Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
In ons regeerakkoord hebben we over Nederlands heel veel geschreven en opgenomen. Het komt er 66 keer in voor, ik heb het nog eens nagekeken. De reden is heel duidelijk: een goede kennis van het Nederlands begint door op jonge leeftijd voldoende in aanraking te komen met de taal. Binnen het onderwijs pleiten we ervoor om leerlingen zoveel mogelijk in contact te brengen met het Nederlands om de taal beter te beheersen. Dat is ook de reden waarom we de KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) in deze meerderheid van N-VA, cd&v en Open Vld uitgerold hebben in het voorlaatste kleuterklasje, om ervoor te zorgen dat we leerlingen die te weinig Nederlands begrijpen nog kunnen bijspijkeren om zodoende hun start in het eerste leerjaar van het lager onderwijs te versterken.
Natuurlijk, kleuterschool, lagere school … er zit nog een belangrijk deel vóór – onder het toezicht van het agentschap Opgroeien. Dat gaat dan in de eerste plaats over de pedagogische functie van de kinderopvang, waar het gebruik van het Nederlands ook cruciaal is. Degenen die pleiten voor de pedagogische functie, hoor ik dat als argument altijd brengen: zo vroeg mogelijk in contact brengen met het Nederlands.
Nu, collega's, ik stel vast dat het agentschap Opgroeien toch wat tegenstrijdige signalen uitstuurt. Ze promoten namelijk het gebruik van thuistaal ook binnen de kinderopvang. Het agentschap staaft het beleid op het feit dat het gebruik van en het waarderen van thuistaal ervoor zorgen dat kinderen zich beter voelen en aanvaard voelen. De focus op de thuistalen heeft het resultaat dat ouders dit ook zo aanvoelen en dat bijgevolg het signaal komt dat thuistaal goed is. Dit zorgt er ook voor dat de focus op en de aandacht voor het Nederlands naar de achtergrond verschuiven.
Er zijn de consultaties van Kind en Gezin. Ik kan begrijpen dat wanneer mensen het Nederlands niet machtig zijn, men probeert duidelijk te maken wat belangrijk is voor het kind, wat belangrijk is in de opvoeding, wat belangrijk is voor de gezondheid van een kind. Ik kan dat begrijpen, dat mensen dat met de beste bedoelingen doen. Maar de nog betere bedoeling is ervoor zorgen dat ouders en de kinderen effectief het Nederlands horen en dat het ook de taal wordt waarin ze zich uitdrukken, en dat ze oefenkansen hebben. Een consult bij Kind en Gezin is een oefenkans voor Nederlands en we mogen ouders die kans niet afnemen.
Maar hetzelfde doet zich voor in de kinderopvang. Elke minuut dat een kind daar is moeten we gebruiken voor het woordbegrip van, het kennismaken met, het gebruiken van, het horen van het Nederlands, want we weten dat het thuis regelmatig toch nog de thuistaal hoort. Dat ze thuis die thuistalen horen, daar is op zich niks mis mee, maar het signaal moet wel duidelijk zijn, zowel naar de ouders als naar de opvang dat we daar maximaal de tijd gebruiken voor het Nederlands.
We stellen in de rand rond Brussel ook vast dat er heel regelmatig Frans wordt gehanteerd in de consultaties van Kind en Gezin.
Minister, mijn vragen zijn vrij eenvoudig, maar ik ga ze u toch voorleggen.
Bent u op de hoogte van het beleid van het agentschap Opgroeien in verband met het gebruik en de aanmoediging van de thuistaal?
Hoe is het pleiten voor een betere kennis van het Nederlands door hierop in te zetten, en kinderen in zoveel mogelijk situaties onder te dompelen in een Nederlandstalig taalbad, te verenigen met de oproep van het agentschap Opgroeien om het gebruik van thuistalen in de kinderopvang te promoten? Het gaat niet over ‘tolereren’, het gaat over ‘promoten’.
Is het binnen de regerende taalwetten, maar ook vanuit beleidsmatige overwegingen, toegestaan om consulten van Kind en Gezin te laten plaatsvinden in de taal van de ouders, dan wel in het Frans in de Vlaamse Rand rond Brussel?
Dank u wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag.
Het klopt inderdaad, zoals u zelf zegt, dat meertaligheid een realiteit is in Vlaanderen en in Brussel. Volgens de gegevens van Kind en Gezin was bij 29,4 procent van de kinderen geboren in 2021 in het Vlaamse Gewest de taal tussen moeder en kind niet het Nederlands. Ik ben absoluut op de hoogte van het beleid en de communicatie van het agentschap Opgroeien, maar het gaat hier niet over een beleid dat het gebruik en de aanmoediging van de thuistalen als doel stelt, maar wel over een beleid rond taalstimulering en taalontwikkeling bij de jongste kinderen.
Het is voor een kind bijzonder belangrijk om veel en rijke taal en veel spreekkansen aangeboden te krijgen door de ouders. Ouders stimuleren om in hun opvoeding aandacht te hebben voor taalontwikkeling is cruciaal in elke taal. We moeten het kind ook zo vroeg mogelijk in aanraking laten komen met het Nederlands. Dat gebeurt het best in een aanbod waar Nederlands gesproken wordt door moedertaalsprekers, en kan bijvoorbeeld in de kinderopvang. Als kinderen die het Nederlands niet als thuistaal hebben een rijke taal ontwikkelen en veel spreekkansen krijgen, is dat absoluut een hefboom voor het spreken van het Nederlands.
Het een en het ander is zeker niet tegenstrijdig. Het agentschap biedt hierover ook actuele, wetenschappelijk onderbouwde informatie, methodieken en tools aan de partners.
De kinderopvang heeft als opdracht Nederlandse taalstimulering te bieden aan kinderen, met respect en aandacht voor de aanwezige thuistaal. Dat is regelgevend bepaald in het Vergunningenbesluit van 22 november 2013. Ik citeer: “De organisator realiseert een pedagogisch beleid, met onder andere een taalbeleid dat de Nederlandse taalverwerving van elk kind stimuleert, met daarnaast positieve aandacht voor de taal die het kind in zijn thuismilieu spreekt.” Deze passage is ook vertaald in de vereisten over de nodige taalcompetenties van kinderbegeleiders en verantwoordelijken.
Het Nederlands staat centraal, daarover kan geen enkele twijfel bestaan. Tegelijkertijd krijgen de aanwezige thuistalen een plaats, bijvoorbeeld door enkele basiswoordjes die peuters goed kennen uit de thuistaal te verbinden met een activiteit uit de kinderopvang, en zo een betere taalontwikkeling van het Nederlands te stimuleren.
Het gaat hier niet over de thuistaal promoten in de kinderopvang, maar over taalontwikkeling en taalstimulering bij jonge kinderen.
Dan kom ik tot uw laatste vraag. In principe moet alle dienstverlening gebeuren in het Nederlands. Gezien de specifieke opdracht met onder andere cruciale taken voor de volksgezondheid en de veiligheid van kinderen, zoals het vaccinatiebeleid en het adviseren ter preventie van wiegendood, heeft Kind en Gezin in een advies van 10 januari 2008 van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht een uitzondering gekregen om in de mondelinge dienstverlening ook andere talen te mogen gebruiken. Ik verwijs naar het advies hierover dat gegeven is op 10 januari 2008.
Binnen het agentschap werkt men met een doordacht beleid, en bijbehorende ondersteuning van professionals op het vlak van mondelinge communicatie, maar het moet altijd zijn met het oog op het realiseren van een toegankelijke dienstverlening, zodat de belangrijkste doelstellingen betreffende preventieve gezinsondersteuning, onder andere wat vaccinaties betreft, optimaal behaald kunnen worden.
Voilà, tot hier mijn eerste antwoord.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik heb zelf de proef op de som genomen en ben op de website van Kind en Gezin op zoek gegaan naar hoe ik mijn kind goed Nederlands kan leren. Dat vind ik niet terug. Ik vind wel een knopje ‘taal en meertaligheid’. En onder dat knopje vind ik het woord ‘Nederlands’ één keer terug, namelijk dat 30 procent van de kinderen thuis geen Nederlands spreekt. Daar komt het woordje Nederlands terug. Al de rest gaat over meertalig opvoeden, meertaligheid, meertaligheid.
Dus, minister, ik maak me daar wel wat zorgen over. Want het woord Nederlands komt gewoon effectief niet terug. Als ik dan verder ga kijken en ik klik door, dan gaat het over meertalig opvoeden en vragen over de bezorgdheid over die meertaligheid. Dan zegt men daar: het is niet erg, meer zelfs, veel talen is goed, spreek thuis maar thuistalen, in de opvang zullen ze wel Nederlands leren en horen.
Maar u zegt nu net dat we ook in de opvang kinderen in een taalrijke omgeving in de thuistaal kunnen benaderen. Ja, dan zijn we wel in een kring aan het redeneren en kunnen we samenvatten dat ze geen Nederlands horen.
Je zult maar in een kinderopvang zitten waar de begeleidster het Turks of het Arabisch of het Spaans beheerst, maar je zelf een Oekraïens kindje bent. Dan heb jij de pech dat er voor jou geen link is, en heb je de pech – of moet ik zeggen het geluk, collega's – dat je wel ondergedompeld wordt in het Nederlands.
Bovendien, wanneer ik heel lang naar het onderzoek zoek kom ik er wel op uit. Het is een onderzoek dat gebeurd is in het onderwijs, maar het gaat dan over vier instapklassen waarbij men twee leerlingen – in totaal dus acht kleuters – heeft gevolgd. Acht! En het Canadees onderzoek waarnaar men verwijst, is een klas waar de leerlingen en de leerkracht beiden twee talen beheersen: Spaans en Engels. Maar ze spreken allemaal hetzelfde. Dat onderzoek gebruikt men dan om dit hier te construeren.
Dus, minister, ik wil echt een heel uitdrukkelijke oproep doen. Wij stellen vast – en voor het onderwijs moet ik u er niet van overtuigen want het was uw vroegere portefeuille – dat voor kinderen die het Nederlands onmachtig zijn en de leerkracht niet verstaan, begrijpen moeilijk wordt en dat de ongekwalificeerde uitstroom een grote proportie verklaarde variantie heeft met kinderen die het Nederlands niet machtig zijn. Laat ons alsjeblieft aan de kinderopvang dan ook het duidelijke signaal geven dat wanneer kinderen in de opvang zijn, we daar dan toch Nederlands spreken, met kinderen communiceren, taalspelletjes in het Nederlands doen, zodat ze maximaal ondergedompeld worden. Laat ons ook voor de consulten van Kind en Gezin deze boodschap geven. Want nu geven we een disparate boodschap waardoor ouders denken dat ze er met thuistalen wel zullen komen. Helaas heeft de realiteit van vele voorgaande jaren bewezen dat dat niet zo is. Laat ons toch duidelijk die kaart trekken.
Minister, bent u daartoe bereid?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank je wel, collega. De situatie die u beschrijft, moet ik natuurlijk eventjes checken. Als kinderen nieuwsgierig zijn naar taal en ook spreekkansen krijgen, ongeacht de taal, gaan ze wat mij betreft ook nieuwsgierig zijn naar het Nederlands. We moeten dat oppikken en stimuleren. Sowieso zal een kind moeilijk Nederlands oppikken als het het thuis niet mag spreken. Het is heel belangrijk dat de kinderen vooral gestimuleerd worden om te spreken. Ik zal de regelgeving ook nog eens onder de loep nemen en kijken of we daar wijzigingen aan moeten doen.
Ik begrijp ook dat het een uitzondering is, zeker omdat het gaat over vaccinaties en gezondheid; soms moet je dan communiceren in een andere taal. Er is nog wetenschappelijk onderzoek van het Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO) van de KU Leuven en een recent doctoraat. Sowieso is het voor mij van belang – ik ga dat hier nog eens herhalen – dat het ook in de kinderopvang Nederlands, Nederlands is. De thuistaal is een hulpmiddel, maar sowieso moet er Nederlands gesproken worden.
Dus we volgen het verder op en ik zal het ook eens met de organisaties bekijken. We bekijken hoe groot de mogelijke problematiek is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, we gaan het samen met u mee opvolgen. Maar het feit dat u hier een duidelijk signaal geeft dat het in de opvang Nederlands, Nederlands en Nederlands is, is belangrijk. We geven kinderen die pedagogische functie in de kinderopvang, ze krijgen de kans om het te horen, de kans om het te spreken en de kans om ermee in contact te komen. Het zijn die momenten – laat het ons zelfs belangrijke momenten noemen – om zich onder te dompelen.
Ten tweede geven we naar ouders toe geen foute signalen en we zeggen wel degelijk dat Nederlands de taal van de toekomst van hun kind is. Daar moeten we op inzetten.
Dat lijken mij twee zeer belangrijke signalen die we op geen enkele manier diffuus mogen geven. Maar als ik dan inderdaad Control-F doe, om te zoeken, en ik vind het woord ‘Nederlands’ niet eens terug, buiten enkel in de statistiek, vrees ik dat we daar wel een diffuus beeld geven op de website van het agentschap Opgroeien.
Om het in het Nederlands te zeggen: wordt vervolgd!
De vraag om uitleg is afgehandeld.