Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, we hebben afgelopen maand een debat gehad over de modernisering van de rechtspositieregeling op lokaal vlak en de kans die we lokale besturen willen geven om, als het gaat over human ressources (hr), toch meer ruimte te creëren en aanpassingen te kunnen doen aan de huidige realiteit. Als N-VA-fractie zijn we altijd van overtuiging geweest dat we dat, in analogie, ook moeten kunnen doen op het Vlaamse niveau.
De helft van mijn vraag is weg, ik zit met een technisch probleem. Ik ga het uit het hoofd proberen te doen.
U hebt daaromtrent, minister, een vijfsporenplan op touw gezet. Ik moet toch wel vaststellen, minister, dat het blijft bij conceptnota’s en intenties waar ik ook volledig achter sta. Ik heb er ook volledig begrip voor – ik denk mijn collega’s ook –, dat dat allemaal zaken zijn die je niet van de ene op de andere dag kunt realiseren.
Ik zie dat het vier conceptnota’s zijn sinds we daarmee bezig zijn. De laatste die u hebt laten goedkeuren was eind vorig jaar. Maar eigenlijk moeten we naar ontwerpbesluiten gaan om het proces de kick-off te geven en echt van start te laten gaan. Dat proces neemt tijd in beslag. Als dit niet opgestart wordt, blijft deze hervorming een papieren tijger en zijn we toch nog ver van wat we willen realiseren.
Ik heb het al een aantal keren gezegd. De verkiezingen komen weer met rasse schreden naderbij en dit zijn toch dingen die we in het regeerakkoord hebben afgesproken. Het zijn toch zaken, naast die rechtspositieregeling, die we graag vanuit de N-VA-fractie zouden willen zien gerealiseerd. Ik denk dat dat ook voor u geldt, minister. Daar bestaat geen twijfel over. Ik heb dan ook twee vragen voor u.
Wat is de stand van zaken van de opmaak van die noodzakelijke ontwerpbesluiten? Hoe ziet u de agenda om een aantal zaken op de regeringstafel te leggen?
Wanneer zullen we finaal de principes van het vijfsporenbeleid en het regeerakkoord in werkelijkheid kunnen aanschouwen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, ik wil u danken voor uw vraag en u ook zeggen dat uw ongeduld u siert omdat dit ook een belangrijke hervorming is waarbij we altijd het sociaal overleg een correcte plaats moeten geven. We hebben inderdaad de voorbije maanden een aantal conceptnota’s goedgekeurd in de regering. U hebt dat op een heel juiste manier beschreven. Dat zijn conceptnota’s die steeds een stuk concreter werden omdat dat natuurlijk een interactie is tussen regering en onderhandelingen met de sociale partners. Men zoekt daar eigenlijk gaandeweg een consensus. Hoe groter het draagvlak, hoe gemakkelijk, beter en performanter we die belangrijke hervorming kunnen doorvoeren. Waar staan we nu? Ik kan daar redelijk kort over zijn en u een juiste schets geven van waar we zitten.
We leggen op dit moment, en altijd in goed overleg met de hele regeringsploeg, de laatste hand aan de ontwerpbesluiten waarbij we de principes van de conceptnota omzetten naar regelgeving in het Vlaamse personeelsstatuut, wat de essentie is. Het advies van de Inspecteur van Financiën zal eerstdaags worden aangevraagd.
Normaal gezien zal ik in maart de ontwerpbesluiten voorleggen aan de Vlaamse Regering voor de principiële goedkeuring waarna de onderhandelingen op het Sectorcomité van start kunnen gaan. U weet dat er een soort van informele procedure is die de weg moet effenen om dan in een meer formeel kader de zaken te laten landen. Die ontwerpbesluiten moeten normaal gezien in maart naar de regering gaan. Wat hebben we ondertussen nog gedaan?
Mijn administratie heeft een planning opgemaakt voor de implementatie met begindatum 1 januari 2024. Dat is ook de afspraak die we met de coalitiepartners gemaakt hebben om dan het nieuwe personeelsstatuut in de praktijk van start te laten gaan. We zitten nog altijd op schema maar ik wil het liever op een correcte, omzichtige en respectvolle manier doen. U weet dat er veel commotie en discussie rond is, wat normaal is en wat ik ook begrijp. We proberen ook door middel van een bemiddelaar en dergelijke meer ervoor te zorgen dat dat sociaal akkoord correct kan landen. De besluiten worden omgezet in maart en dan kunnen we verder de implementatie doen tegen begin volgend jaar.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb ook geen bijkomende vragen omdat u heel duidelijk bent geweest. Ik heb ook, zoals ik eerder al gezegd heb en ik denk de collega’s hier ook, begrip voor de tijd die dat proces in beslag neemt. Het is ook goed dat u in goed overleg blijft met uw collega’s. Maar ik heb wel begrepen dat er in maart dan toch een basis zal zijn om weer in gesprek te gaan met de volgende mensen waarmee u tot een consensus moet komen en een draagvlak moet vinden. Ik denk dat ik ergens tegen het zomerreces met een opvolgvraag ga komen, minister. Tot dan bedankt voor uw antwoord. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u weet dat wij die overlegmomenten heel belangrijk vinden. Het is goed dat er informeel en straks ook formeel overleg is. Overlegmomenten zijn er altijd om knelpunten op te lossen. In die zin had ik graag nog even gepeild naar uw traject. Terugkijkend op het informeel traject, welke knelpunten hebt u daar kunnen parkeren en kunnen oplossen? Maar vooral, welke belangrijke knelpunten staan er volgens u nog open waarvoor u nog een oplossing hoopt te vinden in het formeel overleg?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, u probeert mij op een tricky spoor te brengen. Ik ga niet zeggen dat u uzelf tegenspreekt maar er zit een impliciete tegenstelling in wat u zegt en vraagt. U zegt terecht dat we respect moeten hebben voor de onderhandelingen maar tegelijkertijd vraagt u naar welke de knelpunten zijn en welke niet. Ik denk niet dat er een akkoord is vooraleer er een akkoord is over het geheel. Er zitten verschillende ingrijpende dingen in voor het statuut waarover meningen ver uit elkaar liggen.
Ik kan in algemene termen zeggen dat ik het gevoel heb dat we heel veel dichter bij elkaar gekomen zijn en dat we zeker een aantal dingen hebben kunnen uitklaren en oplossen. Ik geloof ook niet dat we het over alles 100 procent eens zullen kunnen geraken. Dat kan ook de bedoeling niet zijn maar elke uitspraak die we daar in deze fase over doen, hypothekeert de slaagkansen en de mogelijkheden van het overleg dat ik alle ruimte wil laten.
Zoals u ook wel gemerkt zult hebben, heb ik daar de voorbije maanden heel weinig publieke verklaringen over afgelegd omdat ik denk dat we ruimte moeten geven aan de onderhandelingen om hier te slagen. Als we daarin slagen en wezenlijke stappen vooruit kunnen zetten in het statuut en in wat we daarvoor verlangen en ambiëren, denk ik dat we zowel voor onze administratie, voor onze personeelsleden als voor de samenleving, een belangrijke dienst geleverd hebben. Ik vermoed dat u, vanuit uw politieke opstelling en de politieke context waarbinnen u opereert, heel goed begrijpt dat ik daar nu geen straffe uitspraken kan en wil over doen. Ik ben heel terughoudend om te zeggen welke problemen er nog zouden kunnen zijn aan de onderhandelingstafel of niet. Ik ben daar optimistisch in, dat is mijn natuur. Ik denk dat we gaan landen, dat we de timing gaan kunnen respecteren, maar ik weet ook dat elke uitspraak die ik daarover doe, mogelijk de zaken eerder bemoeilijkt dan faciliteert. Ik ga dat in het belang van het dossier in deze stand van zaken niet doen. Ik weet dat u dat begrijpt.
Ik zal dan bij de opvolgvraag de vraag opnieuw stellen. (Opmerkingen. Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.