Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, mijn vraag is ingegeven door een aantal schriftelijke vragen die ik heb ingediend bij verschillende ministers. Uit de antwoorden daarop blijkt dat overheidsinstellingen en agentschappen niet altijd zicht hebben op de omvang van de Europese subsidiemiddelen die binnengehaald worden door Vlaamse actoren. We hebben nochtans het Vlaams-Europees verbindingsagentschap (VLEVA). Dat heeft in 2020 samen met de nationale contactpunten binnen de Vlaamse administratie geprobeerd om de Vlaamse deelname over alle Europese subsidiemogelijkheden heen voor de periode 2014-2020 in kaart te brengen. Ze hebben inderdaad toen geconcludeerd dat een volledig en accuraat kwantitatief overzicht van alle Europese middelen die Vlaamse actoren kregen, voorlopig niet kan worden verzameld. Ze hebben het ook kwalitatief geanalyseerd. De conclusies die ze getrokken hebben uit dat onderzoek zijn dat men moet vaststellen dat de administratieve last bij Europese projecten vaak nog een struikelblok is maar ook dat niet altijd alle doelgroepen in Vlaanderen even goed op de hoogte zijn van de Europese financieringsmiddelen die voorhanden zijn.
Die problematiek is ook opgemerkt door het Economisch Relancecomité want in dat rapport lag een aanbeveling dat Vlaanderen maximaal moet inzetten op het benutten en creëren van die Europese hefbomen. De experten van het Economisch Relancecomité zien nochtans nog heel wat mogelijkheden om de Europese return voor Vlaamse private en publieke actoren verder te optimaliseren. In dat rapport is er ook gewezen op het gegeven dat de toegangswegen naar Europese steun vaak minder gekend zijn, dat de complexiteit van aanvraagprocedures een hindernis kan zijn en dat de beperkte lokale ondersteuning of versnipperde reactie van verschillende Vlaamse actoren op Europa de daadkracht en effectiviteit van Vlaamse initiatieven niet ten goede komt. Het Economisch Relancecomité heeft gesuggereerd om VLEVA verder te dynamiseren en te positioneren als een slagkrachtige Vlaamse Europese desk die voor Vlaanderen op Europees niveau insteken vanuit verschillende bevoegdheidsdomeinen moet bundelen en maximaal moet ondersteunen. Ze geven ook aan dat er nog een meer versterkte samenwerking kan zijn met andere overheidsinstanties zoals Flanders Investment & Trade (FIT) en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO).
Op 9 december jongstleden heeft de Vlaamse Regering een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met VLEVA ondertekend voor de periode 2023-2027, die voortbouwt op de vorige samenwerkingsovereenkomst maar die ook aangevuld is met enkele accentverschuivingen.
Minister-president, ziet u nog mogelijkheden om de cijfermatige informatieverzameling over Vlaamse deelname aan Europese subsidieprogramma’s te verbeteren? Meten is weten, denk ik. Het lijkt me heel belangrijk om die cijfers effectief zo goed mogelijk in kaart te hebben. Hoe kijkt u naar de aanbeveling vanwege het Economisch Relancecomité om VLEVA daar extra slagkracht voor te geven? Dat is voor een stuk hun basiswerking. In welke mate is er met de aanbevelingen van het Economisch Relancecomité aan de slag gegaan in de eventuele nieuwe accenten van de samenwerkingsovereenkomst? Ziet u nog andere mogelijke pistes die bewandeld kunnen worden om vanuit ons Vlaamse beleid bij te dragen tot een nog succesvollere deelname aan Europese programma's?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Coudyser, het maximaliseren van de toestroom van EU-middelen naar Vlaanderen is ook een belangrijke doelstelling voor mij. Het is belangrijk om de bestaande financieringsmogelijkheden ten volle te benutten. In België zijn de deelstaatoverheden grotendeels verantwoordelijk voor de uitvoering van de subsidieprogramma’s waarvan de verdeling van het budget is opgenomen in de onderliggende verordening. Ik denk hierbij, onder meer, aan subsidieprogramma’s die het cohesiebeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (FHV) uitvoeren. Die drie programma’s samen vertegenwoordigen ongeveer 80 procent van de subsidies die de EU uitgeeft in de lidstaten. Op de besteding ervan heeft Vlaanderen dus een goed zicht.
Het budget van andere subsidieprogramma’s wordt echter niet op voorhand verdeeld onder de lidstaten. Dat gebeurt op projectbasis. De verdelingsmethode verschilt per programma en meestal beheert de Europese Commissie, of een door hen aangeduide entiteit, het budget. Vlaanderen heeft pas zicht op de begunstigden van deze subsidies nadat een projectvoorstel succesvol de aanvraagprocedure heeft doorlopen.
Om de financiële transparantie te bevorderen, houdt de Europese Commissie verschillende onlinedatabanken bij die toelaten om informatie te verzamelen over begunstigden van EU-subsidies die in Vlaanderen gevestigd zijn. Het destilleren van de geaggregeerde gegevens op regionaal niveau is echter methodologisch complex. Op heden brengt het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) op regelmatige basis de Vlaamse begunstigden in kaart van het omvangrijkste subsidieprogramma onder beheer van de Europese Commissie: Horizon Europe.
Wat het Relancecomité betreft om het Vlaams Europees Verbindingsagentschap extra slagkracht te geven, ben ik me bewust van het complexe aanbod van Europese financieringsmogelijkheden. Daarom verwijst de nieuwe samenwerkingsovereenkomst naar de rol van subsidiefacilitator als een van VLEVA’s kernopdrachten. VLEVA heeft een faciliterende rol te vervullen binnen het Vlaams EU-subsidielandschap door, onder meer, te informeren over EU-subsidies via een onlinesubsidiegids, een up-to-date lijst van alle nationale contactpunten en een lijst met alle projectoproepen van de Europese Commissie. Daarnaast biedt het subsidieteam van VLEVA ook ondersteuning op maat aan subsidieaanvragers.
Voor de voorlichting van en de communicatie over de EU-financieringsmogelijkheden aan actoren in Vlaanderen zullen VLEVA en de Vlaamse overheid onderling afstemmen en, waar mogelijk, samenwerken.
Wat de andere pistes betreft, heb ik reeds in het begin van deze legislatuur het initiatief genomen om verschillende betrokken ministers en beleidsdomeinen bij elkaar te brengen over dit thema binnen een taskforce EU-investeringsinstrumenten. Dit resulteerde in 2020 ook in een mededeling aan de Vlaamse Regering met een reeks concrete aanbevelingen. Deze aanbevelingen krijgen nu verdere opvolging in de werkzaamheden van de verschillende betrokken administraties. Sindsdien is er ook op EU-niveau heel wat gebeurd met de lancering van nieuwe initiatieven zoals de Recovery and Resilience Facility (RRF). Dat zijn nieuwe initiatieven waar Vlaanderen ook volop op inzet.
Intussen wordt er op EU-niveau alweer nagedacht over nieuwe instrumenten. Ik heb mijn diensten dan ook gevraagd om in de komende maanden een nieuwe stand van zaken op te maken over de voor Vlaanderen relevante EU-investeringsinstrumenten. Dat is een permanente screening van wat er allemaal op Europees vlak in dat domein gebeurt.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik begrijp dat we op die 80 procent subsidies van de EU, die komen van het cohesiefonds, het GLB en het herstelplan Vlaamse Veerkracht wel een goed zicht hebben, en dat het voor het departement EWI voor de projectoproepen die op projectbasis gegeven worden nadat ze succesvol aangevraagd zijn, complexer is en dat daar databanken voor bestaan, en dat het departement EWI dat zo goed mogelijk in kaart brengt, bijvoorbeeld voor Horizon Europe.
Het is uiteraard de kerntaak van VLEVA om aan de hand van de EU-subsidiegids dit allemaal mooi in kaart te brengen en alle contactpunten daarvan op de hoogte te brengen. Ik heb nog een vraag daaromtrent. Ziet u de oefening die VLEVA in 2021-2022 gedaan heeft als een mogelijkheid om dat richting 2023-2024, halverwege het nieuwe subsidieplan, nog eens te herhalen om te kijken of daar ondertussen vorderingen in gebeurd zijn? Ik begrijp dat u ook aan uw diensten opdracht gegeven hebt om nog eens een nieuwe stand van zaken op te maken. Kan dit elkaar versterken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Het is evident dat VLEVA dat te gepasten tijde moet evalueren en opnieuw in kaart moet brengen. Dat lijkt me eigenlijk een permanente opdracht van VLEVA.
De vraag om uitleg is afgehandeld.