Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de publicatie van het nieuwe rapport van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving met betrekking tot de non-take-up van de huurpremie en huursubsidie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb een vraag over de langverwachte en recent verschenen studie over de onderbenutting van de huurpremie. We kennen het principe: wie al vier jaar op de wachtlijst voor een sociale woning staat, komt in aanmerking om de Vlaamse huurpremie te ontvangen. Ondanks het feit dat er inspanningen gebeuren en de premie semiautomatisch wordt uitgekeerd, stellen we vast dat de niet-benutting of de non-take-up erg hoog ligt. Haast de helft van alle mensen die recht hebben op deze huurondersteuning, laten die kans liggen, maken daar geen gebruik van, doen de aanvraag niet en zijn vermoedelijk niet in orde omdat ze administratief niet sterk genoeg staan.
Op 10 maart 2021 diende ik een conceptnota in – we hebben er hier al vaak over van gedachten mogen wisselen – met een aantal concrete voorstellen om de toegang tot de huurpremie te vergemakkelijken en om te zorgen dat meer mensen gebruik zouden maken van datgene waar ze recht op hebben. Op 27 mei 2021 werd hierover een hoorzitting gehouden met vertegenwoordigers van het Steunpunt Wonen, de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) Vlaanderen en het Vlaams Huurdersplatform.
Via de drie concrete voorstellen in de nota, namelijk de principiële goedkeuring, de schrapping van de inschrijving bij de woonmaatschappij en de dubbele huur, konden stappen vooruit worden gezet. Die voorstellen konden ook echt wel rekenen op een gedragen consensus van de mensen die we op de hoorzitting hebben gehoord.
Het Steunpunt Wonen ging er actief mee aan de slag en onderzocht de onderbenutting van de huurpremie, en de resultaten van deze studie werden na wat vertraging op 8 februari 2023 gepubliceerd. Het is zonder meer een interessant werkstuk.
Een aantal conclusies zijn dat er niet enkel financiële maar ook administratieve, informatie- en culturele drempels worden bevestigd en dat de non-take-up van de huurpremie hoog is en hoog blijft. Er werd enkel gekeken naar de primaire non-take-up, op basis van de bestaande regelgeving en abstractie makend van eventuele fouten in het verwerkingsproces bij de administratie. Maar de gekende cijfers werden bevestigd.
Belangrijker of minstens even belangrijk daarentegen zijn de aanbevelingen die men doet en waar we openlijk mee aan de slag kunnen gaan. Ik noem er een drietal. Men stelt voor om het gebrek aan informatie aan te pakken: de brief beter en anders aankondigen, bijkomende communicatiekanalen gebruiken, kritisch kijken naar het taalgebruik en heel gericht verwijzen naar info en hulpverlening. Ik heb gezien dat collega Claes daar in haar vraag ook heel concreet naar verwijst. Dat komt heel sterk naar voren uit de studie. Ook moet men proberen om de aanvraagprocedure eenvoudiger en automatisch te maken. We moeten bekijken hoe we dat echt wel mogelijk kunnen maken. Men beveelt ook betere ondersteuning aan door actieve opvolging, onder andere door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s), en tenslotte het herbekijken van het bestaande regelgevend kader. Daarbij gaat men kijken naar de huurondersteuning zelf en heeft men het over het afschaffen van de maximale huurprijs, de regels om je in te schrijven bij een sociale huisvestingsmaatschappij (SHM), de woningkwaliteit en de wachttijd.
Minister, bent u bereid, zoals ik reeds heb aangekaart in eerdere vragen om uitleg, om te onderzoeken hoe we kunnen evolueren naar een automatische toekenning van die huurpremie zodat rechthebbenden de ondersteuning echt wel ontvangen? Hoe gaat u aan de slag met de conclusies en aanbevelingen van het rapport? Bent u bereid om maatregelen te treffen om de huidige wachttijd van vier jaar voor de huurpremie in te korten?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Mijn vraag gaat over hetzelfde dossier. Meten is weten en uit de nieuwe studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) rond de non-take-up huurpremie en huursubsidie blijkt dat er toch wat mogelijkheden zijn om dit te verbeteren en dat er nog wat werk aan de winkel is.
De huursubsidie en huurpremie zijn belangrijke instrumenten van het Vlaamse woonbeleid om de betaalbaarheid en de kwaliteit van wonen voor mensen met een relatief laag inkomen te verbeteren. Ik ga niet heel mijn inleiding geven want collega Jans heeft het redelijk goed gesitueerd. Het dossier is nu bekendgemaakt en de aanbevelingen zijn ook gekend. Op basis daarvan heb ik een vijftal vragen.
Minister, wat zijn voor u de belangrijkste conclusies van dit rapport? Welke initiatieven zult u ondernemen? Zult u kijken naar welke initiatieven er in het buitenland genomen werden? We weten op basis van de conclusies dat de non-take-up niet enkel in Vlaanderen aanwezig is maar dat we ook in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Schotland gelijkaardige problematieken zien. Bent u het eens met de in het rapport opgesomde oplossingen? Bent u bereid om meer in te zetten op begeleiding bij het aanvragen van de huurpremie en de huursubsidie?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor jullie vragen, collega’s. Ik ga de antwoorden in globo geven. Het rapport werd vorige week op 6 februari opgeleverd. We zijn dat nog aan het bestuderen en aan het kijken welke maatregelen we eventueel kunnen nemen. Dus het siert jullie dat jullie zo snel met vragen komen, maar wij gaan meer tijd nodig hebben om echt concreet iets te kunnen aangeven. Sommige zaken moeten trouwens zowel binnen de regering als met de betrokken partners worden doorgepraat en anders stellen jullie nadien weer vragen omdat we niet alles hebben besproken. Ik moet een beetje met twee woorden spreken, maar ik geef u graag al een eerste overzicht.
Ik begin met de definitie van de non-take-up: die is gelijk – en dat is belangrijk om in uw achterhoofd te houden – aan het verschil tussen het aantal potentieel rechthebbenden en het aantal rechthebbenden. Het aantal potentieel rechthebbenden zijn het aantal huishoudens dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming. Dit is de groep van kandidaat-huurders die voldoen aan de voorwaarden van de huurpremie. De rechthebbenden zijn het aantal huishoudens dat effectief de tegemoetkoming ontvangt. Voor de huurpremie is de non-take-up dus niet zomaar het aantal kandidaat-huurders dat niet reageerde op de ontvangen brief van de administratie.
De ramingen van non-take-up konden enkel worden berekend voor de huurpremie en voor de huursubsidie voor SVK-huurders (sociaal verhuurkantoor). Voor de andere groepen van huursubsidies zoals zij die verhuizen uit een ongeschikte, onbewoonbare, overbewoonde of onaangepaste woning of daklozen via installatiepremies, is het populatieverhaal te complex en laten de beschikbare gegevens niet toe om een raming te maken van het aantal potentieel rechthebbenden.
Voor de huursubsidie voor SVK-huurders ligt de take-up zeer hoog, namelijk 98 procent. Deze resultaten liggen in de lijn van de verwachting omdat het SVK de huurder hierbij begeleidt, niet in het minst omdat de huursubsidie rechtstreeks wordt uitbetaald aan het SVK.
Voor de huurpremie ligt dat een heel stuk lager en is dat ook een ruwere inschatting. Het vertrekt bij het gemiddeld aantal huishoudens die na het ontvangen van een formulier, de premie aanvragen en dat is 53 procent. Van degene die de premie aanvroegen, werd er gemiddeld 26 procent geweigerd. Die worden beschouwd als niet-rechthebbende, waardoor de take-up zakt van 53 procent naar 44 procent.
De grote onbekende in dit verhaal is de reden waarom de aangeschreven kandidaat-huurders geen aanvraag indienden. Het kan enerzijds te maken hebben met allerlei drempels, zoals de complexiteit van of moeite met het aanvraagproces, die ervoor zorgen dat een potentieel rechthebbende zijn recht toch niet aanvraagt. Anderzijds kan hij bewust niet reageren omdat hij op de hoogte is dat hij toch niet voldoet aan de voorwaarden, omdat hij bijvoorbeeld een te hoge huurprijs heeft of niet het statuut van private huurder heeft. Dit wordt in opdracht en op basis van een bevraging onderzocht door de OCMW’s van huishoudens die niet reageerden. In wat volgt, overloop ik de resultaten.
Er werd vastgesteld dat er ook brieven werden verstuurd naar huishoudens die al een huursubsidie ontvingen. Er wordt geraamd dat 8,4 procent van de huishoudens die een brief ontving, niet reageerde vanwege een cumul met de huursubsidie. Dat is 18 procent van de groep die niet reageerde. Als we die huishoudens buiten beschouwing laten, stijgt de take-up opnieuw naar 49 procent.
Uit de bevraging bleek ook dat ongeveer 21 procent van diegenen die de huurpremie niet hadden aangevraagd, niet in aanmerking gekomen zou zijn. Dat is vooral omdat het huurcontract niet op hun naam staat. Deze personen wonen meestal bij familie, dus bij ouders, grootouders, broers of zussen. Een andere reden om niet aan te vragen is een te hoge huurprijs of niet bereid te zijn om een woningkwaliteitscontrole te laten uitvoeren. Als we die huishoudens buiten beschouwing laten, stijgt de take-up opnieuw naar 54 procent. In het rapport wordt wel nog aangegeven dat dit een onderschatting is vanwege de onzekerheid over de representativiteit van de respondenten.
Uit de resultaten van de bevraging kan worden geconcludeerd dat een belangrijk deel van de non-take-up, namelijk 46 procent, te maken heeft met informatie en de administratieve complexiteit, dus niet begrepen hebben wat er in de brief stond, de huurpremie niet kennen, geen brief ontvangen hebben of denken niet aan de voorwaarden te voldoen.
Zoals aangegeven zal het rapport en de aanbevelingen nog grondig worden onderzocht. Desalniettemin kan ik wel een aantal beschouwingen geven bij het rapport. Ten eerste wordt gesteld dat de take-up verhoogd kan worden door een betere informatieverstrekking en ondersteuning van de potentieel rechthebbenden en door een administratieve vereenvoudiging. Dit is een aspect dat we zeker gaan oppikken. Voor het inzetten op een betere kennis van de huurpremie en de informatie over het instrument verbeteren, denken we aan verschillende zaken. Zo zullen we de inhoud van de brieven nogmaals laten toetsen op klare taal, in samenspraak met armoedeverenigingen. Ook de informatie op externe communicatiekanalen, zoals de website zal getoetst worden op klare taal. De finaliteit van de brieven moet zo duidelijk mogelijk zijn en geen enkele marge laten voor onduidelijkheid of afschrikkende effecten.
We zullen onderzoeken of het aanvraagproces gedigitaliseerd kan worden, tegen eind dit jaar. Aanvullend zal ook bekeken worden of de brieven aangevuld kunnen worden met een QR-code, die een rechthebbende meteen doorverwijst naar een digitale aanvraag om zo de tijd tussen het ontvangen van de brief en de aanvraag zo kort mogelijk te houden.
Op langere termijn biedt ook het Centraal Inschrijvingsregister (CIR) mogelijkheden. Op dit moment is het CIR nog niet operationeel, maar in de toekomst moet worden bekeken of een verdere doorgifte of uitwisseling van gegevens onderzocht moet worden, zoals het uitsturen van pushberichten zodra de potentieel rechthebbende in aanmerking komt voor de huurpremie, en in dit bericht een link op te nemen naar de digitale aanvraag.
Het is bij dit alles wel relevant om in herinnering te brengen dat de huurpremie een semiautomatisch stelsel is waarbij de kandidaat-huurder een brief ontvangt vanuit het agentschap zodra hij over voldoende wachttijd op een kandidatenlijst voor een sociale huurwoning beschikt.
Het is nog steeds niet mogelijk om de huurpremie volledig automatisch toe te kennen aan kandidaat-huurders die vier jaar op de wachtlijst staan, omdat er bijkomende voorwaarden gelden om in aanmerking te komen voor een huurpremie en een aantal van die voorwaarden zijn nog steeds niet te consulteren of verifieerbaar via authentieke bronnen. De kandidaat-huurder moet hiervoor zelf nog bewijsstukken of attesten aanleveren, of er moet nog een conformiteitsonderzoek uitgevoerd worden door de administratie. En zeker bij dat laatste denk ik dat niemand ervoor pleit om huurpremies, of welke ondersteuning dan ook, aan te bieden voor woningen die bijvoorbeeld niet verhuurd zouden mogen worden. Die kwaliteitscontrole is daar dus wel cruciaal bij.
Een ander initiatief dat ik wens te nemen, is om te bekijken of mijn diensten bijkomende bestaande databronnen zelf kunnen aanspreken, met name de service sociaal statuut, via het Rijksregister, of de bewindvoering. Deze bronnen zullen ervoor zorgen dat de aanvrager zelf minder attesten moet afleveren, en zal mogelijk de drempels verlagen.
Wat een betere ondersteuning van de potentieel rechthebbenden betreft om te voorzien in een begeleiding bij hun aanvraag: zoals al aangegeven ligt de take-up bij SVK-huurders heel hoog, namelijk op 98 procent, omdat het SVK er alle belang bij heeft dat de huursubsidie uitbetaald wordt. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de begeleiding bij de aanvragen effectief is. Dat bleek tevens uit het rapport. Na contactopname door het OCMW werd door de helft van degenen die meenden niet in aanmerking te komen alsnog een aanvraag ingediend.
In dit kader wijs ik op de verwerkersovereenkomsten met de OCMW’s. Inmiddels werden door de administratie reeds met 77 OCMW’s verwerkersovereenkomsten afgesloten. De OCMW’s krijgen zo een lijst van de niet-aanvragers die gedomicilieerd zijn in hun gemeente. Als er op deze lijst cliënten van hun vermeld staan, nemen zij alsnog met hen contact op om hen te wijzen op hun rechten. We gaan dus een beetje het SVK-systeem van de hoge take-up proberen toe te passen bij de OCMW’s, en daar worden vorderingen in gemaakt. Ik heb intussen de opdracht gegeven aan de administratie om proactief contact op te nemen met de OCMW’s met wie dergelijke verwerkersovereenkomsten nog niet werden afgesloten, om dat alsnog te doen.
Verder ga ik ook alvast in dialoog treden met de sociale verhuurders inzake hun rol bij het begeleiden van de potentieel rechthebbenden met hun aanvraag. Ik ben immers van mening dat ze bij de opvolging van kandidaat-huurders hierbij ook een belangrijke ondersteunende rol kunnen opnemen bij het aanvragen van de premie. Al zal daar natuurlijk de uitrol van het CIR een grote hulp zijn.
Ik denk dat dit reeds een mooi pakket aan maatregelen is op basis waarvan we de take-up willen verhogen. Over een aantal andere zaken gaan we eerst op regeringsniveau in dialoog moeten gaan, en komen we natuurlijk op een later moment bij jullie terug.
Er zijn tenslotte ook een aantal zaken die ik niet ga doen. Mevrouw Jans, u hebt ernaar gevraagd om de wachttijd voor de huurpremie in te korten. Eerst en vooral heeft de termijn op zich, mijns inziens, geen impact op de take-up of non-take-up, dat heeft daar geen effect op. Dat zou enkel de groep aan rechthebbenden vergroten. En laat dat net iets zijn waar we zeer behoedzaam mee moeten omspringen. We hebben het daar al over gehad. Als je premies niet selectief genoeg inzet, hebben die een prijsstijgend effect. Zo leiden ze finaal tot hogere prijzen en een aanscherping van de concurrentie.
Dat klinkt dus wel sympathiek op korte termijn, maar op lange termijn zouden we dus veel meer middelen uitgeven, en door het uitgeven van die middelen mogelijk nadelige effecten op de huurmarkt creëren. U kent het verhaal waarbij we 100 woningen ter beschikking hebben, maar 105 kandidaten hebben. Als je die 5 mensen die uit de boot vallen een premie geeft, dan schuiven die wel in, maar dan zijn er – als je nog altijd maar 100 woningen hebt – 5 andere kandidaten die uit de boot vallen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
U hebt nog een aantal formules en principes uitgelegd die in de studie inderdaad heel helder naar voren gebracht worden. We hopen toch dat we op heel afzienbare tijd, of heel snel, concretere maatregelen van u kunnen horen. We hebben zeer lang op de studie moeten wachten, maar het neemt niet weg dat ze zeer bevattelijk en helder is en ook heel erg duidelijke aanbevelingen in zich draagt.
Het verhaal om de wachttijd van de huurpremie aan te passen, is geen sympathiek idee dat in mijn hoofd is ontstaan. Dat is een officiële aanbeveling uit het rapport dat in onze opdracht is gemaakt. En ik denk dat wij daar toch, zoals u zegt, heel gegrond en heel beredeneerd moeten gaan kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we niet alleen meer middelen uitgeven, maar het doel moet zijn dat we meer mensen helpen. Want het is toch wel duidelijk dat die begeleiding werkt. Ik lees dat 77 OCMW’s een verwerkingsovereenkomst hebben waarbij ze dus de namen krijgen van de mensen die in aanmerking komen, of zouden kunnen komen, en dan kunnen zij hen proactief contacteren. Ik denk dat dat de goede hulpverlening en de begeleiding is die werkt. Dan weet je tenminste gericht over wie het gaat. Dat lijkt mij ook een kerntaak te zijn van lokale besturen en OCMW’s. Daarbovenop leren we bij die SVK’s dat begeleiding echt wel werkt, het is dus goed dat we daar dan ook beter op gaan inzetten.
Wat de betere informatie en administratieve vereenvoudiging betreft, hebt u al een aantal aanzetten gegeven. Ik denk dat dat de goede zijn: digitaal, de QR-codes, betere brieven. Maar minister, we geven u zeker nog wat tijd om de studie grondig door te nemen, om te kijken welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat meer rechthebbenden inderdaad krijgen waar ze recht op hebben. Dat gaat hier om een huurondersteuning van om en bij de 150 of 160 euro per maand. Dat maakt echt wel een verschil. Er komt nog een bedrag bij van om en bij de 28 euro per persoon ten laste. Dat is voor een alleenstaande met kinderen misschien net datgene dat het mogelijk maakt om op het einde van de maand rond te komen. Ik vind dat ontzettend jammer. En als dat nu 49 of 52 procent is, dat maar de helft van de mensen dat ontvangt …
Ik vind dat het onze absolute ambitie moet zijn om dat zichtbaar en visibel naar boven te brengen. Ik hoop dus dat de tijd die u zich meent te moeten nemen om maatregelen aan te kondigen, ook wel zal resulteren in daadkrachtige maatregelen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het klopt wel dat we vanaf het begin van deze legislatuur hebben stilgestaan bij die non-take-up. Dat is hier ook meermaals besproken in de commissie. Onze fractie is dan ook zeer blij dat het rapport uiteindelijk klaarligt.
Ik snap ook dat u op tien dagen hier in de commissie geen kant-en-klaar pakket kunt afleveren. Maar op basis van uw antwoord moet ik zeggen dat u toch heel wat aanbevelingen gaat meepakken en dat er toch heel wat initiatieven op stapel staan die worden meegenomen of verder worden onderzocht. Ik kan u alleen maar proficiat wensen dat u op zo’n korte tijd toch al meegaand bent. Want we weten dat die nood er is, langs beide kanten. De budgetten zijn er en moeten uitgegeven worden voor de mensen die dat nodig hebben. U doet wel wat u zegt, u wilt die non-take-up verlagen en die zo veel mogelijk geven aan de mensen die het nodig hebben.
Het rapport heeft ook heel veel inzichten gegeven over de verschillende drempels, de uitdagingen, die er zijn. Ik was dan ook verbaasd van die hoge take-up bij de huursubsidie van de SVK-huurders, ik denk dat dat zeker een praktijk is die we moeten meenemen. Ik ben ook blij om te horen dat u die praktijk gaat kopiëren en ook zult inzetten bij die welzijnsactoren, bij het OCMW-gebeuren.
Ik was eerlijk gezegd ook verbaasd over het feit dat die huurcontracten vaak niet op de naam stonden van de gerechtigde. Zal die piste ook verder worden bekeken? Stel dat mensen die recht hebben op die huursubsidie of huurpremie bijvoorbeeld bij hun grootouders wonen. Hoe kan de administratie rekening houden met zulke gezinssituaties?
We lezen ook dat de vrees voor de woningkwaliteitscontrole vaak een mogelijke drempel is om die aanvragen in te dienen. De vraag naar betere informatie en communicatie is geen onredelijke vraag. Ik denk dat vooral begeleiding een grote succesfactor blijft in dit verhaal. Een goede begeleiding kan absoluut het verschil maken en de woonmaatschappijen kunnen hier straks een belangrijke rol spelen. Het is ook de opdracht van de welzijnsactoren, denk ik.
Ik hoorde u daarnet spreken over die 77 verwerkingscontracten. Als ik dan bedenk dat er een dikke 300 gemeentes zijn met een sociaal huis of OCMW, dan is er zeker nog marge om uit te breiden; er is potentieel om positieve resultaten te boeken. Als we die dan nog kunnen doorverwijzen naar de juiste diensten, attent kunnen maken op bepaalde zaken, dan kunnen zij helpen waar dat nodig is. We zien in het onderzoek ook dat zowat de helft de take-up neemt, maar dan moeten we vooral kijken naar die andere helft die niet wordt bereikt.
Wat betreft de woonkwaliteit, ik heb het zonet ook aangekaart: er is vooral schrik om niet te voldoen, dat is de grootste drempel. Ik las dan ook in het rapport dat men die vaststelling in het verleden ook kon doen uit een technisch verslag. Daar kon men vroeger ook informatie uit putten. Ik vroeg mij dan ook af waarom dat nu niet meer zo is? Is het eventueel opportuun om daar opnieuw een opening te herzien?
En misschien tot slot: de afschaffing van de maximale huurprijs heeft volgens het onderzoek – en ik citeer eventjes – “gezien de beperkte groep weinig risico op prijsverhogende effecten, maar als het systeem breder gebruikt zou worden, kan hier wel een risico op bestaan.” In dat geval bestaan er argumenten om de voorwaarden van een maximale huurprijs te voorzien. Dat lijkt me dan ook een duidelijke waarschuwing, minister, ik denk dat we dat niet zomaar mogen aanpassen.
De heer Veys heeft het woord.
Bedankt aan de collega’s voor de interessante vragen over beide nieuwe studies van het Steunpunt Wonen die kort geleden verschenen zijn. In essentie: wat is het kader waarin deze huurpremie als instrument gebruikt wordt? Er zijn veel te weinig sociale woningen, er is een gigantische wachtlijst en de private huurmarkt is er verschrikkelijk aan toe. De helft van de woningen of 47 procent – gebaseerd op het eigen onderzoek, de Woonsurvey van 2013 – is niet in orde. Dat betekent dat je een beetje vastzit met het instrument. Als je weet dat de helft van de woningen niet in orde zijn, weet je dat die geen conformiteitsattest kunnen krijgen en dat de huurder daarvan niet in aanmerking komt voor een huurpremie, met alle drama’s tot gevolg. Eerst moet je vier jaar wachten, dan verhuis je en kom je eindelijk in aanmerking voor een huurpremie … Ik wil hier niet te veel in kleine voorbeelden verzanden, maar in Kortrijk is een mevrouw – nadat ze eerst zes maanden had moeten wachten – haar huurpremie verloren vanwege een balustrade die vijf centimeter te laag hangt. Heel tragisch.
Maar goed: tot op vandaag is die huurpremie vooral een schuldbekentenis van de Vlaamse overheid vanwege het falende sociale woonbouwbeleid. Er worden te weinig sociale woningen gebouwd en het gaat te traag – daar hebben we het hier vrijwel wekelijks over.
Nu, minister, ik vind het een goede zaak dat die klare taal er alvast komt, dat is een goede aanpassing. Er zijn hier wat discussies geweest over het Standaardnederlands, maar als je die brieven leest … Ook wij in deze commissie zijn er wat schuldig aan: wij spreken allemaal Vlaams-Bestuurkundig, met heel veel afkortingen en techniciteiten.
Maar in essentie is de boodschap aan de mensen: u hebt recht op een sociale woning, u moet daar lang op wachten, we kunnen helpen met een huurpremie. In heel veel verschillende gevallen soms niet, omdat het wat complex is, maar je moet daar dan nog wat langer op wachten. In die zin betreurt de Vooruitfractie dat u zegt dat u niet gaat uitbreiden en de wachtperiode niet gaat inkorten. Dat zou geen effect hebben op de non-take-up. Nochtans lees ik in het rapport wel dat er een verwijzing naar wordt gemaakt: je hebt meer gegevens over de mensen op het moment van aanvraag, veel meer dan vier jaar na datum. Dat kan wel een slok op de borrel schelen.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen voor u, minister. Hoe staat u tegenover de aanbeveling om de maximale huurprijs om in aanmerking te mogen komen voor een huurpremie, te verhogen? Bijvoorbeeld op basis van de prijzen van de private huurschatter, een eigen Vlaams beleidsinstrument? De geografische differentiatie, is die nog aan de orde? We lezen heel vaak dat de gemiddelde huurprijs ondertussen 800 euro is, maar geografisch gedifferentieerd, in de ene regio ligt die hoger dan in de andere. Hebt u daar plannen om aanpassingen te doen? Ik vind het een goede zaak dat u een sterkere samenwerking en een uitwisseling met de OCMW’s wilt realiseren. Ik zie dat ook een beetje in lijn met de campagne voor het Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen (FBUH), wat u nu doet. Plant u ook nog een bijkomende campagne rond de huurpremie?
Dan het centraal huurregister. Op welke manier biedt die een extra opportuniteit? Hoe gaat u daarmee aan de slag?
Tot slot nog iets kleins dat ik in de studie zag. Om het huurcontract af te kunnen checken, is informatie-uitwisseling nodig tussen het agentschap Wonen in Vlaanderen en de administratie van de patrimoniumdocumentatie. Zijn daar al stappen gezet? Is er al uitzicht op een mogelijke koppeling of informatie-uitwisseling?
Het wonen bij familie is, als ik mij niet vergis, vandaag een uitsluitende voorwaarde als je bij familie huurt tot in de tweede graad die op hetzelfde adres gedomicilieerd is. Ik hoor hier de vraag van de N-VA-fractie of u dat wenst te bekijken. Overweegt u om dat aan te passen, wetende binnen het dak- en thuislozenbeleid dat de sofaslapers mensen zijn die bij familie en vrienden verblijven, vaak zonder domiciliëring. Maar dat is wel een realiteit en een groot probleem.
Hoe staat u tegenover een uitbreiding van het verkorten van die periode? U hebt in de begrotingsbesprekingen aangegeven dat het 44 miljoen euro extra zal betekenen als men na een jaar de huurpremie zou kunnen krijgen. U hebt nu 525 miljoen euro vrijgemaakt voor de gemengde projecten. Dat is tien keer zoveel. Bent u absoluut niet bereid om dat in te korten? Vier jaar is lang wachten, zeker als men weet dat de sociale woningbouw echt wel slabakt. Kunt u wat toelichting geven met betrekking tot uw standpunt?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, op uw laatste vraag heb ik al geantwoord omdat mevrouw Jans de vraag stelde. Maar om u wat begrotingslessen te geven: het is niet zo dat er 530 miljoen euro ligt. Helemaal niet. Dat zijn leningsmachtigingen die aan SHM’s worden gegeven. Daarvan hebben we een deel gebruikt voor de sociale woningbouw in het kader van het geconventioneerd verhuren. Ik heb eergisteren van een andere fractie dan de uwe hier dingen gehoord over de begroting die mij helemaal met verstomming sloegen. Maar goed. Er ligt daar niet zomaar 44 miljoen euro om op te rapen of zo. Helemaal niet.
Mevrouw Jans en mevrouw Claes, we zijn het er absoluut over eens dat die begeleiding werkt. Dat blijkt overduidelijk uit de studie. De verwerkingsovereenkomst is waarschijnlijk de belangrijkste ‘way to go’. Er zijn inderdaad nog 223 OCMW’s. Zoals ik in mijn antwoord heb aangegeven, hebben we aan de administratie gevraagd om proactief naar die OCMW's te gaan om te zorgen dat we dat aantal kunnen uitbreiden.
Als er één ding is waarom we het systeem van de SVK niet zomaar gaan kopiëren – er werd soms gezegd dat men dat moet kopiëren – dan is dat het feit dat de centen worden uitbetaald aan de SVK zelf. Dat zou bij kopie naar de private huurmarkt, aan de verhuurder zijn. Ik vermoed dat jullie daar niet voor pleiten maar ik wilde gewoon het onderscheid maken. Dat zou volgens mij niet verstandig zijn want dan krijgt men nog veel zichtbaarder een druk op de woningmarkt en op de prijzen, wat we absoluut moeten vermijden, zoals jullie weten.
Mevrouw Jans, ter info, het gemiddelde ligt nu door de inflatie op ongeveer 170 euro. Voor de huursubsidie gaat het van 195 naar 325 euro, voor alleenstaande, gezin of wat dan ook.
Mevrouw Claes en mijnheer Veys, neen, ik blijf het absoluut nodig vinden om een eigen huurcontract te hebben. Ik denk dat men ook wel moet erkennen dat men anders met heel fraudegevoelige problemen zit en dat lijkt mij niet verstandig om dat te gaan doen. Ik blijf erbij dat mensen wel degelijk hun eigen huurcontract moeten hebben.
Ik kom tot de vraag over de maximum huurprijs. Er wordt gewerkt met een maximum huurprijs, enerzijds vanuit het perspectief van de betaalcapaciteit van de premiegerechtigde, de ratio van 1/55 van het jaarinkomen naar de huurprijs maandelijks. Met die grens wordt de doelgroep beperkt op basis van een effectieve betaalcapaciteit. Anderzijds willen we natuurlijk met de maximale huurprijzen ook de prijsverhogende effecten vermijden. Als een verhuurder weet dat hij met de 10, 20 of 30 euro die hij er altijd maar bij duwt, het nog moeilijker zal hebben om iemand aan te trekken die eventueel een beroep kan doen op een of andere subsidie, dan zal hij daar waarschijnlijk ook eens bij nadenken. We merken trouwens dat zelfs bij de hoogste inkomens binnen de doelgroep een betaalbare huurprijs, dus die 1/55, een heel stuk onder de maximale huurprijs ligt. We zien nu nog altijd dat die maximale huurprijzen oké zouden moeten zijn. Ik zie bijgevolg niet de noodzaak om die maxima te gaan verhogen.
Mijnheer Veys, wat betreft uw vraag over de federale database: in een ideale wereld zou dat inderdaad veel miserie kunnen oplossen, maar we weten ook dat die database, die federaal is, ook zeer fragmentair is. Er zit onvoldoende in om echt gemakkelijk te kunnen linken. We hebben dat wel bekeken en we hopen natuurlijk dat dat zal worden verbeterd, maar op dit moment krijgen we daarover die signalen niet, om het mild uit te drukken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik bedank de minister voor zijn antwoord en ik vond het alvast een eerste boeiende gedachtewisseling naar aanleiding van dit rapport. We zullen er later zeker op terugkomen, wanneer meer maatregelen concreet zijn uitgewerkt of mogelijk, in overleg met de collega’s uit de Vlaamse Regering, meer vorm krijgen. Maar ik vind het alleszins positief dat we er samen naar streven dat mensen die op de private huurmarkt moeten huren, alle ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Zoals ik ook al zei, op zo’n korte tijd al die aanbevelingen te hebben doorgenomen en toch veel van die voorstellen meenemen naar de toekomst toe en verder onderzoeken … Ik kijk dus ook uit naar hoe die gesprekken en de verdere uitwerking van uw initiatieven zullen verlopen. Dus ik veronderstel dat we hier later in deze commissie terugkomen op hoe we die non-take-up kunnen verbeteren en verhogen. Alvast bedankt voor uw antwoorden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.