Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de kustbeveiliging
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Op 10 januari 2023 gaf de gouverneur van West-Vlaanderen, samen met uw kabinet en de kustburgemeester, een persconferentie over de kustbescherming op lange termijn. Het gaat om drie mogelijke plannen die onze kustlijn moeten beschermen, verder dan de huidige maatregelen die maar lopen tot 2050.
Dat we ons bewust zijn dat Vlaanderen moet beschermd worden tegen de hogere zeespiegel is al lang bekend. In 2009 werd een project ‘Vlaamse Baaien’ gelanceerd en dat mondde uit in 2014 tot tien concrete projecten voor onze Vlaamse kustlijn. De bekendste was ongetwijfeld de eilanden of verhoging van de zandbanken voor onze kust.
In 2017 werd de Vlaamse Baaien al gedeeltelijk losgelaten toen de Vlaamse overheid besliste om een complex project te maken rond de kustvisie. In 2021 werd dit stopgezet en werd er geopteerd om te werken met een aanpak op maat. Alexander D’Hooghe moest samen met enkele experts verder werken op de bestaande voorstellen en zo tot een gedragen visie komen. Dat is nu dus gebeurd.
Het meest opvallende is natuurlijk dat de eilanden voor de kust er niet komen, maar dat was natuurlijk al te verwachten. Belangrijker is te kijken naar wat er wel komt. Er worden nog drie voorstellen uitgewerkt: “Eén alternatief is om de hoog-en laagwaterlijn te behouden op de plek waar hij nu ligt en alle stranden, dijken en duinen stapsgewijs te ‘verhogen’ naarmate de zeespiegel stijgt. Een tweede alternatief is om overal de hoog- en laagwaterlijn een “100-tal” meter zeewaarts op te schuiven door grote zandsuppleties. […] Het derde alternatief beweegt zich tussen de eerste twee. In dit alternatief worden eerst en zolang het mogelijk is, maatregelen binnen de bestaande ruimte genomen. De hoog- en laagwaterlijn wordt pas bij hogere zeespiegelstijgingsniveaus stapsgewijs zeewaarts verplaatst.”
Het is nu de bedoeling om de inspraak enzovoort te organiseren, maar ik had nog enkele vragen over de werking. In een van de schriftelijke vragen zei u dat er voor het cocreatieproject gewerkt werd in vier kustzones en dat de stakeholders al betrokken waren in deze groepen. Ik wil graag het volgende van u weten.
Is het de bedoeling dat voor het volledige traject eenzelfde alternatief wordt uitgewerkt of is variatie mogelijk?
Wat is het voorkeursalternatief van de expertengroep?
Welke stappen worden nu gezet en hoe zal de inspraak worden aangepakt?
Welke groepen moeten nog worden betrokken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik heb, minister, een vraag in dezelfde lijn.
In 2010 lanceerde een consortium van studiebureaus en baggeraars het ambitieuze plan Vlaamse Baaien om onze kustlijn weerbaar te maken tegen enerzijds de zeespiegelstijging en anderzijds het vaker voorkomen van extreem weer en superstormen. Niet geheel onverwacht – het is een herkenbare lijn -- focust dit plan op zandsuppletie met de aanleg van een serie kunstmatige eilanden voor onze kust als absolute blikvanger. Vanuit de natuursector kwam er kort nadien een antwoord met het ‘Kappaplan’, dat eerder focuste op de optimalisatie van ecosysteemdiensten als bescherming van onze kust. Op 26 november 2013 stelde toenmalig minister van Openbare Werken Crevits dan het ‘Masterplan Vlaamse Baaien, toekomst van het kustsysteem in Vlaanderen’ voor. “Dit Masterplan Vlaamse Baaien biedt een adequaat antwoord op de toekomstproblematiek van de Vlaamse kust, met concrete maatregelen om de kustregio aan te passen aan de verwachte zeespiegelstijging en de extremere weersomstandigheden in 2100”, zo viel te lezen in de inleiding. Al wordt dit meteen ook wel gerelativeerd. Het masterplan is slechts een ontwerpplan, maar niettemin een “mijlpaal, die moet leiden tot een formele beslissing van de Vlaamse Regering om het project verder uit te voeren.” Dat was de omschrijving op dat moment.
In 2018 opperde uw voorganger die na minister Crevits kwam, minister Weyts, het idee om bij wijze van proef een kunstmatig eiland aan te leggen voor de oostkust. Het was een project dat meteen ook gunstig zou zijn om ook bij zwaarder weer estuaire vaart mogelijk te maken. Wij weten hoe iedereen in deze commissie, en daarbuiten, kijkt naar de mogelijkheden van de estuaire vaart. Door het felle protest van wijlen burgemeester Lippens werd het plan snel opgeborgen.
Op 10 januari 2023 kondigde u, in een overleg met de kustburgemeester en de West-Vlaamse gouverneur, aan dat het idee van kunstmatige eilanden definitief van de baan is. Er blijven vandaag nog drie scenario's over om onze kust te beschermen tegen de zeespiegelstijging en superstormen. De drie scenario's focussen, op het eerste zicht, vooral op zandsuppletie, maar op dit moment wel onder de vorm van ophoging of verlenging van de stranden. De studies om die scenario's te herleiden tot een enkel scenario worden in maart 2023 afgerond.
Dat is iets wat de Vlaamse overheid de voorbije jaren al op regelmatige basis doet, het ophogen of verlengen van stranden. Na elke zware storm zien we echter dat er een massa van dat opgespoten zand verdwijnt, hetzij zeewaarts afstroomt, hetzij landinwaarts wegwaait. We hebben het in het verleden nog gehad over de kostprijs daarvan. Het zomaar ophogen van stranden is niet enkel een verspilling van middelen, – het gaat echt over tientallen miljoenen euro’s, als je de voorbije jaren samenneemt – maar ook van zand, dat een steeds zeldzamer grondstof wordt. Daar zijn we, collega’s, nog veel te weinig van doordrongen. Het is belangrijk om zand te verankeren, bijvoorbeeld via het duin-voor-dijkprincipe. Dat is iets waar we al heel lang een pleidooi voor houden.
Afgelopen weken lazen we ook verhalen van bestaande duinen die bedreigd worden door ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van de no regret-maatregelen die in het masterplan als leidraad gelden, zou je kunnen verwachten dat bestaande duinengordels op zijn minst behouden worden. Duinen die trouwens niet enkel een rol spelen inzake kustbeveiliging, maar ook inzake bijvoorbeeld biodiversiteit of het voorkomen van zoute kwellen in de achterliggende polders. We hebben hierbij een aantal vragen.
In hoeverre was het masterplan dat in 2013 door uw voorganger werd voorgesteld een effectieve aanzet voor een langetermijnaanpak van onze kustbeveiliging? Zijn we ondertussen verder gekomen dan enkele losse ingrepen, zoals in de IJzermonding, proefprojecten en bijkomende studies? We zijn intussen drie jaar verder.
In hoeverre zullen de studies die in maart 2023 een scenario voor onze kustbeveiliging van de toekomst naar voor schuiven, aanleiding geven voor een daadwerkelijk langetermijnplan, en de uitvoering ervan?
Wat waren de belangrijkste redenen om definitief af te stappen van het idee van eilanden voor de kust? In hoeverre werden bijkomende voordelen van soortgelijke eilanden, zoals een broedplaats creëren voor zeevogels of het faciliteren van estuaire vaart, meegenomen in deze beslissing?
Hoe wilt u vermijden dat we in de toekomst verder moeten blijven investeren in de weinig duurzame, maar heel dure zandsuppletiebenadering?
Hoe kijkt u vanuit de optiek van kustbeveiliging naar het beschermen van alle bestaande duinen en duinengordels?
In welke mate wordt er bij de studies ook rekening gehouden met de effecten van de zeespiegelstijging op het hinterland, bijvoorbeeld inzake bescherming tegen wateroverlast of verzilting?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vragen over alles wat met de kustvisie en kustveiligheid te maken heeft. Met onze kustvisie willen we de kust blijvend beschermen tegen de verdere zeespiegelstijging op lange termijn. U weet dat wij een ‘Masterplan Kustveiligheid’ hebben, dat we op dit ogenblik volop uitvoeren en in het kader waarvan wij heel wat maatregelen nemen, allemaal onder het motto ‘Zacht waar het kan, hard waar het moet’. Onder andere de bestaande zandsuppletiewerken passen daarin, maar ook de keermuren en dergelijke. Daar zullen we dus verder aan werken. Het masterplan kijkt naar een bescherming tegen een zeespiegelstijging met 30 centimeter. Dat is eigenlijk een bescherming tot 2050. Voor ons nageslacht moeten we echter natuurlijk ook verder durven te kijken. Daarom maken we op dit ogenblik volop werk van onze kustvisie.
Wat dat betreft, is er inderdaad een cocreatieonderzoekstraject opgestart, waarbij we met alle mogelijke partners rond de tafel zitten, om ook de inspraak te laten gebeuren, om vorm te geven aan de kustbescherming op lange termijn. Dan denk ik aan de federale, Vlaamse, provinciale en gemeentelijke overheden, maar daarnaast ook aan de havenbedrijven en de relevante middenveldorganisaties. Kortom, we werken met zijn allen samen aan deze kustvisie. We zitten op dit ogenblik in de laatste rechte lijn. Het is onze bedoeling om tegen maart 2023 onze onderzoeksresultaten af te ronden, om dan te bekijken welke redelijke alternatieven kansrijk zijn en van dien aard zijn dat we ze het best verder analyseren en opnemen in de strategische nota.
De huidige functies die we hebben aan onze kust, willen we uiteraard bewaren en zelfs versterken waar dat kan. Dan denk ik aan de toeristische en de economische, maar ook de ecologische en de recreatieve functies. Daarvoor willen we alle kansen openstellen.
We hebben in het kader van het onderzoek de kust inderdaad opgesplitst in vier strandzones en vier havenzones. Uit het cocreatieonderzoekstraject worden dan telkens per zone apart de redelijke alternatieven geselecteerd. Er kunnen dus voor elke zone meerdere redelijke alternatieven zijn. Die moeten ook in overeenstemming zijn met die van de aangrenzende zone, want een zone staat natuurlijk niet op zichzelf. Zo heeft men dus meerdere varianten, en die varianten zullen allemaal worden meegenomen in het volgende strategisch plan, om ze dan verder te onderzoeken. Aan de Vlaamse Regering zal de goedkeuring worden gevraagd om de meest wenselijke alternatieven op te nemen in het strategisch plan en die dan verder te onderzoeken. Daarmee bedoelen we een strategisch onderzoek en een maatschappelijke kosten-batenanalyse, die misschien negatief kan zijn, maar die we dan toch ook mee opnemen voor het verdere vervolg.
Tegen eind 2024 hopen we alleszins het hele onderzoek te hebben afgerond, om dan zowel op Vlaams als op federaal niveau de toekomstige kustbeschermingsmaatregelen daadwerkelijk te kunnen verankeren en realiseren.
Mijnheer Vaneeckhout, u verwees ook naar het Masterplan Vlaamse Baaien van 2014. Dat is destijds voorgelegd aan de Vlaamse Regering, maar dat is niet goedgekeurd, dat is geen beslist beleid, omdat er onder andere nog heel wat openstaande onderzoeksvragen waren. Daarom is er daaromtrent geen formele beslissing genomen. Men deed in het kader van dat masterplan onderzoek naar open en gesloten eilandenbogen. Die kunnen misschien een aantal voordelen hebben, maar hebben ook heel wat nadelen. Zo heeft men onder andere immens veel zand nodig, dat het zand beschikbaar in de huidige concessiegebieden van het Belgisch Continentaal Plat ruim overtreft. Dat is dus sowieso een minpunt. Dit heeft ook een significante impact op de fysische en ecologische processen in onze kustwateren door het reduceren of zelfs wegvallen van het getij, zoals een verandering van het water, in die zin dat het water zoeter wordt en er minder verversing komt als de getijden wegvallen. Dat heeft dus ook een enorme impact. Dit zorgt ook voor een wijziging wat de kustbeleving op zich betreft. Het openzeekarakter gaat verloren. Ook zijn er problematische elementen wat de aanvoerroutes en dus de nautische veiligheid betreft. Kortom, heel wat problemen. Mogelijke opportuniteiten kan men zeker ook verder bekijken, maar dit is alleszins geen beslist beleid. Nu bekijken we beter in het kader van de kustvisienota die we nu ontwikkelen, hoe we tot een strategisch plan kunnen komen waarvoor er ook een draagvlak is en dat een minder significante impact heeft.
Onze kust is een zanderige kust. We voeren die zandsuppleties vandaag nog altijd uit. Die zijn wat dat betreft ook geschikt om uit te voeren. Ik weet dat daar soms wat discussie over is, maar alleszins laat dat systeem op dit ogenblik toe om te werken met natuurlijke processen. Na hevige stormen en dergelijke kijken we ook altijd wat er op natuurlijke wijze weer aanvloeit aan zand en wat dus op een eenvoudige manier kan gebeuren. En waar het niet gebeurt, worden zandsuppletiewerken uitgevoerd. Het is altijd de afweging maken van wat het meest interessante is. Als we dat niet zouden doen, zou er bij hoogwater en bij storm telkens veel meer impact zijn op onze duinen en onze dijken. Dat willen we natuurlijk ook niet, vandaar dat die zandsuppletiewerken, in de mate dat het zand niet op natuurlijke wijze wordt gevoerd, een bijkomende meerwaarde zijn om te zorgen voor meer veiligheid. En de kostprijs daarvan is toch nog altijd een heel stuk lager dan als we tal van maatregelen moeten nemen vanwege een vergroot overstromingsrisico.
De bestaande duinen en duinengordels zijn natuurlijk ook een fundamenteel onderdeel van heel onze kustbescherming. Ik heb het daarstraks al gezegd: zacht waar het kan, hard waar het moet. We moeten de natuurgebaseerde oplossingen alle kansen geven en dat doen we door duinaanleg en door duinen te herstellen. Waar het niet anders kan, zullen we ook een aantal harde maatregelen moeten nemen.
Alleszins zal de kustvisie ook een antwoord moeten geven op de duizendjarige storm en de zeespiegelstijging. Ik hoop dat we met het traject dat we nu inzetten, waarbij we ook zien dat er veel draagvlak en veel cocreatie is, eind maart finaal richting dat strategisch plan kunnen gaan, om zodoende richting eind 2024 een aantal concrete maatregelen afgeklopt te hebben.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreide antwoord, minister. Het is belangrijk dat er in dit dossier grote stappen worden gezet. We kunnen het belang van die kustbeveiliging niet genoeg benadrukken in deze commissie. Het is niet alleen belangrijk voor West-Vlaanderen. In de haven van Antwerpen is men ook een beetje afhankelijk van de stijging van de zeespiegel. Het is dus niet alleen een West-Vlaams project of probleem, maar een probleem dat ook impact heeft over heel Vlaanderen.
Het is belangrijk dat dit plan ook gedragen wordt. Er zijn meer dan honderd overlegmomenten geweest. Dat is niet min. Er wordt ook rekening gehouden met toerisme, erfgoed, vastgoed, natuur – ook heel belangrijk. Onze vier West-Vlaamse havens worden er ook in meegenomen. De uitdagingen waar onze havens voor staan, zijn ook niet min. De havens moeten inderdaad ook operationeel blijven.
We moeten er echter ook over waken dat het niet verzandt in studies, maar dat we daadwerkelijk stappen ondernemen om onze kustbeveiliging veilig te stellen. We zijn gestart in 2009 met de Vlaamse Baaien. We zijn ondertussen 2023, dus veertien jaar verder. Ik heb het zopas over de N8 Ieper-Veurne gehad. Dat is al zestig jaar. Ik hoop, minister, dat u hier daadkracht toont – maar zo kennen we u wel – en dat u in dit dossier ook vooruitgaat, ter bescherming van onze mooie kust van West-Vlaanderen, maar bij uitbreiding ook van heel Vlaanderen, tot in Limburg zelfs.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik ben het helemaal eens wat betreft het belang van de problematiek en de uitdaging. Ik ben iets ongeduldiger als het gaat over de daadkracht. Ikzelf noch mijn collega zitten hier sinds 2009, maar er wordt wel al heel lang gepland, heel lang gestudeerd. We kennen ook al heel lang de grote principes, namelijk in de eerste plaats nature-based solutions en af en toe een noodzakelijke ingreep.
Maar de harde vaststelling is wel dat er veertien jaar na datum – en dat valt niet alleen op uw conto te schrijven – nog altijd geen plan ligt of dat alleszins geen enkel plan ooit werd goedgekeurd op de Vlaamse Regering. Want u verwijst er inderdaad terecht naar dat in 2014 het Masterplan Vlaamse Baaien niet werd goedgekeurd. Er zijn daar inderdaad heel wat opmerkingen bij te maken. Er is ook nog algenvorming wanneer je kunstmatige eilanden installeert. Er zijn voor- en nadelen aan verbonden. Maar de harde vaststelling is dat we intussen ieder jaar minstens voor 5 miljoen euro zand blijven opspuiten op onze stranden omdat we er niet in slagen om een meer robuuste kustveiligheid te creëren via wat ons betreft grotendeels natuurlijke oplossingen en af en toe een noodzakelijke ingreep.
Ons geduld is wel wat op en ik vrees dat ook het geduld van heel wat actoren op is. Als je de factuur maakt van het feit dat er de afgelopen jaren geen robuust plan was, is dat een hoge factuur die eigenlijk niet uit leggen is. Als je bedenkt wat je met die 5 miljoen euro per jaar gedurende ongeveer vijftien jaar lang allemaal had kunnen realiseren qua infrastructurele ingrepen, qua herstel van duinengordels en duinenzones aan de kust, dan denk ik dat er wel wat gemiste kansen zijn.
Mijn opvolgingsvraag gaat vooral over het plan van aanpak dat u in maart eindelijk hoopt te hebben. Dan zouden er concrete pistes voorliggen die dan verder zullen worden bestudeerd en getoetst aan een aantal criteria. Er zou ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse komen die positief of negatief kan zijn. U hoopt eind 2024 misschien een aantal projecten klaar te hebben, maar die zijn dan nog niet uitgevoerd. Kunt u inschatten wat daarvan de budgettaire kostprijs is?
Ik sluit af, voorzitter. Wat is het verdere traject hierna, zowel op financieel vlak als qua timing? Wanneer zullen er aan de Belgische, Vlaamse, West-Vlaamse kust eindelijk ingrepen worden gedaan om onze kustveiligheid te vergroten? Of zullen we moeten wachten tot 2100 vooraleer we eindelijk een antwoord hebben op een vraag die al sinds het begin van dit millennium op de boterham van deze Vlaamse Regering ligt?
Minister Peeters heeft het woord.
Ik wil heel kort reageren, voorzitter. Ik ben het niet eens met de heer Vaneeckhout dat er tot op heden nog niets is gebeurd, integendeel. Mevrouw Fournier kan mij daarin bijtreden. We hebben ons Masterplan Kustveiligheid en anderhalf jaar geleden hebben we daarvan in deze commissie ook de voortgang gegeven. We hebben nu ook de brochure rond dat Masterplan Kustveiligheid ter beschikking gesteld en daarin is heel duidelijk te lezen wat we tot nu toe allemaal hebben gedaan rond kustveiligheid: stormmuren, stormvloedkeringen, zandsuppleties op ons strand, golfdempende uitbouwen en tal van andere maatregelen, een combinatie van zowel harde als zachte maatregelen.
Is het werk daarmee af? Neen, we zijn onder andere in Nieuwpoort nog steeds die stormvloedkering aan het bouwen. Maar we zetten ook in op tal van beschermingsmaatregelen om de bevolking en het hinterland te allen tijde te beschermen. U kunt dus niet zeggen dat we niets doen. We zijn volop bezig met de uitrol van dat masterplan en dat beschermt ons tot 2050, tot die zeespiegelstijging van 30 centimeter. Maar tegelijkertijd moeten we ook al verder kijken. Dat is wat we doen met onze kustvisie. We moeten kijken naar hoe we ons toekomstgericht kunnen beschermen, rekening houdende met een hogere zeespiegelstijging, rekening houdende met die duizendjarige storm. Dat is waar we nu mee bezig zijn. Tegelijkertijd is er ook het Masterplan Kustveiligheid.
Kortom, ik ben het absoluut niet met u eens wanneer u zegt dat we te weinig doen. Maar we moeten natuurlijk wel de juiste maatregelen nemen en nagaan dat er ook draagvlak voor is. U refereerde zelf aan die eilandengroepen. U weet zelf ook wel dat er in elk mogelijke handelscomplex rond de kust petities lagen om dat zeker niet te doen. We zagen ook dat de impact van die eilanden op tal van vlakken – ik zal ze niet allemaal herhalen – nefast is.
Kortom, ik vind het net goed dat we zoeken naar een meer gedragen, solide oplossing. Zoals mevrouw Fournier zegt, zoeken we een solide oplossing voor de kustregio, voor heel West-Vlaanderen en ook voor heel Vlaanderen. Want de bescherming tegen de zeespiegelstijging reikt veel verder dan alleen die kuststrook.
Ik denk wel dat we het nodige doen. Zeker de mensen van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust zijn daar heel intens mee bezig, ere wie ere toekomt. Ik nodig u uit om onze brochure er nog eens op na te lezen, zodat u kunt zien wat we allemaal al doen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal de brochure er zeker nog eens bijnemen. Ik ken de brochure en ook de acties die worden ondernomen. Ik heb ook niet gezegd dat er niets is gebeurd. Ik zeg alleen: stormmuren bouwen ... Ja, ik heb gezegd dat we al vijftien jaar studeren over een visie die richting 2100 gaat. En dat is wel wat we in deze context moeten doen. We weten dat er een zoektocht is naar draagvlak, daar heb ik zelfs alle begrip voor. Maar waarvoor er alleszins geen draagvlak is, is voor gigantische overstromingen, voor de impact van zeespiegelstijgingen, de gigantische kostprijs die daarmee samenhangt en het ieder jaar opnieuw voor 5 miljoen euro opspuiten van zand dat een jaar later weer is weggewaaid of weggespoeld en dan opnieuw opgespoten blijkt te moeten worden. Nochtans weten we dat natuurlijk duinherstel een veel robuustere oplossing is en veel recreatie- en andere mogelijkheden geeft. Ook daar is het argument van te zeggen dat er geen draagvlak voor is eindig.
Er is dus een urgentie om een aantal dingen te doen en om, ten tweede, vooral niet te focussen op die harde maatregelen. Want ik hoor het. In het Masterplan Kustveiligheid dat er nu wordt uitgewerkt, wordt gezegd dat het zacht mag waar het kan en hard waar het moet. Maar finaal hoor ik in alle voorbeelden die u aangeeft dat het de facto harde maatregelen zijn. Het gaat over weren, over het opspuiten van suppleties en het bouwen van keringen en stormmuren. Uit het ruimtelijk ordeningsbeleid aan de kust van de afgelopen decennia en de recente berichtgeving kun je alleen maar vaststellen dat zelfs nu nog bestaande duinenzones in het gedrang komen. Ik hoop overigens dat de Vlaamse Regering een bondgenoot zal zijn om die plannen van de provinciale en gemeentelijke overheden tegen te gaan. Ik ga ervan uit dat er vandaag een helder standpunt over is in de Vlaamse Regering. Ik heb alvast begrepen dat dat bij minister Demir het geval is. Ik ga ervan uit dat ze dan ook spreekt namens de Vlaamse Regering.
Ik sluit af, voorzitter, met te zeggen dat u in ons een jagende factor zult blijven hebben om daar verdere stappen in te zetten, niet alleen richting 2050, maar ook op lange termijn. Dat is financieel en maatschappelijk noodzakelijk.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.