Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, op 17 januari werd, zoals u weet, de jaarlijkse huurbarometer van Dewaele Vastgoedgroep voorgesteld. Uit die barometer blijkt dat de krapte op de huurmarkt helaas toeneemt. Het aantal kandidaat-huurders is met 33 procent toegenomen voor het niet veranderend aantal huurpanden.
Er is een enorme druk ontstaan op de huurmarkt sinds de vertraging van de verkoop van vastgoed in april vorig jaar, zoals u weet. In centrumsteden stelde de vastgoedgroep vast dat er soms tot wel tot tachtig kandidaat-huurders zich aandienden voor eenzelfde pand. Ze wijten de stijgende druk op de huurmarkt dan ook vooral aan de stijgende rente en de onzekere tijden voor veel mensen. Ze verwachten nog een enorme toename van het verschil tussen de huur- en de koopmarkt.
Ze stelden tevens vast dat er vooral een rush is op betaalbaarheid en niet zozeer op ruimte. Hierdoor stegen de huurprijzen dan ook sneller bij kleine dan bij grote appartementen. De huurprijzen bij appartementen stegen gemiddeld met 4,5 procent tot 753 euro. Bij woningen was de stijging van de huurprijzen een stuk minder met een toename van 1,8 procent tot een gemiddelde huurprijs van 887 euro.
De verwachting is dat de krapte op de huurmarkt helaas niet snel zal verminderen aangezien investeerders lijken te twijfelen en ook de nieuwbouw met dalende cijfers te kampen heeft. Dewaele pleit dan ook voor een fiscale hervorming om de krapte op de huurmarkt weg te werken. Volgens het bedrijf zou er een onderscheid gemaakt moeten worden tussen eigenaars die een tweede woning aankopen als buitenverblijf en zij die dit doen om de woning permanent te verhuren.
Toen de registratierechten op de enige eigen woning verlaagd werden van 6 procent naar 3 procent, werden in dezelfde adem ook de registratierechten op bouwgronden en woningen die als tweede, derde enzovoort, woning beschouwd worden, van 10 procent naar 12 procent verhoogd. Dit om de verlaging voor de enige eigen woning budgetneutraal te maken.
Minister, welke conclusies trekt u uit de cijfers van de huurbarometer van Dewaele?
Hoe reageert u op het pleidooi om inzake registratierechten een onderscheid te maken tussen eigenaars die een tweede woning aankopen als buitenverblijf en zij die die aankopen om permanent te verhuren?
Ziet u andere mogelijkheden om die krapte op de huurmarkt aan te pakken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, mevrouw Blancquaert.
Wat de eerste vraag betreft: die heeft betrekking op welke conclusies we uit de cijfers van de huurbarometer kunnen trekken. Toen ik de resultaten las, sprongen een aantal zaken in het oog. Voor de prijzen op de huurmarkt zien we bijvoorbeeld een evolutie die volledig tegenovergesteld is aan het beeld uit de huurbarometer van vorig jaar. Toen waren de prijzen voor appartementen net stabiel gebleven en waren de prijzen voor huizen, door een vraag naar meer leefruimte tijdens de coronaperiode, toegenomen. Dat roept toch de vraag op hoe de prijzen nu precies evolueren op langere termijn. In hoeverre gaan de vaststellingen uit de huurbarometer bijvoorbeeld om een correctie voor het voorgaande jaar?
Laat mij u daar deelgenoot maken van een klein beetje frustratie. Ik erger mij soms wel aan de eeuwige conclusies die getrokken worden uit zeer tijdelijke cijfers. Want tijdens corona hebben we daar inderdaad een beetje een verschuiving gezien. Toen al is aangekondigd dat de hele vastgoedmarkt omgedraaid ging worden, de andere kant uit ging gaan en helemaal zou veranderen. In de realiteit zien we dat dat iets minder is. Ik denk dat het nog maar twee weken geleden is dat er over de vastgoedmarkt op dezelfde dag – het was de zaterdageditie van twee kranten – twee totaal tegenstrijdige conclusies getrokken werden uit de cijfers die toen naar boven kwamen. Dit is allemaal geen kritiek daarop, maar ik denk dat het beleidsmatig toch belangrijk is om iets op langere termijn te bekijken en de zaken soms wat tijd te geven om een doorgang te laten vinden, vooraleer er voor de eeuwigheid conclusies getrokken worden. Maar goed, dat is een ‘à côté’tje’.
Een aantal bevindingen bij reeds bekende pijnpunten van de Vlaamse private huurmarkt zijn de volgende – ik geef u er enkele.
Uit wetenschappelijke studies is al langer bekend dat er een betaalbaarheidsproblematiek speelt en dat er in de lagere segmenten van de huurmarkt sprake is van een te schaars aanbod. Daar moeten we niet flauw over doen. Er zijn twee redenen: migratie en gezinsverdunning leiden ertoe dat we gewoon meer woningen nodig hebben. Puur demografisch, u kent het cijfer: 400.000 woningen tegen 2050.
Er wordt ook al langer gerapporteerd dat de schaarste in het private huuraanbod leidt tot concurrentie tussen kandidaat-huurders, omdat mensen nu eenmaal moeten wonen, en die concurrentie natuurlijk een zeker prijsopdrijvend effect heeft.
Ten derde lijkt het daarbij ook aannemelijk dat de macro-economische ontwikkelingen van het voorbije jaar – een hoge inflatie en stijgende rentes, aangedreven door de sterk stijgende energieprijzen – die pijnpunten hebben versterkt, wat dan weer een toegenomen vraag naar betaalbare huurwoningen verklaart.
Zoals u weet, betekenden die ontwikkelingen voor de Vlaamse overheid de aanleiding om maatregelen te nemen om de betaalbaarheid te ondersteunen, onder andere door de indexatie van de huurprijzen af te remmen voor de minst energiezuinige woningen – het systeem van 1 oktober. Ook het systeem van het geconventioneerd verhuren is relevant in dit kader. Daar kom ik straks nog op terug.
Uw tweede vraag betreft het pleidooi om op het vlak van registratierechten een onderscheid te maken tussen eigenaars die een tweede woning kopen als buitenverblijf en zij die die aankopen om permanent te verhuren. Daarbij wil ik wijzen op het geheel aan maatregelen die we destijds hebben genomen. De bedoeling was in de eerste plaats om de registratierechten voor de eerste woning, en vooral de enige en eigen woning, te verlagen om de betaalbaarheid op de eigendomsmarkt te ondersteunen. Een eigen woning bezitten is nog altijd de dominante woonwens van de Vlaming, en naar mijn mening de prioritaire beleidskeuze van de overheid.
Met die ingreep kon Vlaanderen bovendien ook een tweede doelstelling realiseren, naast het verbeteren van de betaalbaarheid, namelijk het verhogen van de verhuismobiliteit. De financiële drempels die vroeger bestonden om bijvoorbeeld naar een fysiek beter aangepaste woning te verhuizen of om dichter bij het werk te gaan wonen en minder tijd te verspillen in files, hebben we grotendeels weggenomen. Ik vind de verlaging van de registratierechten om die redenen nog altijd een goede maatregel. Het is wel correct dat daarbij een budgetneutraal kader is gehanteerd en dat het om die reden noodzakelijk was om de registratierechten te verhogen voor andere woningen dan de eerste woning.
Een eerste probleem met het voorstel waarnaar u verwijst, mevrouw Blancquaert, is dat er onvermijdelijk een weerslag zal zijn op de beschikbare budgetten terwijl de middelen van de Vlaamse overheid nu eenmaal niet onbeperkt zijn. Anders zal mevrouw Van dermeersch mij opnieuw uitgavendrift of zo verwijten. Daarbij aansluitend, het gaat echt niet alleen om die budgetneutraliteit. Die is zeer belangrijk, ik ben de laatste om dat te verstoppen, maar daarnaast is dit ook omdat er op de woningmarkt bij het aankopen natuurlijk een concurrentie was tussen investeerders en mensen die zouden aankopen om eigenaar te zijn, dus jonge gezinnen of wie voor het eerst tot die woningmarkt toetreedt. Dit moet ter zake een beetje het evenwicht herstellen, door het voor de enen wat duurder te maken en voor de jonge gezinnen wat goedkoper.
Daarnaast is het ook correct dat er een zeker effect kan ontstaan op de private huurmarkt, zoals ook de Nationale Bank enkele maanden terug suggereerde. Wijzigingen in de fiscaliteit hebben een impact op het verhuurrendement, tenzij de verhuurder dit doorrekent in de huurprijzen, wat dan een impact zal hebben op de betaalbaarheid. Tegelijk betwijfel ik toch sterk of de verhoging van de registratierechten een dermate grote impact heeft dat het ontwikkelaars doet twijfelen om te investeren in vastgoed. Die conclusie lijkt me eigenlijk te kort door de bocht. Als dat enige overtuigingskracht heeft, dat blijkt in elk geval ook empirisch uit wat ik geheel informeel heb vastgesteld. We hebben het daar natuurlijk met mensen over gehad die die stijging betreurden, maar ik heb eigenlijk weinig of geen reacties gekregen waaruit blijkt dat dat een reden zou zijn om die investeringen niet meer te doen, om te desinvesteren.
Ten eerste zal men bij nieuwbouw en verkoop door een ontwikkelaar normaal werken onder het btw-stelsel en worden er dus geen registratierechten aangerekend. Dat is heel belangrijk, want uit alle cijfers blijkt dat een overgrote meerderheid van de nieuwe woningen op de huurmarkt nieuwbouwwoningen zijn. Dat zijn de nieuwe projecten waarvan investeerders met hun spaargeld iets kopen om dat dan te gaan verhuren. Dat valt voor het grootste deel onder het btw-stelsel. Ten tweede is het verhuurrendement uiteraard niet alleen verbonden aan de fiscale transactiekosten bij verwerving van een huurwoning, maar is het rendement een resultante van een geheel van factoren, zoals grond en -bouwprijzen, kosten voor onderhoud en beheer, de aanwezigheid van efficiënte procedures bij huurgeschillen, kwaliteits- en energienormen, de fiscale behandeling van huurinkomsten, beschikbare subsidies enzovoort.
Tot slot wil ik ook nog in herinnering brengen dat er wel al enkele fiscale maatregelen werden genomen om de huurmarkt te versterken. Ik geef twee voorbeelden. Begiftigden die een conformiteitsattest voorleggen, kunnen van de verlaagde schenkingsbelasting genieten als ze bereid zijn een huurcontract met een minimumduur van negen jaar af te sluiten. Ook kan bij de aankoop van een woning voor sociale verhuur worden genoten van een verminderde registratiebelasting van 7 procent. Voor SVK-verhuur (sociaal verhuurkantoor) is de registratiebelasting dus lager.
Dat laatste brengt me bij uw derde en laatste vraag, want ik zie wel degelijk mogelijkheden om de krapte op de private huurmarkt aan te pakken. Meer zelfs, onder deze Vlaamse Regering wordt voor het eerst actief ingezet op het creëren van meer kwalitatief en betaalbaar aanbod in dat segment. Ik verwijs natuurlijk naar het nieuwe stelsel met gemengde projecten van sociale en geconventioneerde huurwoningen, dat onder meer tot doel heeft om woonmaatschappijen en ontwikkelaars aan te zetten tot extra aanbodcreatie op de huurmarkt. De voorziene middelen zijn goed voor ongeveer 6000 bijkomende woningen. We geven daartoe een financiële prikkel en tegelijk ondersteunen we de huurder bij een eerlijke toegang tot een beter betaalbare, kwaliteitsvolle huurwoning. Zo proberen we de druk op de huurmarkt te verlichten en meer Vlamingen te helpen aan een betaalbare en kwalitatieve huurwoning.
Laat duidelijk zijn, zowel bij sociale woningen als op de private huurmarkt, zeker de onderkant van die private huurmarkt, zullen we op lange termijn het probleem alleen maar de baas kunnen als we aan aanboduitbreiding doen. Dat is wat ik altijd heb gezegd. Dat is ook een beetje de insteek van uw vraag. Dat is waarop we willen inzetten met dat geconventioneerd verhuren.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Als er één ding is waarvan we u in deze commissie alleszins niet zullen betichten dan is het wel uitgavendrift. Maar er is inderdaad een groot verschil met de vorige analyses, die het voorbije jaar gemaakt werden. Tijdens de coronaperiode zijn er heel grote woorden gesproken, met soms maar kleine effectieve veranderingen.
Ik deel ook uw frustratie betreffende de tegenstrijdige conclusies die soms getrokken werden als het ging over de korte termijn. U haalde wat cijfers aan. Ik ken die cijfers ook, en in verband met die twee grote factoren, met migratie als nummer één, zetten wij dat pijnpunt al langer op de agenda. Ik kan er dus alleen maar op blijven aandringen dat u ook op tafel blijft slaan bij uw federale collega’s betreffende het tegenhouden van die gigantische migratietoestroom. Minister, we zagen al sinds 2018 een daling van 10 naar 6 procent voor wat betreft de registratierechten van een eerste gezinswoning. Tijdens deze legislatuur ging het dan van 6 naar 3 procent. Dat is iets wat wij enorm toejuichen. We kunnen alleen maar hopen op en werken aan een daling van 3 naar nul procent. Ik ga dat toch tot het einde der tijden blijven aanhalen.
Er is ook het feit dat er een stijging was naar 12 procent voor een tweede woning. Wij hebben dat altijd al in vraag gesteld. Ik begrijp dat u ook denkt met het petje van minister van Financiën en dat u zo budgetneutraal mogelijk wilt blijven, en dat de budgetten binnen de Vlaamse Regering helaas niet oneindig zijn. Maar als ik sommige projecten zie waar enorm veel geld naartoe stroomt, dan kunnen we het alleen maar anders aanpakken. Als het bijvoorbeeld gaat over een tweede woning die aangekocht wordt als privéverblijf of als vakantieverblijf, of een tweede woning die aangekocht wordt als investering, om permanent te verhuren, dan denk ik dat daar toch wel een onderscheid gemaakt zou moeten worden. Als ik u goed begrepen heb, dan hebt u niet echt geantwoord in verband met het verschil dat daar gemaakt zou kunnen worden. Hoe zouden we dat kunnen doen dalen, dat er geen 12 procent zou worden gevraagd, maar dat er bijvoorbeeld naar 10 procent, of zelfs lager, zou kunnen worden gegaan, als het bijvoorbeeld gaat over een permanente verhuur van een tweede woning?
Het gaat natuurlijk ook niet enkel over de grote ontwikkelaars. Ik heb informeel ook andere meningen gehoord over dergelijke stijgingen. Ik heb niet meteen een bijkomende vraag, tenzij misschien naar uw idee over de permanente verhuur van een tweede woning of vakantieverblijf. Uiteraard steunen wij iedere maatregel die op een goede manier kan zorgen voor minder druk op de huurmarkt.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, het mag dan misschien niet zeer expliciet zijn, maar ik merk wel een uitgavendrift bij u. U hebt een grote zoektocht gedaan, in verband met die extra ingezette middelen, om die 4,5 miljard euro nog binnen deze legislatuur aan te wenden. Daar is een hele heisa over geweest. Uw systeem van een mengeling van sociaal geconventioneerd en privaat verhuren, en daarbij de private ontwikkelaars mee in het bad trekken, is het resultaat van die uitgavendrift. Ik heb vorige keer ook gezegd dat ik geloof in dat systeem. Ik denk echt dat het een win-win-win is. Zowel de kleinere als de grotere ontwikkelaars kijken nu een beetje de kat uit de boom. Het zijn moeilijke tijden, ook voor hen, om met de gestegen prijzen van bouwmaterialen ook nog enige winst te boeken. U zet toch ook overheidsgeld in, om premies toe te kennen als ze sociaal en bescheiden – geconventioneerd – én privaat verhuren. Ik geloof dus echt wel dat dit een goed systeem is. Ik hoop trouwens dat u een goede informatiecampagne rond dat systeem zult voeren. Misschien is die er al, maar dan weet ik het niet. Nogmaals, ik denk echt wel dat dit de nagel op de kop is.
Ik kan nog eens herhalen dat u gelijk hebt wat het verwerven een eigen woning betreft. Ik denk dat we allemaal zien dat we in zeer moeilijke tijden zitten. Gisteren ging het in de plenaire nog over de gestegen prijzen voor woonzorgcentra. Als ik nu naar mijn grootmoeder kijk, dan is het goed dat zij een appartement had. Dat is nu verkocht om op die liquide middelen te kunnen teren, aanvullend bij haar pensioen, om haar rusthuisfactuur te kunnen betalen. Het is dus zelfs geen appeltje voor de dorst meer, het is een middel. Zij heeft in de loop van haar leven die eigen woning verworven, om die nu, op 97-jarige leeftijd weliswaar, te verkopen omdat ze anders in de armoede zou dreigen te vallen. Dat is misschien een extreem voorbeeld. Niet iedereen heeft het geluk om zo oud te worden, maar je ziet toch – en ik zie dat ook als OCMW-voorzitter – dat levenslang huren niet de ideale piste is als je inkomen niet heel hoog is. U zet daar ook op in: sociale leningen, verlaging van de registratierechten, alle mogelijke middelen om het aanbod op de huurmarkt te vergroten en daarnaast geeft u ook jonge mensen de mogelijkheid om een eigen woning te verwerven. Een goed beleid dus.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het klopt natuurlijk dat, als je cijfers hebt over een korte termijn, je daar niet altijd een langetermijntendens uit kunt concluderen. Aan de andere kant voelen wij allemaal wel dat die woningmarkt aan het wijzigen is. Wanneer het voor mensen moeilijker is om zelf een betaalbare woning te verwerven, gaan zij meer op zoek naar een betaalbare huurwoning. En als het aanbod niet volgt, is dat bijzonder moeilijk en krijg je inderdaad situaties waarbij er schaarste is. Dat drijft de prijs op en maakt de zoektocht moeilijker.
Ik zou u willen vragen om het goed op te volgen en snel in te grijpen wanneer het nodig is.
Ik heb twee bijkomende vragen. Ten eerste, u gaat prat op het nieuwe systeem met de mix van sociaal, geconventioneerd en privaat wonen. Het is goed dat we die stap hebben gezet en dat we dat kunnen realiseren. Maar hebt u enig idee wanneer dat effect zal hebben, wanneer dat op het terrein voelbaar zal zijn? U hebt geen glazen bol, het is de private sector die het moet doen. Maar hebt u enig idee of er al een aantal projecten in de pijplijn zitten die zullen worden gerealiseerd? Want we kunnen daar natuurlijk hoopvol naar kijken, maar als u voelt dat het niet van de grond komt, zullen we moeten bijsturen.
Ten tweede is er iets dat ik heel belangrijk vind en dat ik hier al vaak heb aangehaald, maar waarvoor ik bij u wat koudwatervrees ervaar. Als we het hebben over aanbod, ongeacht of het over huur- of koopwoningen gaat, is het cruciaal dat u heel goed verder overlegt met uw collega bevoegd voor Ruimtelijke Ordening om ervoor te zorgen dat er daar nog voldoende mogelijkheden zijn. Zonder bijkomend die open ruimte verder aan te snijden, zullen we daar ook creatief moeten zijn om dat aanbod te versterken. Ik denk dat u niet zonder elkaar kunt. De minister van Ruimtelijke Ordening en Omgeving heeft u nodig en omgekeerd denk ik dat u ook niet zonder kunt om dat aanbod te vergroten. Mijn vraag is om daar alstublieft voldoende in overleg te gaan en ervoor te zorgen dat die diensten goed samenwerken.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we zijn hier met heel velen bezorgd over de toestand op de private huurmarkt. We zitten in Vlaanderen met een wooncrisis. Ik stel helaas vast dat Vooruit opnieuw, voor de zoveelste keer, de enige linkse oppositiepartij is die daar echt van wakker ligt.
Ik wil even reageren op de opmerking van de minister waarmee ik akkoord ga. We moeten opletten van wie de cijfers komen. Dewaele vastgoed verhuurt ook zelf en misschien moeten we ook de cijfers van de notarissen met een korreltje zout nemen. We moeten altijd voorzichtig zijn met cijfers die van betrokken partijen bij transacties komen. Cijfers van de Nationale Bank die we binnenkort bij een hoorzitting zullen uitnodigen, zullen belangrijker zijn om te gebruiken om het beleid te evalueren.
Er valt mij wel iets op over de begrotingszaken. Het Vlaams Belang zei in de plenaire vergadering dat minister Diependaele aan uitgavendrift doen. Hier zeggen ze dat dat het laatste is waarvan ze hem zullen betichten. Het lijkt mij opnieuw een voorbeeld van het Vlaams Belang dat maar wat zegt, zolang ze een punt proberen te maken. Maar er zit opnieuw geen lijn in.
Als we naar het Vlaamse woonbeleid kijken, denk ik dat het sociale aanbod, het sneller en beter bouwen van sociale woningen de absolute prioriteit moet zijn om de boel recht te trekken. Minister, ik betreur het een beetje. Ik hoop dat u het niet zo bedoelt. Voor mij is het eigenaarschap de absolute beleidsprioriteit. Dat geeft natuurlijk een mindere boodschap aan die 30 procent niet-eigenaars in Vlaanderen die echt op hun honger zitten. Zij zien dat een budget van 1 miljard euro voor sociale woningbouw jaar na jaar helaas niet wordt uitgegeven. Maar goed, ik ga er niet verder op in. Verder is de Vooruitfractie van mening dat we veel meer aandacht moeten besteden aan het meer en sneller bouwen van sociale woningen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Er is heel veel om op te reageren en ook heel veel om mij over in te houden. Maar, mijnheer Veys, als het op flipfloppen aankomt: ‘It takes one to know one’.
Het is nooit een doel op zich om uitgaven te doen. Het is natuurlijk wel de bedoeling om een probleem op te lossen. Er is vandaag op onze vastgoedmarkt een aanbodprobleem. Ik ben er wel degelijk van overtuigd dat het aanpakken van het geconventioneerde huren succesvol kan zijn.
Mevrouw Schauvliege, we hebben natuurlijk contacten over concrete projecten. We proberen daarover te praten. We zijn zeker dat er geïnteresseerden zijn. Gaat dat zich ook vertalen in concrete projecten? Ik durf daarover geen uitspraken te doen. Ik denk wel dat het systeem daarvoor verleidelijk genoeg is. We haasten er ons mee. Tegen de zomer moet het operationeel zijn. We zullen zien of dat effectief in projecten wordt omgezet. Ik heb er alle vertrouwen in, maar nu kan ik, in alle openheid, niet zeggen dat er concrete projecten zijn.
Uw punt over de ruimtelijke ordening is er ‘boenk op’. Ik heb dat altijd gezegd. Sedert 1995 hebben we 705.000 woningen gebouwd in Vlaanderen. Nu moeten we tegen 2050 een kleinere inspanning doen. Op een iets langere termijn van 25, ongeveer 30 jaar, moeten we 400.000 woningen bouwen. Maar waarom is die uitdaging toch groter dan die die we in het verleden hebben moeten doen? Omdat die verkavelingen, zoals je ze bij ons ziet, minder haalbaar zijn. Dat probleem is vanuit de ruimtelijke ordening ingegeven. De consensus is in Vlaanderen zeer breed. Ik denk dat er in Vlaanderen maar weinig mensen zijn die de inplanting van woningen zoals dat de voorbije 30 jaar is gebeurd nog willen voortzetten. Dat maakt het bouwen van 400.000 woningen op min of meer dezelfde ruimte, van 3,3 naar 3,7 miljoen wooneenheden, zeer moeilijk.
Mevrouw Blancquaert, ik weet niet of dat vorig jaar nog het geval was. Ik moet dat nuanceren. Tot voor 2022 was in ieder geval niet migratie de grootste oorzaak, maar wel degelijk gezinsverdunning. Vorig jaar was blijkbaar een recordjaar. Ik lees dat in de krant. Of het dan gekeerd is, weet ik niet. Daar wil ik mij niet over uitspreken.
U wilt naar 0 procent gaan. Er zijn heel veel zaken waar ik de belasting op 0 procent zou willen zetten, maar ik ben er niet van overtuigd dat je dat hier mag doen. Het moet in elk geval lager. Er moet, bij wijze van spreken, altijd een remgeld zijn.
Met uw laatste punt ben ik het fundamenteel niet eens. Wij zijn ongeveer van dezelfde generatie. (Opmerkingen)
Ik bedoel het zeker niet kwaad naar u. Ik schat mezelf jonger dan dat ik u ouder schat.
U moet maar eens luisteren naar uw generatiegenoten die zich op de woonmarkt begeven. Het gaat bij de aankoop van een woning niet om concurrentie van eerste instappers of van mensen die voor hun eerste en enige woning gaan. Zij komen dikwijls in concurrentie met investeerders. De prijsstijgingen van de laatste jaren worden dikwijls daardoor ingegeven: door mensen die de beurs te gevaarlijk vinden en zien dat hun spaarboekje niets meer opbrengt, en die bijgevolg met hun spaargeld naar de vastgoedmarkt gaan. Zij kopen om te verhuren en komen in concurrentie met de mensen die een enige en eigen woning willen kopen. Met de stijging van 10 naar 12 procent willen we ook die concurrentie terug in evenwicht brengen. Ik zei het u daarnet al. Dewaele wil een onderscheid in de fiscaalrechtelijke behandeling tussen tweedeverblijvers en mensen die willen verhuren. Ik wil dat niet omdat ik nog altijd wil dat de overheid ervoor zorgt – niet prioritair maar zoveel mogelijk – dat zoveel mogelijk mensen een eerste woning kunnen aanschaffen. Ik heb dat wel degelijk gezegd en dat blijft mijn overtuiging.
Ik ben ervan overtuigd dat die 30 procent waarnaar u verwijst, dat die mensen ook graag een eigen woning zouden aanschaffen. Zeer velen daarvan stromen uiteindelijk door. Het moet de doelstelling blijven van de overheid om dat zoveel mogelijk te doen. Dat is ook internationaal zo. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) erkent dat. Dat is de sterke ruggengraat van onze woningmarkt in Vlaanderen. Daardoor vallen de internationaal nog veel grotere problemen hier nog relatief mee. Wat niet wil zeggen dat ik blind ben voor de problemen die er zijn.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Collega Veys, u luistert duidelijk niet. Ik had het over de uitgavendrift binnen deze commissie. Mijn collega Van dermeersch had het over een andere commissie. Ik snap dat u het misschien niet begrijpt want uw fractie verdween uit die commissie nog voor de antwoorden op de vragen kwamen. Maar bon, tot daar.
Collega Veys, wat betreft de lijn houden stel ik u graag de vraag wat het nu eigenlijk is bij jullie. We horen dan bijvoorbeeld eerst dat het kindergeld niet mag worden afgepakt, maar in de tv-shows waar uw voorzitter maar al te graag goedkope show verkoopt, hoor ik het tegenovergestelde. Misschien kunt u straks eens die lijn verduidelijken.
Collega Smeyers, ik volg volledig uw analyse dat de aankoop van een woning niet langer een appeltje voor de dorst is maar voor velen noodzakelijk om op latere leeftijd hun pensioen aan te vullen en de rusthuisfactuur te betalen. Bij mijn grootmoeder hoor ik exact hetzelfde verhaal. Nog een geluk dat zij een eigen woning had, die kon worden verkocht om haar pensioen aan te vullen.
Minister, ik kan zeer kort afsluiten. U weet dat wij u bij iedere maatregel steunen die de huurders ten goede komt, maar ik beloof dat ik u wel zal blijven lastigvallen met de vraag om een daling tot 0 procent op de registratierechten voor een eerste en enige woning.
De vraag om uitleg is afgehandeld.