordt dat niet gemonitord? Hetzelfde met het racen en driften: is dat overal in Vlaanderen, of is dat een apart fenomeen in West-Vlaanderen? Heeft het te maken met het niet hebben van cijfers dat u hier geen gegevens over hebt?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik was een beetje verrast, niet door de vraag van collega Lambrecht, maar door wat de collega aanhaalde: het feit dat men bij drie op de vier dodelijke ongevallen niet controleert op alcohol- of druggebruik. Ik dacht dat dat systematisch was. Het is misschien ook federale materie, ik weet het niet. Maar ik vind het toch wel interessant – interessant is te zwak uitgedrukt, een noodzaak – ik vind dat een noodzaak dat dat systematisch zou gebeuren. Want dat is toch wel de oorzaak, of dat kan een van de oorzaken zijn, van dodelijke ongevallen. Bij dezen komt ook vanuit onze fractie een oproep om dat systematisch te doen. Ik ben aan de ene kant wel blij dat dat in West-Vlaanderen gebeurt, maar het zou goed zijn als dat ook in alle andere provincies gebeurt.
Dan heb ik nog een tweede puntje wat verkeersveiligheid betreft. U weet dat onze partij al een tijdje voorstander is van het rijbewijs met punten. Ik weet, collega Lambrecht, dat uw partij daar ook voorstander van is, maar het is een federale materie. Misschien kunt u uw collega’s-socialisten aan de andere kant van de taalgrens ook proberen te overtuigen om dit in te voeren. Want dit zou toch wel heel positief zijn voor de verkeersveiligheid.
Dank u wel.
Minister Peeters heeft het woord.
Misschien verduidelijk ik iets eventjes nog. Het is niet zo dat we in de andere provincies, buiten West-Vlaanderen, niet weten hoe de jongeren vertegenwoordigd zijn in de verkeersveiligheidsstatistieken. Wat dat betreft is West-Vlaanderen zeker geen uitzondering. Het is wel een pluim voor West-Vlaanderen: men maakt daar op structurele manier, na elk verkeersongeval, een grondige analyse. Ik denk dat we dat hier in de commissie ook al aan bod hebben gehad, in het kader van de MIA Quickscan, die we ook een beetje verder uitrollen, nadat we de mosterd gehaald hebben in West-Vlaanderen. Zij doen een zeer grondige analyse van elk verkeersongeval. In samenspraak met het parket analyseren zij elk proces-verbaal. Dat wordt geanonimiseerd, en zij doen aan de hand daarvan verder onderzoek en monitoring. Dat willen we uitbreiden naar de andere provincies als het dat is wat u specifiek bedoelt, mevrouw Lambrecht. U verwijst zelf naar mevrouw Cathy Berx. De andere provincies monitoren natuurlijk ook wat het aandeel is van jongeren in het verkeer en we zien dat die oververtegenwoordigd zijn in heel Vlaanderen. Vandaar hebben we in ons verkeersveiligheidsplan specifieke maatregelen genomen om het aantal ongevallen met jongeren, of ongevallen waar jongeren bij betrokken zijn, duidelijk in kaart te brengen. Dat is dus daar vooral het opzet van.
Maar voor de rest wordt alles overal gemonitord. Het onderzoek naar alcohol en drugs in het verkeer, kunnen we door die grondige analyse die West-Vlaanderen doet, beter detecteren. Maar – zoals ik daarnet ook al zei – soms is het door de omstandigheden, of de ernst van de kwetsuren of het overlijden, niet altijd mogelijk om te kijken of er effectief sprake is van drugs, lachgas, of alcoholintoxicatie. Wanneer het over zeer schrijnende omstandigheden gaat, gaat men niet zeggen dat men eens even wil checken of de persoon die het leven heeft gelaten door alcoholintoxicatie om het leven is gekomen. Dat speelt daar dus: dat dat een moeilijkheid is, en dat dat heel vaak niet in de initiële processen-verbaal is opgenomen. Ik hoop dat dat zo voldoende verduidelijkt is.
Het wordt overal gemonitord. We zijn nu ook in de andere provincies bezig om wanneer een ongeval gebeurd is, met de MIA Quickscan, aan de hand van de processen-verbaal die worden opgemaakt door de politie en naar het parket gaan, snel te kijken hoe we daar toekomstgericht een verbetering in kunnen brengen.
Voor de rest, dat jongeren oververtegenwoordigd zijn: vandaar zijn er die aparte elementen die we daarin opnemen.
Dank u.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden.
Het is natuurlijk fijn om de lead te hebben als West-Vlaanderen, maar niet fijn in deze materie.
Het is zeer goed, minister, dat u bij al die provinciegouverneurs blijft benadrukken om zoveel mogelijk data te verzamelen. Verzamelen, verzamelen, verzamelen. Het is pas wanneer we dat nog meer kunnen weten, dat er meer gericht opgetreden kan worden. We gaan dat dus goed blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.