Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
We blijven in Limburg. Justitie Limburg is gestart met de drugsopvolgingskamer (DOK), naar analogie van de drugsopvolgingskamers in Antwerpen, Brugge en Gent. Het gaat om een proefproject waarbij drugsverslaafden met schuldinzicht en een hulpvraag uit het klassieke strafsysteem worden gehaald, zodat ze aan hun rehabilitatie in de maatschappij kunnen werken, nog voor er sprake is van een eindvonnis. De drugsverslaafden volgen een behandelingstraject en moeten ook op zoek gaan naar een woonst, een zinvolle dagbesteding of een stabiele tewerkstelling. Het traject duurt maximaal achttien maanden. Een opschorting van straf kan uitgesproken worden als het traject positief verlopen is.
In de bijdragen, zowel in De Standaard als in Het Belang van Limburg, hebt u aangekondigd dat u dat een goede zaak vindt, minister.
Ik heb de volgende vragen. Eén: beschikt u over cijfers met betrekking tot het welslagen en/of het mislukken van de drugsopvolgingskamers op de plaatsen waar ze al een tijdje gangbaar zijn? Zijn er verschillen tussen de verschillende locaties – Antwerpen, Brugge en Gent – of is dat niet zo? Twee: worden er nog verdere evaluaties voorzien vooraleer er een wettelijk/decretaal kader wordt uitgetekend, als dat de bedoeling is? Zult u een Vlaams decretaal kader creëren om deze methodiek formeel te verankeren, en binnen welke timing? Vier, opnieuw dezelfde vraag: is er overleg met de federale minister van Justitie om de federale elementen ervan desgevallend te verankeren in een wetswijziging? Zit u hier op dezelfde lijn als de federale overheid?
Minister Demir heeft het woord.
Er bestaan inderdaad al verschillende drugsopvolgingskamers in Vlaanderen: Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Gent, en nu zijn er ook drugsopvolgingskamers opgestart in Limburg, Oudenaarde, Ieper, Veurne, Kortrijk en Dendermonde. Om u een idee te geven: in Wallonië is er nog geen enkel traject rond opgestart.
Er zijn inderdaad heel wat lokale verschillen, ook in wat men als geslaagd traject ziet. Het zijn de rechtbanken zelf die daarover beslissen, maar sommige hanteren volledige abstinentie, andere een positieve gedragsverandering. Voor de cijfers moet ik u dus doorverwijzen naar mijn federale collega van Justitie.
Onze Justitiehuizen werken momenteel mee aan al die verschillende drugsopvolgingskamers, op vrijwillige basis, en dus op eigen Vlaamse middelen, aangezien er tot op heden geen wettelijk mandaat bestaat.
Het federale niveau is vorig jaar op mijn vraag wel begonnen aan een wetsontwerp Hersteltrajecten. Wij hadden dat gevraagd. Daarvoor werd al twee keer het advies van de deelstaten ingewonnen. Twee zaken zijn daarbij voor ons van belang: uniformiteit en afbakening van de doelgroep.
Het probleem is vandaag dat, als er een wildgroei van projecten ontstaat en er geen financiering daarvoor bij komt, de justitieassistenten bijna meer daarvoor ingezet moeten worden dan voor hun reguliere opdrachten, waar ook al niet onmiddellijk middelen bij komen, ondanks de enorme stijging. Zoals u weet wordt de dotatie telkens maar na drie jaar aangepast. Vlaanderen blijft hier dus zelf in investeren. Ook daarom wil ik het wetsontwerp dus nog afbakenen tot enkel drugsopvolgingskamers. Zo kunnen we eerst inzetten op een uniforme werking en wat werkt, om dan later geleidelijk uit te breiden naar andere doelgroepen.
Bovendien is het belangrijk dat er voldoende afstemming gebeurt met de hulpverlening. Als er geen voldoende aanbod is in de drugshulpverlening, kan het traject natuurlijk niet slagen, dus is het belangrijk om ook met de ministers van Welzijn en Volksgezondheid af te stemmen. En dat geldt natuurlijk ook indien men naar bredere trajecten wil gaan. Ik heb zelf natuurlijk al contact opgenomen met de collega van Welzijn om die op de hoogte te stellen van het wetsontwerp, maar blijf aandringen bij mijn federale collega om effectief in overleg te gaan met de verschillende bevoegde ministers. Je hebt Frank Vandenbroucke op federaal niveau en collega Crevits op Vlaams niveau. Als je daar iets oplegt qua hersteltrajecten, en je wilt dat het geen lege doos is, dat het effectief is, dan is het belangrijk dat de rest van de keten volgt. Dat is op dit moment een punt waar toch wel eens deftig over gesproken moet worden.
Op dit moment is enkel een wettelijk kader nodig op federaal niveau om ons dit mandaat te geven. De uniforme werkwijze die wij hiervoor voorzien, wordt via interne richtlijnen verankerd.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat uw antwoord duidelijk is. Misschien nog de eerste vraag die ik stelde: hebt u zelf een timing om dit eventueel uit te rollen over heel Vlaanderen? Dit is uiteraard afhankelijk van de samenwerking met de federale overheid, maar ik stel toch de vraag welke timing u zelf op het oog hebt vanuit Vlaanderen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, collega Vandenhove, ik denk dat het eerste punt dat moet gebeuren, een doorgedreven evaluatie is van die drugsopvolgingskamers. Dat is natuurlijk cruciaal om dan te gaan bekijken of het werkt, welke de resultaten ervan zijn, welke de meest efficiënte kamers zijn, en op welke manier we die dan kunnen gaan uitrollen. Zeker als we het nog willen verbreden naar andere projecten, denk ik dat we daar absoluut werk van moeten maken, dat het federale niveau daar werk van moet maken, natuurlijk met de input die komt vanuit Vlaanderen, vanuit onze justitieassistenten zelf, die daar enorm veel ervaring mee hebben. Zo’n drugsopvolgingskamer heeft sowieso alleen zin als ook de drugshulpverlening onmiddellijk beschikbaar is. Wanneer iemand voor zo’n kamer komt, moet je die onmiddellijk hulp verlenen. Dan heb ik toch wel de vraag: slaagt het departement Welzijn er effectief in om die hulpverlening op te starten voor iedereen die voor die kamer verschijnt?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal misschien eerst de vraag van collega Vandenhove beantwoorden. Qua timing zijn we inderdaad afhankelijk van de Federale Regering en de rechtbanken zelf. Nu wordt dat gefaseerd ingericht, maar de parketten en rechtbanken hebben natuurlijk een personeelsenveloppe gekregen om onder andere daarin te investeren, en dat op parket- en rechtbankniveau.
Wat de vraag van collega De Vreese betreft: op dit moment zijn er inderdaad tekorten in de drugshulpverlening. Vandaar dat de ministers van Welzijn en Volksgezondheid hierbij betrokken moeten worden. Maar dat is vanuit het federale niveau dus nog niet gebeurd. Vandaar dat we dat zelf met de collega’s hebben opgenomen. Maar ik denk dat daar inderdaad nog een spagaat tussen zit.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord.
Het is inderdaad in dit geval weer een probleem van de federale overheid. Maar als ik het goed begrijp, ook ingaand op de vraag van collega De Vreese, is het natuurlijk ook een gegeven of we er op Vlaams niveau bij Welzijn effectief in slagen om die drugshulpverlening te laten samenlopen in timing, en te laten sporen met het geheel. Ik zou eigenlijk aandringen: misschien moeten we de vraag stellen aan de minister van Welzijn of daar de nodige middelen voor uitgetrokken worden, en of vanuit jullie twee kanten voldoende geïnvesteerd wordt om uw beleidsintentie om dat project uit te breiden over heel Vlaanderen, waar te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.