Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het is het thema van de dag, minister. Ik wissel er ook graag met u verder van gedachten over. Het was vanochtend trouwens zeer inspirerend, en ik denk dat het debat inderdaad nog niet is uitgeput. Maar vandaag wil ik het hebben over een zeer acuut gegeven, waar we misschien ook snel mee aan de slag kunnen.
Ten eerste wil ik kort even ingaan op twee van de projecten die zijn geselecteerd bij uw projectoproep rond regelluwe proefprojecten, in het kader van het lerarentekort. Er zijn er twee die me heel specifiek opvielen wanneer het gaat over levensbeschouwelijk onderwijs, en dat zijn er van de GO! Scholengroep Brussel en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).
GO! Scholengroep Brussel zegt dat er op dit moment – het is ook kort aangehaald door een van de sprekers vanochtend – zeker in Brussel, echt een heel groot probleem is om leerkrachten levensbeschouwing te vinden. Zij zeggen zelfs naar schatting 40 procent van de levensbeschouwelijke vakken vandaag niet ingevuld te krijgen. Dat is toch redelijk gigantisch. Daarom willen ze via een proeftuin een andere invulling aan de levensbeschouwelijke vakken geven in de vorm van cultuurbeschouwing. Dat is één element.
Daarnaast heb ik, ook getriggerd door die vaststelling, onlangs nog eens cijfers opgevraagd over de niet-ingevulde uren levensbeschouwing in ons onderwijs. Want dat tekort aan leerkrachten voor de levensbeschouwelijke vakken is er niet alleen in Brussel. Uit de cijfers die ik bij u heb opgevraagd, minister, blijkt dat er vorig jaar 145 voltijdequivalenten (vte) voor levensbeschouwing niet werden ingevuld, omdat er gewoon geen leerkracht werd gevonden. Dat zijn uren die dus niet kunnen worden ingevuld, waardoor leerlingen in de studie zitten. Op dit moment kunnen directies helemaal niets doen met die uren, omdat het systeem betekent dat je heel specifiek uren krijgt toegekend voor levensbeschouwelijk onderwijs. Die kunnen dus niet worden omgezet naar andere leraaruren of naar punten, zoals dat wel het geval is voor niet-ingevulde leraaruren voor andere vakken.
Vandaar heb ik twee vragen, minister.
Kunt u mij meer uitleg geven over de twee proeftuinen van GO! Scholengroep Brussel? En vooral: hoe wordt tegemoet gekomen aan het recht op levensbeschouwelijk onderricht bij die leerlingen? Want natuurlijk, dat is altijd de grote discussie, of dat grondwettelijk mogelijk is. Dus hoe kijkt u daarnaar? Ik vind het in ieder geval zeer interessante projecten.
En ten tweede heb ik een heel concrete vraag. Vandaag kunnen niet-ingevulde leraaruren omgezet worden naar punten. Vindt u het geen idee om – uiteraard in samenspraak met de betrokken partijen – eens te kijken of we toch niet specifiek voor niet-ingevulde uren van leraren levensbeschouwing dezelfde oefening kunnen maken, en een rechtsgrond creëren waardoor die kunnen worden omgezet naar ofwel andere lerarenuren, ofwel punten. Zo moeten, nadat een vacature bijvoorbeeld een aantal maanden niet is ingevuld, de uren tenminste niet blijven openstaan en de leerlingen niet in de studie blijven zitten, maar kunnen ze inderdaad tenminste een ander vak volgen of een andere nuttige besteding geven aan die uren.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik houd het kort, want ik heb die twee proeftuinen gisteren eigenlijk ook al ter sprake gebracht. Beide proeftuinen vroegen een afwijking van de regelgeving, zodat ze een van de twee lestijden voor levensbeschouwelijk onderricht anders kunnen invullen.
In de scholen van die proeftuinen zal dat ingevuld worden op basis van het leerplan mens en maatschappij, meer bepaald in de vorm van cultuurbeschouwing, zoals u terecht aanhaalde. Door een deel van de levensbeschouwelijke vakken een andere invulling te geven, willen zij er alvast voor zorgen dat de leerlingen zeker voor één lestijd een vervangende les krijgen.
Het is ook niet toevallig, denk ik, dat de proeftuinen in Brussel liggen. Want men heeft daar nog een grotere vraag qua diversiteit, wat op andere locaties niet altijd zo is. In Brussel dienen verschillende vragen en levensbeschouwingen zich aan, denk ik.
Door de verplichting om nog steeds een van die twee lestijden levensbeschouwing aan te bieden, komen de scholen voor de betrokken leerlingen nog steeds tegemoet aan het recht op levensbeschouwelijk onderricht. Schudden met de Grondwet zal dat dus niet veranderen. Dat verwacht ik ook niet, er staat niet in aangeduid hoeveel uren dat moeten zijn. Sommige interpretaties zeggen wel dat het één uur moet zijn. Sommigen maken daar een beetje een karikatuur van door te zeggen dat tien minuten ook wel goed zal zijn. Ik denk dat dat misschien een bron van discussie zou zijn.
We gaan hier in de schoot van de commissie trouwens nog het een en ander uitvoerig kunnen bespreken, omdat al die proeftuinen … Het besluit in kwestie wordt natuurlijk bekrachtigd. Dat is opnieuw onderwijs – zelfs proeftuinen kunnen we niet doen zonder uw zegen, en dus komen die hier allemaal aan bod.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Op mijn eerste vraag heb ik een zeer helder antwoord gekregen. U zegt namelijk dat wat ze in de proeftuin van de GO! Scholengroep Brussel doen vergelijkbaar is met andere proefprojecten van het GO! waarbij alle leerlingen in plaats van twee uren levensbeschouwing voortaan maar één uur zullen krijgen en voor de rest cultuurbeschouwing. Dat is zeer interessant. Ik denk dat u gelijk hebt dat daarmee in ieder geval wordt tegemoetgekomen aan dat grondwettelijk recht op levensbeschouwelijk onderwijs en de plicht om het ook aan te bieden in het publieke onderwijs. Ik ben vooral benieuwd naar de resultaten, die we ongetwijfeld – naast het feit dat ze hier eerst zullen worden voorgesteld en dat het parlement daar zijn zegen over moet geven, wat ik alleen maar een goede zaak vind – hier zullen kunnen bespreken.
U bent echter niet ingegaan op mijn tweede vraag, met name of u ook niet, als de vacatures blijven openstaan, op een bepaald moment directies de mogelijkheid wilt geven om niet-ingevulde uren levensbeschouwing, uiteraard tijdelijk, tot het einde van het schooljaar, om te zetten naar gewone lerarenuren of punten zodat ze daarmee ander personeel kunnen aannemen en leerlingen in ieder geval niet gewoon hun broek zitten te verslijten bij gebrek aan leerkrachten levensbeschouwing.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
De discussie rond levensbeschouwing gaat inderdaad nog even voort na een interessante zitting deze ochtend.
Ik wil even ingaan op wat u zegt over het kader van die proeftuinen, over de regelgeving. Om de job van leraar wat aantrekkelijker te maken, juichen we het uiteraard toe om daarbij out of the box te denken en daarrond een oefening te maken. Maar we willen toch ook wel wat kritisch kijken naar dit specifieke initiatief om een vak gewoon te vervangen door een ander vak.
Het gaat hier over levensbeschouwing. Als je dat gaat vervangen door een ander vak, ook al is dat uit noodzaak, omdat er geen leerkrachten worden gevonden, fnuikt dat toch ook wel een beetje het belang van dat vak. Ik vind het een dubbel gegeven. Levensbeschouwing is geen cultuureducatie. We hebben ook de proefprojecten rond die interlevensbeschouwelijke dialoog. Dat zou ook een vervanging of oefening kunnen zijn. Aangezien er dan toch ook een leerplan rond ontwikkeld is, had men daar misschien ook naar kunnen kijken om het dan op die manier te vervangen en te bekijken wie van het leerkrachtenteam zich geroepen voelt om dat op te nemen. We kijken daar toch een beetje kritisch naar.
In het jaarverslag dat we deze ochtend hebben besproken, kwam ook naar voren dat de leerkrachten levensbeschouwing tijdens corona vaak werden ingeschakeld voor zaken die niet tot hun kerntaken behoren. Dat gebeurde toen ook met andere leerkrachten, maar blijkbaar toch veel meer met de leerkrachten van levensbeschouwelijke vakken.
Minister, is dat ook u ter ore gekomen? Bent u daarvan op de hoogte? Volgt u zulke zaken mee op, zodat iedere leerkracht in zijn kracht kan blijven staan omtrent de expertise van zijn vak?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Aanvullend op de vraag van collega Krekels omtrent de invulling van de interlevensbeschouwelijke dialoog, maak ik ook de link met de interlevensbeschouwelijke competenties. Misschien ligt er daar nog een pad dat we verder kunnen bewandelen, meer nog dan het pad van de cultuurbeschouwing. Ik volg u dat dat ook een mogelijke weg is. Zeker nu we vanmorgen hoorden hoe men over de verschillende levensbeschouwingen heen op zoek gaat om die dialoog aan te gaan, denk ik dat we daar niet zo lichtzinnig over mogen gaan. Dat het een zegen is dat we over proeftuinen mogen spreken, is misschien een mooie woordspeling, minister, maar dat vind ik zelf ook heel belangrijk.
Ik wil nog ingaan op het punt dat collega Goeman maakt over het omzetten van niet-ingevulde uren in punten. Kunt u daarover de stand van zaken geven? Want het benieuwt mij heel sterk, los van de levensbeschouwelijke vakken. Hoe zit het eigenlijk met die manier van werken in andere vakken? Wordt dat gretig gebruikt of wordt dat toch niet zo fel toegepast?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, kan ik geen data uit mijn mouw schudden, maar ik moet wel vaststellen dat heel veel directeurs, als ze goed weten hoe ze ermee aan de slag kunnen gaan, het wel uitermate appreciëren dat ze die mogelijkheid hebben. Dat geeft hen natuurlijk heel veel autonomie en slagkracht om zelf andere profielen te gaan aanwerven, te zorgen voor extra administratieve of technische ondersteuning of om op een andere manier profielen aan te werven die misschien geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben, maar die wel van nut kunnen zijn in het kader van het ontlasten van bepaalde taken of om gewoon in te zetten op de klasvloer. Ik denk dat dat een algemene appreciatie is.
Toen heeft men ook wel die keuze gemaakt. Je moet niet onderschatten in welke mate het creëren van een mogelijkheid om 20 procent lerarenuren om te zetten in punten, voor verschillende partners aan tafel wel een heel grote stap, een heel grote doorbraak was. Dat heeft wat voeten in de aarde gehad. Toen was er ook van de kant van verschillende onderwijspartners – u kunt zo bevroeden welke – de vraag om dat niet toe te passen op de uren levensbeschouwing. Dat is dan misschien voer voor debat voor een andere keer. Ik heb er akte van genomen in kwestie om vooruit te geraken. Gelet op het relatieve aandeel in de totaliteit, hebben we dat dan maar erbuiten gelaten. De invulling van de vrijstelling is vandaag inderdaad een beetje crazy: kinderen die vrijgesteld zijn van de levensbeschouwelijke vakken, moeten maar op hun handen gaan zitten en niks doen want anders zouden ze maar eens een voorsprong kunnen gaan nemen. Dat zou minstens toch ook open moeten staan voor differentiatie, voor het bijspijkeren, het verdiepen in dat oogpunt. Ik hoop dat we daar ooit toe kunnen komen. Die dialoog is alleszins gestart.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik hoop dat jullie me ondertussen kennen als een vrouw van principes, maar die zeker ook pragmatisch wil zijn, zeker in tijden van crisis. Minister, in die zin vind ik het spijtig dat ik toch niet echt een antwoord gekregen heb op die laatste vraag. Want we zijn het eens als het gaat over vrijstellingen: als ouders specifiek aangeven dat ze niet willen dat hun kind levensbeschouwing of zedenleer volgt, is het eigenlijk – u hebt dat gisteren ook al gezegd – crazy dat we die kinderen geen andere invulling zouden kunnen geven aan die tijd en dat ze inderdaad geen extra Nederlands, extra wiskunde kunnen volgen. Het argument daarbij is dat men ze dan mogelijk een voorsprong zou geven. Dat houdt voor mij ook geen steek. Het is prima dat u daarover in dialoog bent met de betrokken partijen.
Maar daarmee hebt u geen antwoord gegeven op mijn vraag of u een soortgelijke oefening wilt doen voor die kinderen die vandaag in de studie zitten voor levensbeschouwing omdat er geen leerkracht is. Dat vind ik even crazy. Ik zou u nogmaals willen vragen om in overleg te gaan met de instanties levensbeschouwing om te kijken of zij toch niet willen meegaan in een verhaal dat – in een scenario van nood breekt wet uiteraard, zolang er geen leerkrachten gevonden zijn – er in de regelgeving mogelijk gemaakt wordt dat daar omzetting mogelijk is naar lerarenuren tot het einde van het schooljaar of punten. Zo kunnen directies met de niet-ingevulde lerarenuren levensbeschouwing toch ten minste hun schoolteam versterken. En dan moet men leerlingen niet gewoon nodeloos in de studie laten zitten, en kan men hen ook daar een nuttige invulling geven in hun leerproces.
De vraag om uitleg is afgehandeld.