Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Miert heeft het woord.
Dat onze Vlaamse overheid de lokale besturen een warm hart toedraagt, is zeker geen geheim, zeker binnen de werkzaamheden van deze commissie. Het Vlaamse stedenbeleid probeert al twee decennia de Vlaamse steden te ondersteunen in hun permanente ambities en dynamiek om duurzaam en innoverend de stedelijke uitdagingen het hoofd te bieden. Naast de heel specifieke ondersteuningslijnen en projecten hebben we deze legislatuur ook de oproep ‘Vlaamse Veerkracht’ aan ons zien voorbijgaan. Ook in mijn stad is daar deftig van geprofiteerd, zal ik maar zeggen. Of: aan meegewerkt. Alle steun en respect daarvoor. De meerwaarde hiervan is duidelijk gebleken.
Minister, u hebt uw ambitie uitgesproken om dit instrument te herbekijken. In 2022 zijn hierover al informatiesessies en brainstormoefeningen geweest. Er werd aangekondigd dat in februari een lanceringsmoment zal plaatsvinden om de nieuwe aanpak voor te stellen. Dat maakt ons natuurlijk heel benieuwd. Opvallend bij die aankondiging was dat er, naast de meer inhoudelijke elementen, wordt verwezen naar een nieuwe beoordelingsaanpak.
Ik had van u graag vernomen wat nu de krijtlijnen zullen zijn van die nieuwe aanpak. Ik wil bij deze vraag ook stilstaan bij een aantal opmerkingen die waren terug te vinden in de Vlaamse Brede Heroverweging. Er was de integratie van de subsidielijn Grootstedenbeleid binnen de stadsvernieuwing. Uit de documenten blijkt dat een aparte subsidielijn, nog overgeërfd van het federale beleid, soms moeilijk valt te verantwoorden. De vraag werd gesteld of we het hele stedenbeleid en de financiering ervan niet binnen het Gemeentefonds moeten inkantelen. Ook daar zijn we als centrumstad natuurlijk altijd geïnteresseerd wat er nog allemaal op de plank ligt.
Ook de rol van het Kenniscentrum Vlaamse Steden (KCVS) werd onder de loep genomen. Men kwam toen tot de vaststelling dat het KCVS nog een meerwaarde kan zijn, zeker als dat in goed overleg met de dienst Stedenbeleid gebeurt.
Minister, welke inhoudelijke aanpassingen ziet u ingekanteld worden vanaf februari? Welke aanpassingen doet u in de visietekst?
Blijft de huidige onderverdeling binnen de stadsvernieuwing behouden: projectsubsidies, conceptsubsidies en thematische subsidies?
Welke praktische aanpassingen worden in de nieuwe aanpak inzake stedenbeleid aangebracht?
Hoe ziet u de rol van het KCVS ingevuld?
Hoe kijkt u meer algemeen naar de oefening uit de Vlaamse Brede Heroverweging inzake het grootstedenbeleid? Wordt dit ondersteuningsmechanisme ook bekeken in de bredere hervorming van het Gemeentefonds?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Van Miert, bedankt voor de vraag. Ik ben het met u eens dat het Vlaamse stedenbeleid en, als belangrijk instrument binnen het Vlaamse stedenbeleid, het Stadsvernieuwingsfonds voor een revival en relance binnen onze steden hebben gezorgd. U bent burgemeester in een van die centrumsteden. Ook in uw stad zijn, dankzij dat Stadsvernieuwingsfonds, een aantal knappe hefboomprojecten gerealiseerd. Die projecten zijn vaak op zich al sterk. Ze zijn vaak een innoverende verweving. Ze kunnen een bepaald stadsdeel optillen en versterken. Dat is ook mijn ervaring. Spreek met de burgemeesters van de centrumsteden: ze zullen zeggen dat de stedelijkheid in Vlaanderen, die in de jaren tachtig en negentig toch wat in het slop zat, waarbij de steden aan het verloederen en het leeglopen waren, zich heeft kunnen herpakken. De steden hebben zich kunnen vernieuwen.
Dat is ook de conclusie van de Commissie Decentralisatie: er is nood aan een Vlaams stedenbeleid en specifiek aan een stadsvernieuwingsinstrument als permanente en performante hefboom. Dat is een conclusie uit het eindrapport in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging. Die visie zit ook in het visietraject van het Hannah Arendt Instituut, dat we ook hebben gevraagd om over stedelijkheid na te denken.
Wat gaan we nu doen? Op 1 februari is er het lanceringsmoment voor een vernieuwde oproep Stadsvernieuwing 2023 voor project- en conceptsubsidies. Er zijn een aantal nieuwigheden.
Er komt een getrapt systeem van jureren. Ik kom er zo dadelijk op terug. Met het oog op een betere kwaliteit zullen we werken met een peter- en meterschap bij de jury. U dient, als stad Turnhout of gelijk welke andere stad, een project in. Dan krijgt u vanuit de jury een peter of meter, die u verder zal begeleiden doorheen het proces. U hebt dus een houvast binnen de jury. Vaak was die jury een beetje een gesloten doos waarvan we weinig feedback kregen. Ik heb dat altijd zo ervaren. Nu komt er een peter of meter die u helpt.
We willen vanaf 2023 ook werken met een jaarlijks lanceringsmoment dat wordt gekoppeld aan een collectief leermoment. Wanneer we een nieuwe oproep lanceren, worden al die centrumsteden en provinciale steden uitgenodigd om te leren uit wat er in de vorige oproep werd gedaan, hoe we dat hebben aangepakt. Zo kunnen ze sterker staan wanneer ze een dossier willen indienen.
Wat is nu dat systeem van de getrapte jurering? Het probleem dat we vaststelden, en dat u ongetwijfeld ook kent, is dat je nogal wat middelen moet mobiliseren als je je inschrijft in zo’n stadsvernieuwingsproject. Je moet daar nogal wat tijd in steken en ambtenaren aan het werk zetten. Dan doorloop je het hele proces en je wordt op het einde gejureerd. Als je bij de gelukkigen bent, is dat fantastisch goed nieuws, maar anders heb je heel wat inspanningen gedaan. En vaak kunnen de projecten alleen maar worden gerealiseerd, zeker op de korte en middellange termijn, als de middelen van Vlaanderen komen. Anders gaan ze terug in de kast of soms in de diepvriezer, en zien we daar de volgende jaren niets meer van. Daarom zullen we in twee fases werken.
In de eerste fase zou de jury focussen op de onderbouwing van het strategisch belang van stadsvernieuwingsprojecten. In die eerste fase maakt men dus al een triage tussen voorstellen die een redelijke kans maken op succes en voorstellen waarvan je zegt “Het is interessant gevonden, beste mensen van Turnhout of Mechelen of Hasselt of Roeselare, maar dat project zit er wat naast of er is toch nog veel werk aan, of wij zullen daar, als jury, deze keer niet onze focus op leggen.” Je weet dus in een veel vroeger stadium of je kans maakt of niet. Dat is een soort preselectie of eerste schifting. Dan kun je in de tweede fase dat dossier verder uitwerken. Je moet dus niet in de eerste fase met een volledig uitgewerkt dossier komen. Je kunt verder werken als je de eerste horde hebt genomen. Dat spaart energie, moeite en inspanningen voor de steden.
Deze nieuwe aanpak zal geen gevolgen hebben voor de inhoudelijke samenstelling van de jury. De jury werkt momenteel aan een nieuwe visietekst, die de basis vormt voor de beoordeling van de stadsvernieuwingsprojecten in de oproep 2023. Deze tekst zal worden voorgesteld op 1 februari. Als minister ben ik niet betrokken bij deze tekst. Dat is de taak van de jury, die bekijkt wat haar taak is en hoe ze de oproepen bekijkt.
Aan de onderverdeling van de verschillende subsidies verandert er niets. Er blijven drie soorten subsidies: projectsubsidies, conceptsubsidies en thematische subsidies. In 2023 blijven die drie stromen bestaan.
Het KCVS is een bevoorrechte partner binnen het Vlaamse stedenbeleid en wordt aangestuurd door de dertien centrumsteden. Er is overleg met het KCVS en er wordt op diverse manieren en in verschillende projecten samengewerkt. Het KCVS was betrokken bij de evaluatie van twintig jaar stadsvernieuwing. We zullen die betrokkenheid verder in stand houden. We hechten heel veel waarde aan dat KCVS.
Specifiek voor wat het grootstedenbeleid betreft, is er binnen de Commissie Decentralisatie beslist om deze legislatuur nog geen acties te ondernemen, maar dit mee te nemen in de bredere oefening omtrent het Gemeentefonds. We proberen om die oefening tegen het eind van het jaar op te leveren en in de commissie op tafel te leggen. We hebben dit gedaan omdat de twee grootsteden van Vlaanderen in hun budgettering al rekening hebben gehouden met die middelen. Het zou niet correct zijn indien we daar nu een grote wijziging in zouden doorvoeren. Dat zou een impact hebben op hun lokale financiën. Dat is de reden waarom we het grootstedenbeleid willen meenemen in de oefening voor morgen, maar dat we daar deze legislatuur niet aan raken.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik ben tevreden met het antwoord, minister. U geeft duidelijk aan hoe belangrijk dit alles is voor die steden. Of zij die projecten kunnen meenemen of niet, bepaalt heel veel in een legislatuur van een beleidsploeg. De indexering van de lonen en de oefeningen die we moeten doen binnen ons ambtenarenkorps nopen ons ertoe dat we met betrekking tot wat we inzetten voor projecten, maar vooral voor de subsidiewerving, goed weten wat we aan het doen zijn. We kunnen niet zomaar mensen blijven inzetten om dan met lege handen achter te blijven. Dat personeelsbestand hebben we niet meer. Dat zal er in mijn perceptie in de toekomst ook nooit meer zijn.
Minister, de communicatie waarover u het hebt, is een heel goede stap. Ze is er nu grotendeels al. Die eerste jurering – waarbij kan worden gezegd dat iets niet mogelijk is – is heel belangrijk voor de kracht van de kleine openbare besturen tot en met de grootsteden.
Ik ben ook blij dat we blijven voortwerken met een onafhankelijke jurering. We zullen wel zien wat er komt, minister. U bent er zelf niet bij betrokken. Vanaf 1 februari kunnen we daar dan kennis van nemen.
Ik heb ook begrepen dat het KCVS op zich ook verder zal blijven bestaan, met zijn adviserende rol. Ook dat is een goede zaak.
Ik heb geen bijkomende vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.