Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, uit onderzoek blijkt dat het gemiddeld twaalf jaar duurt voor mensen met psychologische problemen de stap naar hulpverlening zetten. Dat wil zeggen dat heel wat mensen hindernissen ervaren om hulp te zoeken. Uit onderzoek blijkt dat dat niet gaat over de kostprijs maar vooral over mensen die denken dat ze geen probleem hebben of denken dat ze het zelf wel kunnen oplossen. Voor wie worstelt met zichzelf, blijkt het al een hele stap om tot het besef te komen dat hij hulp nodig heeft en daadwerkelijk een eerste stap richting hulpverlening moet zetten. Om dat momentum niet zomaar voorbij te laten gaan, het moment dat mensen beseffen dat ze hulp nodig hebben of hulp willen zoeken, moeten we alle mogelijke drempels zo laag mogelijk houden.
Het is zeer zeker een goeie zaak dat de telefoonlijnen van Tele-Onthaal 106 en de Zelfmoordlijn 1813 constant openstaan en dat de werking ervan werd versterkt naar aanleiding van de coronacrisis. Zo'n klassieke telefoonlijn staat echter heel ver af van de leefwereld van jongeren. Telefoneren is voor velen onder hen een waar obstakel.
Omdat ook de hulplijnen dat beseffen, experimenteerde Tele-Onthaal twintig jaar geleden al met een onlineaanbod. Ook andere hulplijnen volgden.
Uit het jaarverslag van Tele-Onthaal van 2020 blijkt dat jongeren tot 24 jaar goed zijn voor 6,5 procent van de telefonische oproepen, een klein aandeel dus, maar dat ze wel tot 70 procent van de chats voor hun rekening nemen. Zelfs bij de leeftijdscategorie van 25 tot 39 jaar scoort de chat procentueel gezien nog hoger dan de telefoon. Bij de Zelfmoordlijn zien we een gelijkaardig beeld.
Dan is het uiteraard jammer om vast te stellen dat de chatfunctie van deze hulplijnen zo beperkt bereikbaar is. We hebben dat de voorbije dagen en weken al aangekaart. De Zelfmoordlijn en Tele-Onthaal zijn via chat enkel ’s avonds bereikbaar, respectievelijk tussen 17 en 24 uur en 18 en 23 uur. Die laatste is ook op woensdag- en zondagnamiddag bereikbaar.
Daar heb je als jongere weinig aan wanneer je, na een nachtje te liggen woelen in bed, opstaat met de gedachte dat je je zorgen wilt delen met iemand en hulp wilt inroepen. Dan moet je weer wachten tot ergens in de namiddag voor die hulpverlening ter beschikking is. Het lijkt niet veel in tijdspanne maar het is vaak een drempel.
Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn zijn de grootste en bekendste hulplijnen, maar zeker niet de enige. Zo is er bijvoorbeeld ook Lumi, de vroegere Holebifoon van çavaria. Lumi heeft een beperktere capaciteit dan de grote twee en is slechts drie avonden per week per chat bereikbaar. Daarmee is het onlineaanbod wel uitgebreider dan het telefonische aanbod, want de telefooncentrale is slechts twee avonden per week bevolkt. Laat ons samen vaststellen dat dat te weinig is.
Awel, dat zich heel specifiek op kinderen en jongeren richt, is ruimer bereikbaar per telefoon dan per chat. Dat is opvallend omdat volgens het jaarverslag van 2021 slechts 36 van de contactopnames per telefoon gebeurde.
Praten helpt en hoe minder lang je met negatieve gedachten rondloopt, hoe beter. Een versterking van de hulplijnen, en meer bepaald de chatfuncties ervan, kan voor veel jongeren het verschil maken. We hebben het hier ook al vaak gehad over hybride hulpverlening en allerlei mengvormen van hulpverlening. Zo kunnen ze in hun eigen taal vlot de drempel over naar het delen van hun zorgen en de eerste stap zetten naar het zoeken van oplossingen.
Minister, erkent u het grote belang van telefonische en online hulplijnen als laagdrempelige eerste hulp bij problemen? Erkent u dat chatten veel meer binnen de comfortzone van jongeren valt dan telefoneren en dat de beperkte beschikbaarheid van de chatfunctie bij de hulplijnen dus een extra drempel is voor die doelgroep? Hoe wilt u ervoor zorgen dat die onlinedienstverlening versterkt wordt? Wil u hierover in overleg gaan met de diverse hulplijnen en welke ondersteuning kunt u hen hierbij bieden? Hoe kijkt u zelf naar de kleinere, meer nichehulplijnen zoals Lumi, die heel gericht op een aantal doelgroepen werken en die in tegenstelling tot de grote hulplijnen niet konden rekenen op een versterking naar aanleiding van de coronacrisis? Hoe wilt u ook aan hen extra mogelijkheden geven om hun bereikbaarheid uit te breiden? Hoe wilt u de vrijwilligers die de telefoons en chats beantwoorden ook de nodige ruggensteun geven doordat er achter hun eerstehulpinterventie ook een adequaat netwerk van gespecialiseerde hulp beschikbaar is waarnaar ze de bellers of chatters met mentale problemen kunnen doorverwijzen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, een hele reeks vragen.
Ten eerste, ik onderschrijf absoluut het belang van online hulplijnen. Er zijn ook heel wat hulplijnen binnen mijn beleidsdomein, die ook door ons worden gesubsidieerd. Dat is daar het beste bewijs van. U vernoemde terecht de hulplijn 1712. Er is ook Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn 1813. Er is ook het heel ruime telefonische en onlineaanbod van de JAC’s (jongerenaanbod van het CAW) en de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de meer gerichte nichewerking van De Druglijn en de chatbox Nupraatikerover. Ik erken ook echt het belang van telefonische en online hulp, zeker die van de Zelfmoordlijn bij het overbruggen van een suïcidale crisis bij de oproeper. Die hulp treedt niet in de plaats van het professioneel aanbod, maar is er complementair aan. In het zorgaanbod voor suïcidale mensen neemt de Zelfmoordlijn vanuit haar specificiteit een heel belangrijke plaats in. Het antwoord op uw eerste vraag is dus zeker ja.
Net omdat we al enkele jaren merken dat chatten voor jongeren een populair communicatiemedium is, is er ook extra in geïnvesteerd en is het aanbod aanzienlijk uitgebreid. De hulplijn 1712 had oorspronkelijk geen chataanbod. We hebben dat enkele jaren geleden ingevoerd. Ook bij de Zelfmoordlijn kiezen jongeren gemakkelijker voor chatten dan voor bellen. Dat blijkt uit de cijfers over het aandeel van bepaalde leeftijdsgroepen in het totale aantal oproepen per medium. Ik geef u die cijfers mee. In 2021 bevond 51,3 procent, dus meer dan de helft, van de oproepers voor de chat zich in de leeftijdscategorie 10-19 jaar. Meer dan de helft. Bij de telefoonoproepen bedroeg het aandeel in die leeftijdscategorie 9,1 procent. Je ziet dus het grote verschil: jongeren willen chatten en gebruiken de telefoon niet of niet meer.
De beperkte beschikbaarheid van het chataanbod wil ik een beetje nuanceren, in die zin dat er inderdaad geen 24/7-chatbereikbaarheid is, maar dat we toch al heel wat hebben uitgebreid de voorbije jaren. Bovendien stemmen de chathulplijnen hun aanbod in de mate van het mogelijke af op elkaar om een zeer complementair aanbod te kunnen aanbieden. Ik geef een voorbeeldje: 1712 heeft de afgelopen jaren de chaturen na evaluatie aangepast en uitgebreid. Sinds december 2021 is er ook een verdubbeling van de openingsuren van de Zelfmoordlijn, waardoor de chat van de Zelfmoordlijn 7 uur per dag bereikbaar is. Met openingsuren tussen 17 uur en 00 uur voor zowel week- als weekendavonden wil de Zelfmoordlijn tegemoetkomen aan de nood aan online gesprekken bij vooral die jonge oproepers. De chatlijnen baseren hun openingsuren dus onder meer op een inhoudelijke analyse in functie van hun bereik en hun doelgroep, en de effectiviteit ervan.
Kunnen we nog versterken? Zoals ik al zei, er zijn heel wat hulplijnen binnen mijn beleidsdomein, maar ook bij collega Dalle. U hebt Awel zelf vernoemd. Er is de afgelopen jaren extra geïnvesteerd daarin, voor een uitbreiding. Het aanbod in het algemeen, maar zeker ook het aanbod van de hulplijnen, zijn we continu aan het monitoren. De hulplijnen gaan ook na wanneer hun hulpaanbod het vaakst wordt gebruikt en waar de grote noden liggen. Ik geef opnieuw een voorbeeld ter illustratie: enkele jaren geleden heeft men bij de chatbox Nupraatikerover geanalyseerd op welke tijdstippen er het meest werd gebruikgemaakt van hun aanbod, waarna zij dan hun openingsuren hebben aangepast. Tele-Onthaal merkt de jongste jaren een duidelijke verjonging aan zijn chatlijn. Men vermoedt er dat men zijn aanbod ook zal moeten bijsturen. Wat dat betreft, hebt u dus een punt. Op dit moment kunnen we een en ander technisch nog niet. Het is technisch nog niet mogelijk om na te gaan hoeveel jongeren proberen binnen te raken maar niet binnen raken bij Tele-Onthaal, maar ik wil dat de komende maanden wel zichtbaar gemaakt zien. Ik heb gevraagd om dat nu te gaan monitoren. Als dat nodig is, ga ik dat aanbod ook bijsturen. Met deze voorbeelden wil ik ook illustreren dat er geregeld overleg is tussen mijn kabinet, de administraties en de diverse hulplijnen. Ik ben ook altijd bereid om te luisteren naar verzuchtingen en noden. Chathulpverlening is duur en arbeidsintensief, en is meestal ook complementair aan andere hulpverleningsvormen. Het is dus van belang om dat gericht en efficiënt in te zetten, maar het is ook een groot succes. We kunnen er levens mee redden. Dan valt de prijs natuurlijk in het niets bij de inspanningen die je moet doen.
Het rekruteren en opleiden van nieuwe vrijwilligers is een voortdurend aandachtspunt. Niet iedereen kan dat doen. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, bijvoorbeeld, realiseerde in 2021 een verdubbeling van het aantal chatvrijwilligers en eveneens een verdubbeling van de openingsuren van de chathulp, dankzij een extra investering vanuit de relancemiddelen en de middelen vanuit het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6). Nu wordt er ingezet op minstens het behoud van het benodigde aantal vrijwilligers. Ik voorzie ook in een structurele verhoging van het jaarlijkse subsidiebedrag ten belope van een voltijdequivalent voor de versterking van de laagdrempelige telezorg vanaf 1 januari 2024. In het kader van de onderhandelingen om te komen tot een nieuwe beheersovereenkomst zal met de kandidaat ook worden besproken welke groei qua output daar nodig en noodzakelijk is.
Dan de nichehulplijnen, de kleinere hulplijnen. Eigenlijk is elke hulpaanbieder goed, ook de kleintjes, maar wij stimuleren hen om zo veel mogelijk samen te werken met andere diensten en zo een complementair aanbod te hebben. De hulplijn Lumi wordt gefinancierd vanuit het beleidsdomein Gelijke Kansen. Daar is collega Somers dus voor bevoegd. Ook hier bekijken we echter uiteraard welke de synergieën zijn die we kunnen bereiken.
Wat betreft de vrijwilligers en de ruggensteun: er zijn bijvoorbeeld zeer gerichte afspraken tussen de Zelfmoordlijn en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) over doorverwijzingen omdat vrijwilligers wel goed moeten weten hoe of wat. Als ik rechtstreeks of via de administratie een signaal krijg dat er grote moeilijkheden opduiken, gaan we uiteraard over tot onderling overleg.
Maar collega, ik wil ook benadrukken dat veel hulplijnen anoniem werken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Zelfmoordlijn. Het doel van de gesprekken aan de lijn is in de eerste plaats om mensen in een suïcidale crisis door de crisis te loodsen. Doorverwijzing kan hierbij aan bod komen, maar dat is geen doel op zich. Dat hangt een beetje van de situatie af. Dat gebeurt als het passend is binnen het gesprek en als de oproeper hiervoor openstaat. Een gesprek met de Zelfmoordlijn is vaak een eerste stap naar reguliere hulpverlening. Door de ervaring dat praten helpt en oplucht, wordt een momentum gecreëerd waarbinnen de oproeper vaak openstaat voor een doorverwijzing. Op dat moment gebeuren die doorverwijzingen ook al vaak. Na een pilootproject in 2020 bestaat er sinds april 2021 een mogelijkheid tot rechtstreekse aanmelding vanuit de Zelfmoordlijn bij de CGG’s. In 2022 hebben we op die manier tachtig mensen rechtstreeks aangemeld.
Wat uw vraag tot uitbreiding betreft: in overleg met het veld waar nodig zeer graag. Ik heb zelf ook al een uitbreiding gedaan voor de jongeren in elk geval. Aanvankelijk – moet ik eerlijkheidshalve bekennen – had ik er totaal geen zicht op dat jongeren veel gemakkelijker online de stap zetten. Ik ben ouder en ik kom uit een andere generatie. Ik kon me niet inbeelden dat je online gaat chatten met iemand die je niet kent, terwijl dat net voor jongeren zeer fors drempelverlagend werkt. Dat is dus een heel goede zaak. Tineke, mijn medewerkster, is nu – zo komt ze ook in het verslag – aan het glimlachen over mijn evolutief aanpassingsvermogen in deze materie. Ze was heel blij dat ze mee mocht komen naar de commissie en haar familie zit te kijken naar dit scherm. Nu wordt ze helemaal rood. (Gelach)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u zelf eindigt met die anekdote, om te zeggen hoe inzichten evolueren. Als wij het evident vinden dat mensen om 3 uur ’s nachts kunnen bellen naar een hulplijn om aan te geven dat het niet meer gaat, dan moet het even evident zijn dat mensen die zeggen dat voor hen de drempel het laagste is om dat via chat te doen, dat ook om 3 uur ’s nachts of om 7 uur ’s ochtends moeten kunnen doen. Hopelijk evolueren we bij de einddoelstelling naar een situatie waarin dat soort hulp – die eigenlijk maakt dat mensen die anders hulp misschien uitstellen, meteen hulp krijgen of dat mensen die in een acute crisissituatie zitten door de crisis heen geholpen kunnen worden – altijd te verkiezen is boven de onaanvaardbare menselijke kostprijs die daar eventueel tegenover staat.
Ik hoop alvast en dat is mijn eerste aanvullende vraag: zijn we het eens dat we op termijn moeten evolueren naar 24/24- en 7/7-chathulpverlening omdat dat nu eenmaal blijkt? We kunnen daar vrolijk of verdrietig van worden, maar het is nu eenmaal de evolutie dat jongeren op die manier op een veel gemakkelijkere manier de stap zetten om een gesprek te voeren. Dat zal inderdaad aan de generaties liggen, maar we moeten niet de illusie hebben dat we dat kunnen omkeren en zeggen dat we opnieuw alles via de telefoon gaan doen.
Twee, ik wil toch echt nog een keer het belang benadrukken van een goede synergie, maar ook tegelijk het bestaan van de kleinere hulplijnen. Bij de grote hulplijnen moeten we streven naar 24/24, 7/7. Maar de kleinere hulplijnen moeten echt versterkt worden om een aantal aanvullende taken of specifieke zaken daarin te kunnen doen. Er is een hele doelgroepenwerking. Uit ieder onderzoek blijkt dat bepaalde doelgroepen veel meer risico’s lopen om in crisissituaties te komen, om psychologische problemen te ervaren en daarmee aan de slag te moeten. Het zijn net die groepen en die organisaties die het meeste expertise hebben om daar een aantal antwoorden op te formuleren. Minister, bent u ook bereid om daarover in overleg met hen te gaan, een-op-een, om te kijken wat daar qua versterking nodig is? Dat gaat dan over Lumi, Awel, enzovoort.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil drie dingen zeggen. Ten eerste, we komen van heel ver. Als ik zie welke evolutie de hulplijnen de voorbije jaren gekend hebben, hoe vanzelfsprekend we het momenteel vinden dat mensen daar allemaal naar kunnen bellen. Dat is natuurlijk nog niet zo lang. Dat is een heel goede evolutie. Dat vraagt natuurlijk ook heel veel investering, ongelooflijk veel inzet van vrijwilligers bij sommige hulplijnen en van professionelen bij andere hulplijnen, maar ze zijn wel zeer belangrijk.
Ten tweede, minister, gezien het feit dat er verschillende hulplijnen zijn met allemaal hun eigenheid, eigen thematieken en eigen uren van bereikbaarheid en manieren van bereikbaarheid en omdat voor iedereen de aard van de melding niet altijd even goed uitgezuiverd is, kan het ook wel zijn dat mensen bij een hulplijn terechtkomen terwijl ze eigenlijk misschien wilden bellen naar een andere hulplijn of dat ze daar beter geholpen zouden kunnen zijn. Ik heb daar in het verleden ook al vragen over gesteld aan minister Beke. Hij zei me dat er structureel overleg is tussen de verschillende hulplijnen waarbij er ook sprake is van een warme doorverwijzing. Wanneer mensen over de drempel geraken om te bellen, moeten we er zeker voor zorgen dat we hen niet afblokken, maar dat we hen bij de hand nemen en dat we ze eventueel zelf op een heel goede manier toeleiden naar de hulplijn die wel voor hen het meest aangewezen is. Hoe wordt hier verder werk van gemaakt?
Ten derde, minister, ik heb recent ook een vraag gesteld over het aantal oproepen bij 1712 buiten de uren van bereikbaarheid en het feit dat 1712 dan zelf terugbelt naar de mensen, tot twee keer een poging doet om terug te bellen wanneer mensen een boodschap achterlaten. Maar daaruit bleek dat maar heel weinig mensen een boodschap achterlaten. Dat heeft natuurlijk wellicht veel te maken met het feit dat mensen anoniem een melding willen doen of anoniem raad willen vragen. Maar het is toch wel belangrijk dat we hen op het hart drukken, ook als ze een nummer achterlaten, dat de discretie absoluut verzekerd is, zodat we zoveel mogelijk proberen te beperken dat mensen die over die drempel zijn geen nummer durven achter te laten en dat zodra ze gebeld hebben en daar niet direct terechtkonden, 1712 opnieuw contact met hen kan opnemen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Die hulplijnen, via chatfuncties of telefoonlijnen, zijn ontzettend belangrijk. Het is zoals collega Schryvers zegt: we komen van heel ver en kunnen dat niet meer missen. Soms wordt dat wat onderschat. Het is iets heel belangrijks binnen de hulpverlening.
De vraag van collega Vaneeckhout over de nachtelijke bereikbaarheid is zeer terecht. Of het nu om 10 uur ’s avonds of om 5 uur ’s morgens is dat iemand in crisis zit of zich zeer slecht voelt: dat uur maakt niets uit. Het is juist dat de hulplijnen ook ’s nachts bereikbaar moeten zijn, maar dat is ontzettend moeilijk. De personeelsinzet en de praktische organisatie van die dienst … Ook al gooi je er bij wijze van spreken miljoenen tegenaan, je moet ook nog personeel en vrijwilligers vinden die dat op die uren willen doen. Ik heb zelf ook in een permanentiesysteem gezeten, 24 op 24 uur, 7 op 7. Als je ’s nachts om 3 uur een telefoontje krijgt van iemand die het niet meer ziet zitten, die iets wil doen, die zichzelf van het leven wil beroven, dan moet je heel helder zijn. Je ziet die persoon niet via een chatfunctie of via de telefoon: dat is heel moeilijk.
Ik vind de vraag zeer terecht, maar ik wil er wel een kleine kanttekening bij maken. We moeten niet onderschatten dat dat heel veel vraagt van een dienst, van het personeel, dat vaak uit vrijwilligers bestaat.
Minister, ik zou het bijna vergeten maar ik heb nog een bijkomende vraag. Hebt u er zicht op hoe die hulplijnen zelf aankijken tegen de uitbreiding van de nachtelijke uren? Zien zij dat zitten?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Collega’s en minister, de hulplijnen zijn heel belangrijk om mensen op een heel laagdrempelige manier een luisterend oor te bieden. Zowel per telefoon als per chat kan men daardoor toch die mensen al een eerste antwoord bieden. Vaak is dat luisterende oor al voldoende en is er geen verdere hulp nodig. Minister, het is goed dat u hierin heel wat hebt geïnvesteerd.
Er is inderdaad een dringende vraag naar chathulp. Collega’s, ik heb eens alle mogelijke online hulp opgezocht. Er zijn al heel wat mogelijkheden om chathulp te krijgen. Minister, u hebt er al enkele opgenoemd. Collega Vaneeckhout kaart hier wel terecht aan dat er in de voormiddag en ’s nachts bij geen enkele hulplijn de mogelijkheid is om via chat te worden geholpen. Een uitbreiding hiervan zou inderdaad heel wat vrijwilligers vergen. Minister, ik deel de bezorgdheid van mijn collega’s. U hebt regelmatig overleg met deze hulplijnen. Zijn zij zelf vragende partij voor een uitbreiding van die online hulp in de voormiddag en ’s nachts? Welke specifieke vragen om die dienstverlening te versterken komen er vanuit hun werking,?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We zijn er ons tijdens de coronacrisis genoeg meer bewust van geworden dat hulplijnen heel belangrijk zijn. Toen hebben we het aantal bellers en chatters enorm zien toenemen. We zitten nog niet op het niveau van voor de coronacrisis. Het is een zeer grote drempel die mensen over moeten om hulp te zoeken. Het taboe op psychische problemen heerst nog altijd. We zien daar de laatste jaren enorme verbeteringen. Er worden ook enorme inspanningen geleverd.
Als iemand dan toch die drempel overschrijdt, en dan op een muur botst: erger bestaat niet! Ik ben zeer blij met de investeringen die al gebeurd zijn in de hulplijnen. Maar je zit daar wel nog met dat hiaat van de chatlijn, die niet 24 uur op 24 beschikbaar is.
Minister, het is heel belangrijk dat u blijft overleggen met de hulplijnen. Zij zien natuurlijk het best wat er op het terrein gebeurt. Ik wil echt wel alle vrijwilligers die zich inzetten om de hulplijnen dag en nacht te bemannen expliciet bedanken. Het is geen evidentie om dat te doen. Echt, chapeau! Het is zoals mijn collega zegt: alleen al de mensen vinden is een zeer grote uitdaging. Echt, chapeau voor iedereen die dat op vrijwillige basis wil doen, chapeau voor al die inzet.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Saeys. Eerst en vooral: chapeau voor wat u net zei. Ik vind ook dat de mensen die dat vandaag doen een grote chapeau verdienen.
Daarmee kom ik al op een van de antwoorden. Het is ook niet zo evident om mensen te vinden die dat midden in de nacht willen doen. Ik denk dat collega Verheyen ernaar verwezen heeft dat dat niet evident is. Dat is ook zo. We zien wel grote evoluties in telefonische contacten versus chat. Dat heeft ook nog wel een tijd nodig. De organisaties van de hulplijnen moeten ook kunnen volgen. Ik wil wel eens kijken wat we qua extra budget nog ter beschikking kunnen stellen, of dat gemakkelijk gaat zijn. Dat gesprek kunnen we zeker aangaan om te zien waar we dat dan het best inzetten.
We spreken nu over jongeren, maar we mogen ook de volwassenen niet vergeten. Die volwassenen, zeker de ouderen, nemen alleen maar telefonisch contact op, die chatten niet. Dus voor hen is dat dan aan de telefoon.
De mensen die actief zijn voor een hulplijn krijgen wel allemaal een vorming. Daarin zit zeker goede info over de sociale kaart – ik denk dat dat een vraag was van collega Schryvers. Al die vrijwilligers moeten ook een goed zicht hebben waarnaar ze kunnen doorverwijzen. We zien trouwens dat de organisaties elkaar heel goed vinden. Er is ook regelmatig overleg tussen hen.
Collega Vaneeckhout, Tele-Onthaal is 24 op 24 en 7 op 7 bereikbaar. We kunnen van daaruit opbouwen. Maar we overleggen ook regelmatig met de specialistische hulplijnen om te bekijken wat er precies nodig is, vandaar ook al die uitbreidingen. Wij hebben tot nu toe niet het gevoel dat iedereen vindt dat online 24 op 24 moet kunnen. Maar ik begrijp dat u zegt dat het toch aan een razend tempo aan het evolueren is en dat we moeten nadenken over hoe we het georganiseerd zouden kunnen krijgen en via welk kanaal, zodat het ook gebruikt wordt.
Collega Schryvers, mensen die wel of niet een telefoonnummer achterlaten op een voicemail, dat zijn heel persoonlijke en gevoelige zaken. We kunnen mensen niet verplichten om een telefoonnummer achter te laten. Misschien bellen mensen ook liever terug op een ander moment. Stel je voor, men laat een telefoonnummer achter, de medewerker hoort dat vijf uur later en het is dan de echtgenoot die de telefoon opneemt. Je weet niet wat er mogelijk allemaal achter zit. Mensen willen dat ook discreet houden.
Ik ben zeker bereid, collega’s, om in overleg te gaan met de hulplijnen om te horen op welke manier we het efficiëntst zouden kunnen uitbreiden. Weet dat er al een uitbreiding geweest is, jullie erkennen dat ook allemaal. De vraag naar de organisatie toe is hoe je dan kwaliteitsvolle vrijwilligers zou kunnen vinden.
Op het terrein wordt wel goed samengewerkt. Ik zei het al, 1712 is een initiatief van de CAW’s en vertrouwenscentra. Tele-Onthaal wordt onder andere vermeld door 1712, door Awel, door de CAW’s, door de Zelfmoordlijn. Tele-Onthaal maakt ook heel concrete afspraken rond doorverwijzing.
Tot slot is het ook niet zo dat al die lijnen bemand worden door vrijwilligers. Er zijn er ook een aantal die door professionelen beantwoord worden, bijvoorbeeld 1712, dat zijn allemaal professionals.
Maar na de gedachtewisseling hier lijkt het mij wel nuttig dat we eens met de verschillende diensten in overleg gaan om te kijken wat een efficiënte, goede investering zou zijn, waar we geen budget voor voorzien dat niet ingevuld geraakt. Dus in die zin, collega Vaneeckhout, denk ik dat ik wel positief probeer te antwoorden. Ik heb ze op dit ogenblik niet, maar het is zoeken naar een verbetering in de situatie. Dank u wel.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor dat engagement op het einde. Ik ben blij om dat te horen omdat het mijn oprechte overtuiging is dat we hier echt nog een groot verschil mee kunnen maken. Als we weten dat mensen gemiddeld twaalf jaar wachten om hulp te zoeken, als we weten dat 80 procent – 80 procent, hé! – van de psychologische problemen ontstaat tussen 15 en 25 jaar, toont dat op lange termijn welk effect je kunt hebben door de meest laagdrempelige hulp ook voor jongeren te voorzien. Als we dan weten dat al die jongeren, of een grote meerderheid van die jongeren, eigenlijk via chat veel makkelijker de weg zoeken, moeten we echt op die chatfunctie en op die chathulplijnen gaan inzetten. Dat is niet ter concurrentie van die telefonische hulpverlening. Ik ben het helemaal eens, het is een onwaarschijnlijk engagement en niet evident om te doen. Maar we moeten op lange termijn – voor mij het liefst op korte termijn of op middellange termijn – echt evolueren naar een situatie waar het even evident is dat je om 3 uur ’s nachts naar Tele-Onthaal kunt bellen of om 3 uur ’s nachts met Tele-Onthaal kunt chatten, omdat net die groep tussen 15 en 25 jaar, waar 80 procent van de psychologische problemen ontstaat, zegt dat ze dat nodig hebben, dat ze via chat hulpverlening willen zoeken. Daarom dring ik daarop aan. Ik ben blij dat u dat engagement neemt. Ik zal binnen enkele maanden wel een keer polsen hoever het daarin staat. Wij blijven het dus opvolgen omdat het van belang is. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.