Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de procedure voor de aanvraag van een zorgtoeslag
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Soms hebben kinderen extra ondersteuning nodig omdat ze een beperking hebben. Voor hen bevat het groeipakket naast het basisbedrag een extra zorgtoeslag die de kosten in hun specifieke situaties beter afdekt. De zorgtoeslag voor kinderen met een handicap heette vroeger de ‘verhoogde kinderbijslag’. Tot 2019 gebeurde de inschaling en uitbetaling voor de zorgtoeslag door het federale Directie-generaal Personen met een handicap. Vandaag heeft Vlaanderen zijn eigen kinderbijslagsysteem, namelijk het groeipakket. Sinds die overheveling moeten ouders van kinderen met een handicap naar het agentschap Opgroeien voor hun aanvraag van de zorgtoeslag.
In feite zijn er sinds de overheveling twee Vlaamse diensten die een inschaling van een beperking van kinderen kunnen doen. Enerzijds het agentschap Opgroeien wanneer het gaat over de zorgtoeslag, anderzijds het VAPH voor alle andere ondersteuning en hulpverlening.
In het evaluatieverslag van het groeipakket in 2021, dat werd uitgevoerd door het agentschap Opgroeien en het Vlaams Agentschap Uitbetaling Groeipakket (VUTG), wordt geopperd dat de inschaling in functie van de zorgtoeslag even goed door een multidisciplinair team (MDT) kan gebeuren. Vandaag doen er zich enkele problemen voor wanneer ouders van een kind met een beperking twee keer een inschaling moeten doorlopen. Het lijkt me duidelijker en toegankelijker voor die ouders als ze maar bij een instantie moeten aankloppen.
Eerder werden al verschillende initiatieven genomen om de inschaling van de zorgtoeslag te verbeteren. Zo gebeurde een digitalisering van het systeem, werd ingezet op de aanwerving van extra evaluerend artsen en een verhoging van de vergoeding voor die artsen. Ook voor een aantal vaak voorkomende diagnoses is het niet meer nodig dat een arts van het agentschap Opgroeien een aparte inschaling doet. De ouders kunnen de nodige informatie, bekomen bij een MDT, zelf bezorgen. Beperkingen die niet evolueren, zoals aangeboren doofheid, moeten ook niet heringeschaald worden.
Ook u, minister Crevits, zette al verschillende stappen. Hierover wil ik u graag de volgende vragen stellen. Erkent u dat het duidelijker en toegankelijker is voor ouders van een kind met een handicap als ze maar bij één instantie moeten aankloppen voor de inschaling van zowel de handicap, specifieke ondersteuning als de zorgtoeslag?
Bent u het ermee eens dat de inschaling voor de zorgtoeslag voor een kind met een beperking ook kan gebeuren door een MDT? Of bent u bereid om deze piste te onderzoeken?
Op welke manier gebeurt de gegevensuitwisseling tussen het VAPH en het agentschap Opgroeien wanneer het gaat om de inschaling van een kind met een beperking? Op welke manier kan die communicatiewisseling beter? Ons bereiken veel berichten van ouders die ten einde raad zijn omdat men niet weet waar het dossier zit of waarom men niet meer informatie krijgt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We hebben het er al over gehad. De toekenning van de zorgtoeslag blijkt een lijdensweg te blijven.
Een gezin deed een aanvraag voor hun zoon met het syndroom van Asperger bij Kind en Gezin. Een arts stuurde het dossier naar de verkeerde instantie, waardoor het gezin alle informatie opnieuw moest indienen. Ze kregen van Kind en Gezin uitstel tot augustus, maar in juli was hun dossier al afgesloten. Dat dossier kon blijkbaar niet worden heropend en dus gebeurde de evaluatie op de dan beschikbare – maar onvolledige – informatie.
Normaal gezien zou het dossier van hun zoon worden behandeld via de clusterprocedure omdat hij alleen een autismespectrumstoornis (ASS) heeft. Daardoor zou hij recht hebben op zes punten. De clusterprocedure was echter niet toegepast omdat die via een arts was gegaan maar de zoon was niet door een arts van Kind en Gezin gezien. Zonder deze toeslag heeft de zoon geen recht op een European Disability Card (EDC). Als therapie werd logopedie voorgesteld, maar het kind wordt behandeld in een centrum voor ambulante revalidatie (CAR).
Toen de ouders hun ongenoegen kenbaar maakten over zoveel fouten in het dossier werd hun droogweg meegedeeld dat ze dan maar beroep moesten aantekenen of een herziening aanvragen.
Minister, blijkbaar is het bekomen van een zorgtoeslag niet alleen administratief bijzonder moeilijk voor ouders, die heel wat tijd moeten investeren in hun kinderen met een beperking, er is blijkbaar ook geen enkele mogelijkheid om bij een vergissing zaken recht te zetten. Vindt u dit een gepaste houding van een administratie ten aanzien van ouders van kinderen met een beperking? Vindt u het een gepast antwoord te verwijzen naar een beroepsprocedure of het vragen van een herziening?
De niet-toepassing van de clusterprocedure lijkt nogal willekeurig te gebeuren, niet op basis van een aandoening. Gebeurt de toepassing van de clusterprocedure nu op basis van een aandoening dan wel op basis van een willekeurige beslissing van een medewerker van Kind en Gezin ?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vragen. Ik zal beginnen met het goede nieuws. Jullie weten dat dit dossier me intrigeert, ik wil die achterstand weggewerkt krijgen. Ik heb de laatste cijfers voor jullie mee, ik heb ze net gekregen.
We hebben in december 2022 2352 dossiers verwerkt, dat is bijna 4 keer meer dan in juli 2022. We komen op kruissnelheid. Maar het aantal openstaande dossiers bedraagt nog altijd ruim 16.000. We komen van meer dan 20.000, we zijn maand per maand de achterstand aan het inlopen. Ik heb goede hoop dat het aan deze cadans verder kan gaan. Ik wil nog meegeven dat in juli 2022 685 dossiers zijn verwerkt, in november 2022 waren dat er 1967 en in december 2351. Dat is het goede nieuws. We leveren inspanningen, maar we zijn er nog niet door. Het moet nog beter.
Dan wil ik het hebben over de specifieke vragen. Het is moeilijk, collega Saeys, om op individuele cases in te gaan. Maar ik ga antwoorden, hoor. Ik zal op de casus zelf niet ingaan, maar ik ga wel proberen om jullie gezamenlijke vragen te beantwoorden.
Eerst en vooral, behandel ik de duidelijkheid. Uiteraard moeten we als overheid, waar mogelijk, zorgen dat burgers bij zo weinig mogelijk instanties moeten aankloppen. Zeker als er inschalingen gebeuren, moet je synergieën zoeken. Ik ben het daar volkomen mee eens. De finaliteit van wat het VAPH doet en wat we met het groeipakket beogen is wel niet helemaal dezelfde.
Het VAPH biedt budgetten en tegemoetkomingen aan personen met een handicap om hun zorg en ondersteuning op maat te financieren. Voor kinderen en jongeren kan dat een begeleiding zijn, aan huis, of een overnachting. Het kan ook gaan om een persoonlijke assistent voor de organisatorische hulp thuis of op school. Het VAPH erkent en subsidieert de aanbieders die deze ondersteuning aan gezinnen leveren. Er is een belangrijk verschil.
Het groeipakket is een tegemoetkoming aan ouders. Als er extra ondersteuning nodig is in een gezin omdat de zorg voor een kind hoger is dan de gemiddelde zorg, kan een gezin binnen het groeipakket een zorgtoeslag krijgen. Heel wat kinderen die een zorgtoeslag ontvangen zijn niet gekend door het VAPH of de intersectorale toegangspoort. Er zitten daar dus wel wat verschillen. De finaliteit van de beide financieringen is verschillend, omdat in het ene geval eerder gefocust wordt op de financiering van de ondersteuning voor de beperking an sich, en in het geval van het groeipakket een extra financiële ondersteuning van het gezin om de extra zorg op te nemen die een kind met een aandoening of beperking met zich meebrengt. Ik wil zeker synergieën zoeken, maar er zijn verschillen.
Dan heb ik het over uw tweede vraag. Voor de toekenning van zorgtoeslag wordt gebruik gemaakt van de medisch-sociale schaal, waarbij de ondersteuningsbehoefte gebeurt op basis van drie pijlers: de impact voor het kind zelf en welke ondersteuning nodig is in het dagelijks leven; de impact op de mogelijkheden voor het kind om te participeren aan de samenleving; de impact voor het gezin om te participeren aan de samenleving.
De impact voor het kind zelf wordt aangeleverd vanuit de betrokken huisartsen en gespecialiseerde diensten, die vaak al een therapeutische relatie hebben met het gezin. Dat kan een centrum voor ontwikkelingsstoornissen (COS) of een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) zijn. Vandaag is het zo dat deze diensten vaak ook een erkenning hebben als multidisciplinair team (MDT) voor het aanleveren van diagnostiek bij de intersectorale toegangspoort. U hebt dat goed gezien.
Het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot zorgtoeslag geeft vandaag al de mogelijkheid dat een MDT-arts de vaststelling kan doen van de gevolgen van een aandoening voor de specifieke ondersteuningsbehoefte van een kind. In de praktijk wordt vaak gewerkt met een gedeelde opdracht waarbij de MDT’s de informatie die zij verzameld hebben voor hun onderzoek van het kind delen met het team Zorgtoeslagevaluatie (Zoë), zodat de evaluatie van de zorgtoeslag op stukken door een evaluerend arts kan opgenomen worden. In theorie kan er al veel. Wat ik wel wil bekijken is of we door een gerichte communicatie nog een duwtje kunnen geven zodat het meer bekend geraakt en zodat er maximaal synergieën worden gezocht.
Dan geef ik het antwoord op uw derde vraag. Aangezien voor kinderen met een handicap vaak een MDT betrokken is om de diagnostiek op te maken, beschikken zij ook over een groot deel van de informatie die nodig is voor de aanvraag van de zorgtoeslag. De andere informatie wordt aangeleverd door het gezin, omdat dit precies peilt naar de impact van de aandoening of beperking van het kind op het gezinsleven.
Er is sinds 2021 een samenwerking tussen het VAPH en het agentschap Opgroeien om te komen tot een gemeenschappelijke beeldvorming voor kinderen van 0 tot en met 5 jaar. Sommigen weten dat, ik zie collega’s knikken. Daarbij neemt men het ICF-kader (International Classification of Functioning, Disability and Health) als basis en wordt in eerste instantie de focus gelegd op de synergie tussen een aanvraag persoonlijkeassistentiebudget (PAB) en de zorgtoeslag. Het is de bedoeling om dit jaar een aantal proeftuinen op te zetten om de kansen die hier liggen te testen in de praktijk. Daar willen we wel wat stapjes zetten.
Ik kom dan bij de situatie geschetst door collega Saeys, waarbij artsen blijkbaar verkeerde instanties hebben geïnformeerd. Ik ga eerst wat uitleg geven bij de werkwijze.
Ons agentschap Opgroeien verzamelt bij de start van een aanvraag voor zorgtoeslag de nodige medische, sociale en andere informatie. De regelgeving bepaalt hiervoor een termijn. Die termijn komt neer op vier maanden. Maar om gezinnen die een nieuwe aanvraag indienen en dus minder vertrouwd zijn met de procedure, tegemoet te komen, kunnen ze in de praktijk nog eens vier maanden uitstel krijgen. We geven ook de optie aan gezinnen zonder bijkomende criteria, als zij dat vragen.
Maar als er een medische beslissing genomen is en er dus een evaluatie gebeurd is op basis van de aanwezige informatie, wordt de aanvraag gesloten. De aanvraag is op dat moment gebaseerd op een foto van de situatie op basis van de aangeleverde informatie.
Indien ouders na de evaluatie bijkomende, nieuwe informatie ter beschikking willen stellen die een invloed zou kunnen hebben op de evaluatie, moeten ze au fond een herziening op vraag indienen. Ze kunnen dan de bijkomende inlichtingen bezorgen en dan zal er opnieuw een evaluatie gebeuren. Het feit dat de ouders geïnformeerd worden over de mogelijkheid tot herziening op vraag en de beroepsprocedure valt onder de informatieplicht vanuit de overheid en is dus belangrijk. Maar er is dus een verschil tussen een beroepsprocedure en een herziening op vraag. Het ene is een herziening en het andere is ‘ik ben niet akkoord met uw beslissing’.
Evaluerend artsen kunnen, indien blijkt dat de situatie een rechtzetting behoeft, ook extra zorgtoeslag met terugwerkende kracht toekennen. Dat is wel van belang, collega, dat als iemand zegt dat het verkeerd gebeurd is en men dan een herziening op vraag doet, men geen tijd verliest, dat het niet zo is van ‘ja, maar we zijn nu een jaar later’. Men kan het dus rechtzetten, ook met terugwerkende kracht. Het is van belang dat die mensen in uw geval dat ook weten.
De clusterprocedure is voorzien in de regelgeving voor een aantal aandoeningen waarvan het verloop een hoge mate van voorspelbaarheid en stabiliteit heeft in de tijd. We hebben daar al uitgebreid over gesproken hier. De vereenvoudigde en versnelde procedure wordt momenteel toegepast op alle eerste aanvragen waar de noodzakelijke minimale gegevens aanwezig zijn. We gaan die nu uitrollen naar alle herzieningen én herzieningen op vraag. Dat kan een belangrijke impact hebben.
Als de ouders een herziening op vraag indienen omdat er nog nieuwe elementen aangeleverd kunnen worden, zal zeker worden bekeken of de aanvraag in aanmerking komt voor de clusterprocedure en de minimale vereisten aanwezig zijn in het dossier. Want zoals jullie weten, is het niet enkel de diagnose die bepalend is voor de clusterprocedure. Er zijn ook met medische experten een aantal minimale vereisten bepaald waaraan voldaan moet zijn.
Ik kan uit uw vraag, collega Saeys, niet opmaken of al die vereiste elementen voor deze specifieke casus aanwezig waren. Ik weet ook niet of het past – maar dat hebt u zelf gezegd – om die specifieke situatie uit te klaren. Maar wat u wel kunt doen, is mij de gegevens bezorgen. Ik ben zeker bereid om aan het agentschap te vragen om u daarover feedback te geven, voor zover we de privacy van de betrokkenen niet schenden uiteraard. Maar dat mag u altijd doen. Als we daar behulpzaam in kunnen zijn, zullen we dat niet nalaten. Dank u wel.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord, maar zeker ook voor uw gedrevenheid om die achterstand weg te werken. De cijfers van december zijn daar alvast hoopgevend, al staan er ook nog heel wat dossiers open.
Ik probeer ook altijd in de contacten die we hebben of de vragen die we krijgen, te beklemtonen dat wanneer de toekenning gebeurt, dit altijd met terugwerkende kracht is. Maar natuurlijk als die wachttijd lang is, wordt dat voor mensen ook moeilijk. Ik stel mij de vraag of het mogelijk is dat een aantal van die openstaande dossiers op de een of andere manier de informatie krijgen dat het dossier is stopgezet. Ik krijg vaak de vraag: ‘Mijn dossier is stopgezet, ik wacht al anderhalf jaar op herziening. Hoe is dat toch mogelijk?’ Terwijl ik gewoon denk dat ze in wacht staan, maar dat er misschien mogelijk foute informatie naar de betrokkenen gaat. Dat zou wat kunnen verklaren. Is het mogelijk om een basiscommunicatie te doen naar die mensen waarvan u weet dat ze openstaande dossiers hebben, van ‘uw dossier komt eraan, we gaan dat bekijken’? Dat zou misschien al een geruststelling kunnen brengen. Maar ik kan mij dat niet inbeelden bij 16.000. Hebt u die adressen of niet? Kan daar iets gedaan worden? Want daar zijn veel vragen en ook veel misverstanden af en toe met administratieve stukken enzovoort.
Wat u zegt over zoeken naar synergieën vind ik bijzonder positief. De bestaande mogelijkheden beter bekend maken, absoluut ook. Ik ga u zeker nog bevragen naar de proeftuinen die u hieromtrent wenst op te zetten.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het loopt natuurlijk nog niet zoals het zou moeten lopen. Er is nog altijd een onduidelijk samenspel tussen enerzijds de evaluerende artsen en de artsen van het MDT. Ik ben blij dat u het engagement neemt om te kijken of het daar beter kan want dat is zeker noodzakelijk.
We hebben ook dikwijls gezien dat de ouders enorm veel documenten moeten inscannen. We weten allemaal dat niet iedereen digitaal mee is, even digitaal geletterd is. Dat zijn ouders die al voor een kind met een beperking of een ziekte moeten zorgen. Dat vergt al zeer veel tijd. Toen we het er de vorige keer over gehad hebben, hebben we de digitalisering ook al ter sprake gebracht. Er werd toen gezegd dat we aan het kijken zijn of we dat toch niet nog eenvoudiger kunnen doen, minder belastend voor ouders. Minister, is daar al enige vooruitgang geboekt?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Een vraag naar vereenvoudiging juichen we alleen maar toe, dus collega’s, dank u wel voor de vraag. Ik hoor ook heel vaak bij ouders dat ze het niet meer weten. Ze moeten naar Opgroeien en voor bepaalde dingen moeten ze ook bij het VAPH aankloppen. Bij hulpmiddelen is dat ook. Als je nog nooit een aanvraag gedaan hebt, moet je eerst naar Opgroeien. Het is zo’n kluwen. Minister, we hebben nu ook uw uitleg gehoord. Je moet het maar begrijpen. Het is best wel ingewikkeld. Het aankloppen bij één dienst kunnen we alleen maar toejuichen.
U zegt dat de MDT’s een rol kunnen spelen door al wat informatie door te geven, maar dan is het nog van het ene naar het andere. Bij de evaluatie van het groeipakket bleek er toch ook een kanttekening te zijn bij het inzetten van de MDT-artsen want volgens dat rapport zouden zij onvoldoende vertrouwd zijn met de medisch-sociale schaal en zou er ook een onverenigbaarheid zijn tussen de rol van de behandelende en de evaluerende arts. Minister, hoe kijkt u naar deze kanttekening bij de MDT-artsen?
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel aan de vraagstellers, het is een belangrijke vraag. Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik ben blij met uw antwoord want ik moet zeggen dat we hier al heel vaak onder andere over het team Zoë vragen gesteld hebben, gestemd hebben over resoluties. Eigenlijk denk ik dat we er allemaal van uitgingen dat het nu op het spoor zat en dat we vooruitgang aan het boeken waren, maar ik zag dat niet gereflecteerd in de cijfers die beschikbaar waren. Daar zag je dat telkens opnieuw het aantal aanvragen zonder beslissing aan het stijgen was, tot in oktober nog. Dat zijn de laatste cijfers: tot 11.500 eerste aanvragen zonder beslissing op dat moment en 6526 herzieningen zonder beslissing. Ik ben dus blij dat u nu stelt dat er effectief vooruitgang geboekt wordt. Maar nog steeds meer dan 16.000 openstaande dossiers is nog altijd bijzonder veel als je weet dat er nog geen 40.000 kinderen zo’n zorgtoeslag krijgen. Dat gaat bijna over de helft. Dat blijft bijzonder veel, maar nogmaals: het is goed dat er vooruitgang geboekt wordt, dat dit opgelost wordt.
Ik wil de vraag van collega Jans om ook die mensen een perspectief te geven zeker mee ondersteunen. Minister, hebt u er een zicht op hoe snel we die wachtlijst verder kunnen wegwerken en wanneer we bijna bij nul zijn? Je gaat natuurlijk altijd een aantal mensen hebben die wachten op een beslissing want er gaan altijd nieuwe aanvragen zijn, maar hoe snel denkt u dat daar voortgang geboekt kan worden?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega Jans heeft een terechte vraag gesteld. Dat was ook een van de aanbevelingen uit het evaluatierapport van twee jaar geleden. Ik ben, zoals collega Anaf, heel tevreden met het antwoord en de stappen die gezet worden.
Ik wil er toch een ander probleem aan toevoegen. U weet dat de ouders van kinderen met een beperking tot de leeftijd van 21 jaar ouderschapsverlof kunnen opnemen. Er is nu vaak een probleem met dossiers die met terugwerkende kracht geëvalueerd moeten worden, maar ook met ambtshalve herzieningen. Op het moment dat de periode van ambtshalve herzieningen overschreden is, beschikken ouders niet meer over de nodige attesten en VDAB maakt er vaak problemen van dat de mensen die attesten niet hebben om het ouderschapsverlof aan te vragen. Minister, kan er op een of andere manier voor gezorgd worden dat dat probleem voorkomen kan worden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, we hebben hier zelf in het verleden ook al heel wat vragen over gesteld. U hebt net de uitleg gedaan in verband met herziening en clusterprocedure, maar mijn vraag betreft vooral de klantvriendelijkheid naar de ouders. Ik denk dat daar nog een weg te gaan is, om mensen daarin te begeleiden. Want als ouder weet je eigenlijk niet wanneer er een herziening is. Als je al weet dat je kunt herzien, dan heb je al heel veel info. Clusterprocedures, dat is een term die voor heel wat ouders, denk ik toch, vrij onbekend is.
Ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag nr. 794 van 6 september 2022, waar ik ook al die cijfers heb opgevraagd: nieuwe dossiers, automatische herzieningen, herzieningen op vraag van ouders, ook gelieerd met de automatische verlengingen, automatische aandoeningen. Er waren er vijf. Ik heb in het verleden een aantal keer gevraagd of we dat nog kunnen uitbreiden om mensen van de papierslag weg te houden, maar ook artsen die papierslag te laten vermijden – want het is ook voor hen een papierslag. Mijn suggestie is dat de overheid een brief naar de ouders stuurt waarbij alles al is ingevuld en enkel de vraag wordt gesteld of dit nog steeds de correcte situatie is van het kind is, en waar men met ‘ja’ en ‘neen’ verder kan. Dat lijkt me veel laagdrempeliger te zijn dan wanneer ouders zelf moeten zeggen dat ze denken dat ze een herziening moeten hebben, want dan loopt het mis en lopen ze ook een aantal jaren of maanden bedragen mis. Ik verwijs ook naar wat collega Saeys aanhaalde in dit verband. Ik doe vanuit de N-VA-fractie, minister, graag deze suggestie.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik merk veel bezorgdheid bij de collega’s voor dit dossier. Ook bij mezelf is er wel wat bezorgdheid. Ik wil er een erezaak van maken om die achterstand in te halen, maar dat vraagt engagement van mensen; ik kan dat zelf niet doen, natuurlijk. De personeelsbestanden zijn nu ongeveer ingevuld, dus we verwachten dat dat nog een beetje sneller kan gaan. Als ik een beetje positief probeer te kijken, zouden we tegen eind dit jaar al ver moeten staan. Er gaan natuurlijk sowieso altijd een paar maanden over voordat een groep toegekend is. Er zal altijd een groep blijven zitten, we kunnen dat niet naar nul herleiden. De toekenning kan wel met terugwerkende kracht, dus op zich is het ook niet erg als dat wat langer is dan vier maanden. Maar nu is het te lang, dit is niet oké.
In het meerjarenplan hebben we een actie specifiek gericht op de financiële ondersteuning van kinderen met een zorgbehoefte, om daar harmonisaties in uit te voeren. Deze studie loopt op dit ogenblik en ik verwacht daar wel wat van. De studie loopt binnen het steunpunt. Naast de systemen waar jullie over spraken, bestaat er ook nog een zorgtoeslag voor zwaar zorgbehoevenden, zoals jullie weten. Dat kunnen ook minderjarigen zijn. Die bestaat onder de Vlaamse sociale bescherming (VSB), en daar gebruikt men de BelRAI, dat is nog een ander systeem. Die diversiteit is dus te groot, ik erken dat ook. Dat is allemaal superwaardevol maar zeer verschillend. Vandaar dat die studie die verschillende systemen in kaart brengt, en ik zou de resultaten daarvan willen gebruiken om te harmoniseren. Dan gaan we samen de Rubicon moeten oversteken. Je verliest altijd iets als je harmoniseert. Het is wel mijn bedoeling om dat deze legislatuur nog te kunnen doen. Ik wil ook onze agentschappen daarin wat prikkelen, maar we moeten zorgen dat de mogelijke harmoniseringen het terugdringen van die lijst niet in het gevaar brengt. Ik wil de mensen dus stimuleren om goed verder te werken. We moeten ook artsen en anderen vinden om dat te doen.
Collega Daniëls, ik heb gezegd dat ik de lijst van wie er allemaal onder die automatische zaken valt wel wil aanpassen, maar we zijn nog niet zo lang bezig. Zodra het mogelijk is gaan we dat nog uitbreiden, geen enkel probleem om dat te doen. Veel artsen werken vandaag trouwens al via de automatische koppeling, maar het kan efficiënter en beter, daar ben ik echt van overtuigd. Weet dat het een dossier is dat mij ook persoonlijk aan het hart ligt. We moeten die achterstand kunnen inlopen en die obstakels vermijden. Ik merk dat mijn eigen enthousiasme ook al wat enthousiasme op het terrein heeft teruggebracht, in de zin van “Yes we can”, het kan lukken. Collega Anaf gaf cijfers. Het is in het belang van het aantal dossiers dat mensen geen achttien maanden of langer moeten wachten. Ook al kun je het met terugwerkende kracht krijgen, dat is enorm lang wanneer je het aan het wachten bent.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.