Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
In de Kamer werd een wetsvoorstel ingediend dat mensen verplicht eerst een ‘nationaliteitsexamen’ af te leggen, voor ze de Belgische nationaliteit kunnen krijgen. Volgens de indiener zou het examen bestaan uit een reeks algemene vragen, die testen of je onze gewoontes kent, onze gebruiken, onze taal, ons patrimonium, zoals het Atomium.
Ik vond dit interessant maar het leunt toch nauw aan bij iets wat we in Vlaanderen al kennen, namelijk het inburgeringsexamen. Na een inburgeringstraject – sinds deze regering – worden nieuwkomers ook getest op zowel het onderdeel maatschappelijke oriëntatie als de kennis van het Nederlands. In het luik maatschappelijke oriëntatie gaat het onder meer over het functioneren van onze samenleving en onze waarden en normen, bijvoorbeeld onze fundamentele rechten en vrijheden. Daarop wordt men getest. Dit lijkt dus zeer sterk aan te sluiten bij het wetsvoorstel in de Kamer.
Minister, wat is uw mening over het wetsvoorstel dat een examen zou koppelen aan de nationaliteitsverwerving? Dat is een federale bevoegdheid, maar goed.
In welke mate zou dit overlappen met het Vlaamse inburgeringstraject zoals we dat vandaag kennen?
Ziet u mogelijkheden om zo een examen te incorporeren in het Vlaamse inburgeringstraject? Zijn hiervoor wetgevende aanpassingen nodig en zo ja, welke?
Plant u overleg met de federale overheid over dit voorstel?
Minister Somers heeft het woord.
Dank voor uw vraag, mijnheer Ongena. Ze hoort natuurlijk in de eerste plaats thuis in het federale parlement, omdat het daar over nationaliteitsverkrijging gaat. Er is evident wel een link, die bekendgemaakt is bij de lancering van het idee, naar het inburgeringsbeleid. Het is een wetsvoorstel, er is nog niets beslist aan de overkant. Ik wil wel een aantal elementen meegeven.
Ons Vlaams inburgeringsattest gaat breder dan louter een examen over maatschappelijke oriëntatie. Het gaat over taalkennis, Nederlands tweede taal (NT2), over een buddyproject, over arbeidsbereidheid en inschrijving bij VDAB. Het gaat niet enkel over Vlaanderenspecifieke kennis, het gaat ook over bijvoorbeeld De lijn, VDAB, het Vlaams onderwijs enzovoort.
Maar er is ook een grote nadruk op bijvoorbeeld het ontstaan en de structuur van de Belgische staat, de Grondwet, de democratische rechtstaat, de parlementaire monarchie, de landstalen, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan principes en uitgangspunten als de vrijheid van meningsuiting, gelijkheid, solidariteit, de scheiding tussen Kerk en Staat.
Als men federaal een examen wil afnemen, kan een inburgeringsattest, zeker voor degenen die het al behaald hebben, een basis zijn van die denkoefening. Wat wij testen, is niet wat op tv getoond werd. “Wat is het Atomium?” Dat vind ik iets minder relevant en zelfs totaal naast de kwestie, dan vragen die ertoe doen. Dat is meer iets voor een quiz op vrijdagavond. Het is de bedoeling dat mensen basisinzichten krijgen in waar onze samenleving voor staat en hoe die functioneert. Een quiz kan ook nuttig zijn, maar is niet de essentie van zo’n examen.
Ik vind dat men bij nationaliteitsverwerving perfect kan toetsen of mensen beantwoorden aan een aantal voorwaarden. Ik zou die voorwaarden eerder zoeken in de werksfeer. Voor wie hier enkele jaren is en de nationaliteit wil verwerven, is de fundamentele vraag: heeft die persoon ja of nee voldoende bijgedragen aan onze samenleving? Heeft die zich ingespannen? Heeft die meegebouwd aan de welvaart? Men moet natuurlijk correcte criteria hanteren en rekening houden met hun mogelijkheden, hun leeftijd. Mensen kunnen ziek zijn geworden en dergelijke. Maar dat is voor mij een interessante toetssteen. Ik zou me daarop concentreren. Men moet ook rekening houden met de cursus maatschappelijke oriëntatie die wij hebben, en men moet daarop verder bouwen.
Op dit moment is er geen overleg met de federale overheid, omdat er ook helemaal nog geen wet is. Ik blijf binnen mijn bevoegdheden. U weet dat ik denk dat we binnen onze bevoegdheden werk genoeg hebben. Maar zodra er toch stappen gezet zouden worden, ben ik natuurlijk altijd bereid in overleg te treden en ervoor te zorgen dat dingen op een goede manier op elkaar afgestemd geraken.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is natuurlijk juist, nationaliteitsverwerving is één federale materie.
En twee, het is ook nog ‘maar’ een wetsvoorstel, maar ik ben het idee zelf ook wel wat genegen. Ik denk dat het in lijn ligt met wat we in Vlaanderen doen, met het nieuwe inburgeringsbeleid dat we hier voeren, namelijk: ‘niets voor niets’, voor wat hoort wat. Als je hier wilt zijn, moet je bijdragen aan onze samenleving en moet je dus ook weten hoe onze samenleving werkt. Ik denk dat zo’n nationaliteitsexamen perfect in het verlengde daarvan kan liggen.
Dat gezegd zijnde, is het dan ook wel belangrijk dat het in het verlengde ligt, en dat het niet dubbelop is. Ik denk dat daar dus misschien wel een mogelijkheid is om na te gaan in hoeverre ons Vlaams inburgeringsbeleid, dat we nu hebben uitgetekend en inderdaad ook de link legt naar werkbereidheid enzovoort, met de verplichte inschrijving bij VDAB, als bouwsteen kan dienen voor zo’n federaal examen. Het lijkt mij toch iets wat in overleg misschien opgestart zou kunnen worden, los van dit wetsvoorstel dat misschien iets te vrijblijvend, nog niet voldoende uitgewerkt is. Maar dat neemt niet weg dat wij al heel veel expertise hebben in Vlaanderen, die we kunnen gebruiken, denk ik.
Een bijkomende vraag is dus toch, minister, of er niet ook vanuit u een initiatief genomen zou kunnen worden om eens te polsen richting de federale bevoegde autoriteiten, om eens na te gaan of we het inburgeringstraject niet zouden kunnen koppelen aan nationaliteitsverwerving.
De heer … Van Rooy heeft het woord.
U bent mijn naam toch niet vergeten, denk ik. Na de afgelopen dagen is dat onmogelijk, voorzitter.
Ik heb uw naam nergens gelezen. (Gelach)
Ik dank de heer Ongena voor de interessante vraag en stel vast dat daaruit blijkt, en ook uit uw antwoord, minister, dat de geesten om het almaar strenger te maken steeds meer rijpen. Ik merk dat het beleid, zowel hier als op federaal niveau, steeds meer in onze richting gaat.
Dit gezegd zijnde, minister, hoor ik u toch niet zo graag zeggen dat u wat nationaliteitsverwerving betreft vindt dat de focus moet liggen op de financieel-economische bijdrage aan onze samenleving.
Ik vind dat veel te eng. Ik verwijs naar mijn vriendin, die hier is beginnen te werken in een multinational. Daar wordt vrijwel alleen Engels gesproken. Om hier in België de nationaliteit te verkrijgen, heeft zij inderdaad op geen enkel moment moeten bewijzen dat zij de Nederlandse taal machtig is, of onze normen en waarden omarmt. U begrijpt dat dat wel degelijk wel het geval is, met mij in huis. Maar mensen die de nationaliteit moeten verwerven zouden toch veel meer moeten bewijzen aan onze samenleving, en niet alleen of ze al dan niet hard werken en belastingen betalen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, collega Ongena, voor de interessante vraagstelling en minister, voor de verduidelijking.
Het gaat hier om een wetsvoorstel waar u naar verwijst van onze collega en cd&v-Kamerlid Franky Demon.
We moeten natuurlijk twee zaken heel duidelijk gescheiden houden.
We kennen uiteraard heel goed het Vlaams inburgeringstraject en onze verplichting voor nieuwkomers. Nationaliteitsverwerving is natuurlijk een eigen keuze voor wie hier aan een aantal voorwaarden voldoet: vijf tot tien jaar wettelijk verblijf in het land, een bewijs van economische participatie, integratie. Wij zien dit als een mooi sluitstuk daarvan: wanneer iemand een nationaliteitsaanvraag indient, inderdaad om zo’n examen af te leggen, om er daarnaast niet alleen een administratieve gelegenheid van te maken maar er ook iets moois aan te koppelen. En dat is natuurlijk het idee achter dit voorstel.
Het is inderdaad wel zo dat een goede samenwerking met de gemeenschappen en gewesten aangewezen blijft, maar dat is ook expliciet opgenomen in het voorstel dat collega Demon heeft ingediend. Ook over de inhoud van dat nationaliteitsexamen zal een samenwerkingsakkoord gemaakt moeten worden met de verschillende gemeenschappen.
Het is in die richting dat mijn bijkomende vraag aan de minister luidt: indien dit wetsvoorstel gestemd wordt en een wet wordt, minister, zou ik u willen oproepen om aan de eventuele uitdrukking van dat samenwerkingsakkoord natuurlijk uw volle medewerking te verlenen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik ben naar hier gesneld om toch nog even te kunnen tussenkomen, want ik vind dit een zeer belangrijk onderwerp, wat jullie niet zal verbazen.
Het is zo dat onze fractie in het federaal parlement al meer dan twee jaar een wetsvoorstel voor heeft liggen, dat nu eigenlijk gekopieerd is door de cd&v-fractie en opnieuw is ingediend. Ons voorstel was net ietsje beter natuurlijk, maar ik ben blij dat cd&v en de geesten van de traditionele partijen op die manier gerijpt zijn dat jullie inderdaad ook achter dit wetsvoorstel van ons staan. Als partij en fractie vinden we al heel lang dat er veel te laks wordt omgesprongen met het verkrijgen van onze nationaliteit. Ik wil hier natuurlijk naar de historische erfenis van de regering-Verhofstadt verwijzen, collega Ongena, met die verschrikkelijke Snel-Belgwet die toen is goedgekeurd. Dat is een verhaal dat we absoluut opnieuw zouden moeten brengen.
Voor ons is nationaliteit geen integratiemiddel; die twee kun je niet gelijkstellen. Nationaliteit is toch wel meer dan een snoepje dat uitgedeeld wordt, denk ik. Het inburgeringsproces is een startpunt om mensen te integreren in onze samenleving. Het verkrijgen van onze nationaliteit mag wel net iets meer gaan voorstellen. Ons inburgeringsbeleid hebben we heel fel aangescherpt, maar we kunnen het inburgeringsexamen dat daaraan gekoppeld is, niet gaan gelijkstellen met een examen voor het verkrijgen van de nationaliteit. Daarvoor mogen we toch wel wat hogere eisen stellen, bijvoorbeeld op het vlak van de Nederlandse taal of de bijdrage die die mensen aan onze samenleving gaan doen.
Bovendien, collega Ongena, is er voor EU-burgers geen verplicht inburgeringsproces, dus ook op dat vlak kunnen we die twee procedures niet gaan gelijkstellen.
Waar ik wel absoluut mee akkoord ga – en dat zal jullie niet verbazen –, is dat de deelstaten een grote rol moeten spelen als het gaat over verdere stappen en het koppelen van nationaliteit aan een examen. Daar staan wij als fractie positief tegenover.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de beschouwingen, al horen die op de eerste plaats – daar begin ik toch wel mee – in het federaal parlement thuis. Het zijn allemaal interessante inzichten, dus ik hoop dat jullie partijgenoten die te berde zullen brengen als het wetsvoorstel of andere wetsvoorstellen ter zake besproken worden.
Mijnheer Van Rooy, u daagt natuurlijk lichtelijk uit door te zeggen dat de waarden en normen bij u thuis waarschijnlijk zijn zoals we denken dat ze zijn. Ik denk dat de gedachten daarover uiteen kunnen lopen, dus ik zal er niet verder op ingaan.
Ten gronde denk ik wel dat er een fundamenteel verschil is tussen inburgering en nationaliteitsverwerving. Met ons inburgeringstraject geven wij mensen de hefbomen, de instrumenten, de kennis en de vaardigheden om volwaardig te kunnen participeren aan de Vlaamse samenleving: taal, inzicht in onze maatschappelijke oriëntatie, fundamentele normen en waarden, toeleiding naar werk en een netwerk om thuis te worden in Vlaanderen.
Nationaliteit is iets anders, en wat je daaraan koppelt, dat is een debat dat op het federale niveau gevoerd moet worden. Mijnheer Van Rooy, u vindt een economische invulling te eng, u vindt dat dat breder moet gaan. Die bredere culturele inbedding zit voor mij in het inburgeringsproces. Mensen die het land binnenkomen, moeten op dat moment Nederlands leren, moeten op dat moment weten wat onze normen en waarden zijn en hoe onze samenleving in elkaar zit. Dat is een stap die je dan zet.
In een latere fase, als je een appel doet op nationaliteit, kun je een aantal andere dingen in beeld brengen. Daarover kun je discussiëren en ik ben er zelf ook niet al te dogmatisch in. Een koppeling met bijdragen aan de samenleving, ook aan het sociaal-economische aspect van de samenleving – de welvaart, de sociale zekerheid, de solidariteit –, is voor mij ook een belangrijke factor. Werken en bijdragen zouden belangrijke aspecten moeten zijn als je naar nationaliteitsverwerving kijkt.
Als er verdere stappen gezet zouden kunnen worden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en als die tot een wet zouden leiden, dan staan wij als eersten klaar om ter zake samenwerkingsakkoorden te sluiten, mijnheer Van de Wauwer, en om erover te waken dat het geen tang op een varken is en dat de twee zaken in lijn liggen met elkaar: inburgering als eerste fase, nationaliteit als tweede fase.
De heer Ongena heeft het woord.
We leven in een complex land en we moeten de ambitie hebben om het niet complexer te maken dan nodig. Als dit wetsvoorstel realiteit wordt, dan is het echt belangrijk om een goede afstemming te hebben, want hoe je het ook draait of keert, inburgering en nationaliteitsverwerving liggen wat ons betreft in elkaars verlengde.
Je hoeft ons niet te overtuigen van het belang van inburgering, want het was een Open Vld-minister die destijds begonnen is met inburgering in Vlaanderen en het is deze minister die van inburgering weer een succesverhaal heeft gemaakt, door komaf te maken met de wachtlijsten en het proces te digitaliseren. Niet enkel woorden, maar ook daden, dat is wat mensen van ons verwachten.
Het is goed dat we hier in Vlaanderen een sterk inburgeringsbeleid hebben, dat nu ook sterk vernieuwd is en weer op de rails staat. Het lijkt me logisch, als men op een ander niveau aan iets gelijkaardigs zou denken, dat men dan in Vlaanderen komt kijken hoe men daar een succes van kan maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.