Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, in Vlaanderen en Brussel hebben we 19 centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). Mensen kunnen daar terecht voor heel betaalbare psychologische hulpverlening. De nood daaraan is groot. In 2021 vonden er maar liefst meer dan 350.000 consultaties plaats. Zo’n 147.000 consultaties waren tegen de reguliere prijs in zo’n CGG van 11 euro per consultatie. Bijna 140.000 consultaties kostten 4 euro. Meer dan 36.000 consultaties waren kosteloos voor de cliënt. Daarnaast wachten nog heel wat mensen op begeleiding.
Minister, uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 9 november 2022 over de niet-opdagende afspraken in de CGG’s blijkt echter dat heel wat cliënten niet op hun afspraak verschijnen, al dan niet met geldige reden. Zo konden in het kalenderjaar 2021 meer dan 32.000 afspraken niet plaatsvinden omdat de cliënt niet verscheen op de afspraak, zonder iets te laten weten. Meer dan 40.000 cliënten gaven wel een seintje, maar veel te laattijdig. Gelukkig annuleerden ongeveer 40.000 mensen wél tijdig hun afspraak. Tijdig annuleren is erg belangrijk, want dat zorgt ervoor dat iemand anders kan worden geholpen. Het is wel degelijk de bedoeling dat die afspraken kunnen plaatsvinden. De nood bij onze CGG’s is hoog. Ik vind het dus belangrijk dat we elk moment, elke consultatie zo optimaal mogelijk benutten. Mensen die gewoonweg niet komen opdagen, soms meerdere keren na elkaar, nemen de plaats in van iemand die ook hulp nodig heeft en er misschien wél had kunnen zijn.
Over de redenen waarom iemand niet komt opdagen, is weinig of niets geweten. Naar aanleiding van de schriftelijke vraag vertelde u mij dat een systematische patiëntenbevraging of een onderzoek naar redenen waarom mensen niet komen opdagen nog niet is gebeurd. Het lijkt mij van belang om te meten om te weten en dan ook beleid te kunnen voeren. Op dit moment hebben de CGG’s wel een heel aantal maatregelen die ze actief inzetten: proactieve maatregelen, zoals het versturen van een herinneringsbericht, maar ook reactieve maatregelen, zoals het in rekening brengen van de consultatie. Men probeert er ook heel hard om het aantal niet-opdagende cliënten terug te dringen. Men probeert ook echt wel gericht beleid te voeren.
Een ander element, waarover ik u vandaag een vraag wil stellen, is dat de sector aangeeft dat een klein percentage van het cliënteel verantwoordelijk is voor een groot percentage van de niet-opdagende afspraken. Dat betekent dat het eigenlijk gaat over systematische afwezigheid. De CGG’s anticiperen daar in hun acties wel al voor een stuk op. Ze proberen daar echt een beleid rond op te zetten. Ik vind ook dat ze dat goed doen. Zo innen ze bijvoorbeeld administratieve bijdragen. Elk CGG heeft echter de vrijheid om eigen accenten te leggen en dingen al dan niet te doen.
Minister, wat zijn de jongste onderzoeken en aanbevelingen die de CGG’s in staat stellen om het aantal niet-opdagers terug te dringen? Lijkt het u aangewezen om dat soort onderzoek te voeren of opnieuw te voeren? Hoe wordt er aan de slag gegaan met cliënten die systematisch niet komen opdagen? Zijn er nog andere manieren dan deze die we vandaag kennen, zoals de reactieve acties die de CCG’s kunnen ondernemen? Deelt u de mening dat er inzake de reactieve maatregelen een voordeel kan worden gevonden in één gedragen, uniform kader? Vandaag voert elk CGG, elke vestigingsplek immers zijn eigen beleid. Bent u op de hoogte van het hoge aantal mensen dat niet komt opdagen? Rijst dit probleem ook bij andere diensten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Jans, voor de vraag waarvan ik ook al een prachtig verslag in de krant heb gezien.
De CGG’s hebben als kernopdracht om gesubsidieerde geestelijke gezondheidszorg te bieden aan mensen met een ernstige psychische zorgnood die door die psychische zorgnood tijdelijk, of niet tijdelijk, niet meer in staat zijn om te functioneren op een of meerdere domeinen. Omgaan met een gebrek aan therapietrouwheid of no-showgedrag is een vaardigheid waarmee iedere zorgverstrekker die werkt met die doelgroep ook vertrouwd is.
De CGG’s geven aan dat er een aantal redenen zijn waardoor zorggebruikers, al dan niet met verwittiging, afwezig zijn op hun afspraak. De factoren kunnen te maken hebben met een intrinsieke psychische kwetsbaarheid of de mate van disfunctioneren, maar ook met externe factoren. Net daarom is het belangrijk dat de CGG’s werken aan de verantwoordelijkheidszin van de zorggebruikers, maar ook kunnen aanklampen wanneer nodig. Met andere woorden: het is niet omdat de stoel tijdens de consultatie leeg is, dat er geen zorg of ondersteuning wordt geboden.
Maar, collega, dat neemt niet weg dat de CGG’s dit probleem wel overkoepelend bespreken, analyseren en aanpakken. Dat gebeurt in hun kwaliteitswerkgroepen zoals aangegeven in mijn antwoord op uw vraag van 9 november 2022. Wij hebben hierrond nog geen onderzoek gevoerd. Eigenlijk vind ik dat die analyses het best bij de sector zelf liggen. Die sector heeft zeer veel gegevens en kennis met betrekking tot het cliënteel. Het is ook deel van hun kernopdracht om hiermee om te gaan. Maar zij nemen ook wel acties om dat gedrag positief te beïnvloeden, zowel op het niveau van de cliënt als op het overkoepelend niveau. Ik heb in het antwoord daar een stukje omschrijving van gegeven.
Cliënten die systematisch niet komen opdagen worden anders benaderd dan mensen die een keer of zeldzaam niet komen. Ze hebben ook veel ervaring daarin. Het is een problematiek die in de hele gezondheidszorg voorkomt. Het is een spijtige zaak, zeker bij het cliënteel met mogelijk verschillende kwetsbaarheden. Het is dus niet alleen jammer voor de plaats die voor iemand anders zou kunnen zijn die je bezet houdt, maar het is ook jammer voor de persoon zelf. Je hebt dus twee keer een verliespost.
Wat kunnen we doen en moeten we reactieve maatregelen nemen? We hebben in de regelgeving de mogelijkheid gecreëerd om reactieve maatregelen te nemen, en een boete op te leggen. Ik vind dat dat onze verantwoordelijkheid is, wij moeten een transparant overheidskader maken, dat is er. Het systeem van cliëntenbijdragen is ook geregeld, maar ik vind wel dat elk CGG een verantwoordelijkheid heeft om dat correct en op maat van elke cliënt toe te passen. Het is van belang dat de CGG’s op dat punt met elkaar ook kennis en ervaring uitwisselen in kwaliteitswerkgroepen en via onlineplatformen waarin ook alle literatuur rond de niet-op-afspraak of NOA wordt verzameld. De CGG’s zijn dus echt wel actief bezig daarrond.
Ben ik op de hoogte van het aantal? Het is een kwaliteitsthema dat reeds vele jaren actief wordt aangepakt in de sector. Er is een mogelijke reactieve maatregel opgenomen in de regelgeving. Er moet dialoog rond blijven tussen de sector en de overheid, dat vanuit mijn zorg voor de zorggebruiker die niet komt opdagen – zoals ik al zei, dat is spijtig, maar tegelijk een zorgpunt – maar ook vanuit de zorg voor die zorggebruikers die zitten te wachten op hulp en die dus geen hulp krijgen. Ik heb geen zicht op het aantal NOA’s in andere sectoren, maar ik heb het aanvoelen dat het zich in alle actoren van welzijn en gezondheid situeert en niet enkel bij de CGG’s, maar bij de CGG’s is er natuurlijk een heel specifieke problematiek van psychische kwetsbaarheid.
Tot hier mijn eerste antwoord.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord, en ik vind het interessant om ook nu van gedachten te wisselen over deze problematiek, of een vast gegeven binnen de hulpverlening. Het is ook door mijn eigen betrokkenheid bij de CGG’s dat ik ervan op de hoogte ben.
Maar het frappeert mij ook wel, minister. Als ik kijk naar 2021 gaat dat enkel en alleen binnen de CGG’s over 76.000 consultaties waarbij er eigenlijk een multidisciplinair team, of een psycholoog de afspraak niet kan invullen omdat mensen niet komen opdagen, of de dag zelf zich afmelden. Want als je je twee dagen op voorhand afmeldt, dan zit je niet in deze cijfers en dan kan men de afspraak anders invullen.
Als ik aan mensen die privépraktijken uitbaten vraag of zij ook zo’n grote no-show hebben, dan zegt men van niet. Bij hen komt dat niet voor. Dat is natuurlijk een heel groot verschil. Ik ga nu niet een privépsychologenpraktijk, of een psychiater vergelijken met een CGG. Maar het is wel een feit dat we binnen de CGG’s sterke, kwalitatieve hulpverlening aanbieden aan 11,4 of 0 euro, en dat we daar toch wel zien dat die no-show aan het toenemen is, terwijl mensen die in de privé veel meer betalen daar wel zijn.
Ik vind het zeer positief dat u ook de verantwoordelijkheid daarvoor legt bij elk CGG, dat is overal anders. Ik weet ook dat er overkoepelende besprekingen zijn en kwaliteitswerkgroepen. Ik vind het belangrijk om het zicht te blijven houden op het aantal mensen die niet komen opdagen, omdat ik er gewoon heel veel belang aan hecht dat we zo veel mogelijk mensen kunnen helpen.
En wat u zegt is compleet terecht: mensen die niet komen opdagen, moeten we niet zomaar loslaten, want die hebben meestal een reden waarom ze niet komen. De mensen die bij een CGG aan de slag zijn, en dat vind ik het positieve aan de CGG’s, slagen erin om de meest kwetsbaren te bereiken, dat zien we elk jaar aan de cijfers. Als ik naga hoeveel mensen daar komen aan het voordeeltarief, of aan het kosteloze tarief, dan is het sterk dat we die helpen, sterk dat ze daarop inzetten, maar anderzijds is het ook wel belangrijk om, zoals u zegt, mogelijkheden tot boetes te laten bestaan en er ook echt voor te zorgen dat elk CGG daar actief mee aan de slag gaat, gewoon om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen worden geholpen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ja, het is natuurlijk heel jammer wanneer patiënten niet komen opdagen op hun afspraak. We zien dat in de hele gezondheidssector meer en meer voorkomen. Als er wachtlijsten zijn, is dat natuurlijk extra pijnlijk. Alleen vraag ik mij af wat de redenen zijn waarom mensen niet komen opdagen. Want de problematiek van de geestelijke gezondheid is toch niet zo evident. Ik vraag mij af of het niet komen opdagen het rechtstreekse gevolg is van de geestelijke gezondheidsaandoening van de betrokkene. Is daar al onderzoek naar gebeurd? Want ik denk dat de redenen waarom wel heel belangrijk zijn om te weten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ja, collega’s, het gaat hier over de niet-op-afspraak of NOA. Ik ben zelf ook nauw betrokken bij een centrum voor geestelijke gezondheidszorg. Ik stel daar wel vast dat het aantal no-shows drastisch daalt als er heel duidelijk wordt gecommuniceerd wat de afspraken zijn en dat er administratieve kosten worden aangerekend als men later dan twee dagen op voorhand annuleert. Dan daalt dat drastisch. De groep die dan nog rest, dat is de groep waar je inderdaad onderzoek naar moet doen. Hoe komt dat nu? Is dat gecorreleerd met de problematiek, ja dan nee? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen dat niet vergeten? Dat kan bijvoorbeeld via een sms-systeem dat je twee dagen op voorhand een herinnering stuurt wanneer je wordt verwacht. Dat is het moment waarop er heel veel berichten terugkomen, of telefoons met de melding dat ze het bericht hebben gehad, maar niet gaan komen. Dat maakt dat het aantal no-shows of niet-op-afspraak gigantisch daalt én – cruciaal voor mij en onze partij – dat die momenten kunnen worden ingevuld met mensen op de wachtlijst.
Nu, collega’s, in de tweede audit van de centra voor geestelijke gezondheidszorg, van 2008 nota bene, is er al een heel hoofdstuk aan gewijd, aan die niet-op-afspraak. Ik vind het goed dat daar naar de kwaliteit wordt gekeken. Maar ik denk dat we ook de zorgvrager zelf moeten durven te betrekken in dat verhaal, en er dus niet alleen maar van moeten uitgaan dat het zal correleren met de aandoening. Dat is te gemakkelijk. Ik denk ook dat we rond die wachtlijsten effectief een beleid mogen voeren: als mensen verwittigd zijn – duidelijk op voorhand mét een sms – en dan nog niet verschijnen, moet dat geanalyseerd worden. En er is een appreciatiemogelijkheid voor een centrum geestelijke gezondheidszorg. Maar die administratieve kosten doen mensen wel degelijk inzien dat het niet zomaar kan dat men niet verschijnt.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de aanvullende vragen. Wat de cijfers betreft, is het heel belangrijk dat we ons daar zeer goed van bewust zijn. Het heeft een impact op de beschikbare hulpverleningscapaciteit, collega Jans. Maar dat komt bij die groepen iets vaker voor, dat is bekend. Ik denk dat die in iets mindere mate aanwezig is bij privépraktijken, dat dat een beetje het verschil is ook. De problematiek is zeker ook aanwezig in de jeugdhulp, in de verslavingszorgcentra, enzovoort. Het is een kerntaak bij hulpverleners die met heel kwetsbare mensen werken. Spijtig genoeg haken zij die het misschien het meest nodig hebben, dan het snelst af. Je zit daar echt met een spagaat die niet zo goed is, maar die hulpverleners weten dat werken aan de motivatie van de mensen ook deel is van de opdracht. U hebt een aantal bijkomende bemerkingen gemaakt – niet echt extra vragen gesteld – maar het is een pijnpunt waar we vandaag ook mee geconfronteerd worden.
Collega Saeys, zoals ik al zei: we weten dat de cijfers bij de verslavingszorgteams van de CGG’s bijvoorbeeld gemiddeld hoger liggen dan bij andere teams. Dus die problematiek speelt zeker ook mee.
Collega Daniëls: onze CGG’s hebben ook wel wat ervaring in het informeren en aanspreken van cliënten. Het sms-systeem wordt in de praktijk al gebruikt. Je mag een stuk verantwoordelijkheid leggen bij de cliënt, het is één beïnvloedende factor. Maar de CGG’s zoeken ook een evenwicht tussen het motiveren van cliënten en begrip tonen en ook verantwoordelijkheid vragen van de cliënten.
Zo’n begeleiding door een CGG is ook niet beperkt tot het gesprek op zich. Een no-show kan ook een signaal zijn, collega’s, om contact te zoeken of te zoeken naar alternatieven om een contact te hebben of een contact te herstellen. Maar het is dus een octopusprobleem, een beest met heel veel armen, en er zijn veel fronten om op te werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.