Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik keer terug naar 2 december 2022. Dan keurde de Vlaamse Regering de GREEN-investeringssteun goed. Er wordt 200 miljoen euro voorzien om de niet-ETS-industrie (emissions trading scheme) te verduurzamen en om alternatieven te steunen voor warmte uit fossiele bronnen, zoals warmtepompen of elektrificatie. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan de studie die Technopolis en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) opmaakten voor het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO): ‘Economische potentieelstudie vergroening van de warmtevraag van de niet-ETS-industrie in Vlaanderen’. De projectoproep past in de doelstelling van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) om tegen 2030 10 procent van de niet-ETS industrie te vergroenen.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Door inzet van deze steun kunnen bedrijven belangrijke energiebesparingen realiseren. Is het de bedoeling dat de Vlaamse overheid deze investeringen voorfinanciert en die middelen op termijn ook terugkeren? Wordt er gewerkt met een zogenaamd rollend fonds?
Heeft VLAIO vooraf een impactanalyse gemaakt van hoeveel bedrijven voor deze steun in aanmerking komen en hoeveel CO2-besparing dit kan opleveren? Concreet: hoeveel bedrijven kunnen aanspraak maken op steun binnen het budget van 200 miljoen euro? Heeft men daar, binnen VLAIO, zicht op?
Zijn blauwe waterstof en de captatie van CO2 te steunen oplossingen voor niet-ETS-industrie? Oplossingen die aan bod kwamen in de studie van Technopolis en VITO waren geothermie, warmtepompen, zonnethermie, restwarmte en andere. Niet waterstof en CO2-captatie. Waarom kiest de Vlaamse Regering dan toch voor deze oplossingen?
Hoe past dit verhaal in de industriële klimaatsprong, waartoe ook beslist is?
In de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten (EBO's) worden voor de niet-ETS-industrie klimaataudits verplicht. Hoe zullen die audits eruitzien? Zijn de randvoorwaarden al bekend? Zullen deze klimaataudits een link maken met deze GREEN-investeringssteun?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank, collega Rzoska, voor uw vragen over het ambitieuze GREEN-programma dat we uitrollen om de warmtevraag van onze industrie en economie te verduurzamen.
Laat me eerst een aantal zaken toelichten. De nieuwe GREEN-investeringssteun richt zich op ondernemingen die overstappen van fossiele brandstoffen naar bijvoorbeeld warmtepompen of andere duurzame energiebronnen. Ook bedrijven die energie-efficiënte maatregelen nemen om hun totaalverbruik te verminderen, komen in aanmerking.
Een studie van Technopolis Group en VITO bracht het potentieel voor de vergroening van de energievraag bij de niet-ETS-industrie in kaart. Dat is de minder energie-intensieve industrie, zoals bijvoorbeeld de voedings- of de farmasector. Zij brengen die in kaart. Dit moet inderdaad invulling geven aan de doelstellingen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) om de uitstoot van de niet-ETS-sectoren 40 procent te reduceren en 10 procent van de warmtevraag te vergroenen tegen 2030.
Deze studie geeft een aantal interessante duurzame technologieën aan, zoals de warmtepompen op basis van restwarmte. Bijvoorbeeld in onze voedingssector is dat inmiddels bekend en zit er nog een vrij groot potentieel, gelet op hun grote warmtevraag. Denk maar aan de grote koelcellen.
Deze studie werd in een stuurgroep besproken met heel wat actoren – industrie, bedrijf, kenniscentra én middenveld – waaruit het GREEN-programma werd ontwikkeld. Dit programma past voor mij ook in het tweesporenbeleid rond de energiecrisis dat we wensen te voeren. Enerzijds bestaat dat erin om er met directe steun voor te zorgen dat onze economie blijft draaien en gezonde bedrijven niet overkop gaan. Naast de directe steun, hebben we de 100 miljoen euro die we aangrijpen om het momentum vast te houden en om te versnellen rond energie-efficiëntie en verdere vergroening.
Ik wil er hier graag op wijzen dat het GREEN-programma niet enkel uit investeringssteun bestaat. We gaan inzetten op investeren en begeleiden, zowel op sector- als bedrijfsniveau. Het is duidelijk dat het plaatsen van zonnepanelen op uw dak van een andere orde is dan warmtepompen op basis van restwarmte inzetten in uw bedrijf. De warmtestromen van een voedingsbedrijf zijn ook anders dan bijvoorbeeld in de farmasector.
Tot slot nog een correctie: in het plan wordt over 200 miljoen euro gesproken, maar het gaat over 100 miljoen euro.
Om dan op uw eerste vraag te antwoorden: de investeringssteun die wordt voorzien is dezelfde als een subsidie bij de reguliere VLAIO-kanalen van de Strategische Ecologiesteun (STRES) of de Ecologiepremie+ (EP+), binnen de grenzen van de Europese Groepsvrijstellingsverordening en het Vlaamse wetgevende kader. Het gaat om investeringssteun die een deel van de ecologische meerkosten zal dekken. Ondernemingen kunnen ook een beroep doen op de overbruggingslening tot 2 miljoen euro om energiemaatregelen te financieren. Nogmaals, ik denk dat bedrijven die investeringssteun nodig hebben als duwtje in de rug, maar dat sterke begeleiding even belangrijk zal zijn. Er is een team bedrijfsprojecten dat naar het bedrijf gaat en een scan maakt van het bedrijf om na te gaan waar energie-efficiëntie mogelijk is. Op basis van die scan kan dan een investeringsprogramma worden opgemaakt, op niveau van het bedrijf.
Dan kom ik bij uw tweede vraag. De studie van Technopolis en VITO geeft een goede basis om het potentieel te kwantificeren. De studie leverde een technisch minimum en maximum voor het vergroenen van de warmtevraag in de niet-ETS-industrie. De ondergrens bedraagt ongeveer 1,12 megaton CO2-equivalent op jaarbasis, de bovengrens 1,84 megaton. Dat komt theoretisch neer op een potentieel van 45 tot 75 procent van de warmtevraag.
Maar uiteraard zal het ervan afhangen hoeveel bedrijven inschrijven op de GREEN-investeringssteun. VLAIO ontving al heel wat positieve reacties en interesse van bedrijven om ermee aan de slag te gaan, bijvoorbeeld ook van enkele grote bedrijven in onder andere de voedingssector, die een demoproject willen opstarten en dat ook willen tentoonstellen aan andere bedrijven ter inspiratie. Dat kan dan een hefboom creëren. Dat is ook wat we daarmee beogen.
We gaan ook een monitoring uitvoeren die de vooruitgang zal opvolgen, om waar nodig bij te sturen in overleg met de sectoren en federaties. VLAIO staat dan ook in nauw contact met de Vlaamse overheidsdienst Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) om samen de monitoring van het actieplan verder te verfijnen en nauwkeurige inschattingen te kunnen maken.
Vervolgens had u een vraag over blauwe waterstof. De studie van Technopolis gaf wel aan dat waterstof tegen 2030 vooral bij de bedrijven in onze havens zal worden gebruikt, maar niettemin wilden we toch verzekeren om in deze oproep geen kansen te missen. We hebben hier dus het gebruik van groene waterstof, gemaakt op basis van groene energie, en blauwe waterstof, uit fossiel gas, waarbij de vrijgekomen CO2 wordt opgevangen. De grijze waterstof, uit fossiel gas, maar waarbij de CO2 gewoon nog vrijkomt, wordt expliciet niet toegelaten.
We laten hierin dus inderdaad zowel groene als blauwe waterstof toe, omdat er ook heel wat experts wijzen op het belang om zich niet blind te staren op groene waterstof alleen. Hernieuwbare elektriciteit die voor waterstof wordt ingezet, kan dan niet meer gebruikt worden voor de elektrificatie van het wagenpark, waardoor we weer extra fossiel gas nodig zullen hebben om elektriciteit te produceren. Ik verwijs daarvoor naar de binnenlandse experts, maar ook naar de buitenlandse, zoals Michael Liebreich, die toch een zeer gewaardeerde stem is in het debat, en die daarover vorige maand nog een vrij genuanceerd stuk heeft gebracht.
Carbon capture and storage (CCS) behoort niet tot de focus van de oproep en is dus ook niet steunbaar binnen de huidige oproep.
De klimaatsprong focust voornamelijk op de ETS-industrie, de grote, energie-intensieve bedrijven. De GREEN-oproep is dus net heel complementair, omdat hij zich voornamelijk richt op de niet-ETS-industrie, waar we met Vlaanderen ook onze doelstellingen zullen moeten halen. Uiteraard kunnen beide programma’s van elkaar leren, omdat er heel wat overlap zal zijn in de te gebruiken technologieën. Dat spreekt voor zich. Dat overzicht zal uiteraard ook goed bewaakt worden door VLAIO.
Bij de nieuwe EBO’s voor niet-ETS-industrie vragen we inderdaad aan de bedrijven om een klimaataudit uit te voeren. Die extra klimaataudit moet bedrijven aanzetten om ambitieus te kijken naar mogelijke CO2-besparende maatregelen. De bedrijven zullen dus ook voor het uitvoeren van die CO2-besparende maatregelen kunnen kijken naar GREEN-investeringssteun. En omgekeerd is het toetreden tot de EBO’s inderdaad ook een voorwaarde voor het verkrijgen van de GREEN-investeringssteun, voor die bedrijven die binnen de doelgroep van de EBO’s vallen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden op mijn vragen, minister. Ik haal er misschien toch nog eentje uit. Heb ik, op basis van uw antwoord op mijn eerste vraag, goed begrepen dat het niet de bedoeling is dat de steun terugkomt op het moment dat de energiebesparing wordt gerealiseerd en dat het dus geen rollend fonds is?
Ik kom ook nog even terug op uw antwoord op de vraag in verband met groene, blauwe en grijze waterstof. Ik heb de studie uiteraard ook bekeken. Daar spreekt men over groene waterstof. Ik vind het wat vreemd dat, op een moment dat we zeggen dat we van fossiel naar duurzaam gaan, men vanuit de overheid toch ook nog altijd die blauwe waterstof steunt. Daar hebben wij toch wat vragen bij. Ik heb daar nog altijd mijn bedenkingen bij, of dat wel een juist spoor is dat wordt gevolgd.
Ik heb nog één bijkomende vraag. U corrigeert mij vermoedelijk terecht, van 200 miljoen euro naar 100 miljoen euro. Ik twijfel daar niet aan. Maar is er ook een impactanalyse van VLAIO? Heeft men ongeveer een inschatting gemaakt van het aantal bedrijven dat men wil bereiken met dit instrument? U hebt daarnet gezegd dat u heel veel positieve geluiden hoort, dus ik ga ervan uit dat dossiers mogelijk aan het binnenkomen zijn. Maar is er vanuit het agentschap ook een analyse gemaakt om te kijken hoeveel bedrijven men met deze steun wil bereiken?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik zal beginnen met die laatste vraag. We hebben daar nog geen zicht op, maar ik vind het natuurlijk wel belangrijk om dat te kunnen monitoren en te kunnen opvolgen wat de impact zal zijn. Ik volg dat ook zeer nauw op. We hebben de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) 30 miljoen euro steun gegeven. Zij gaan werken met uitgiftes, waarbij ze dus mikken op veertig tot vijftig bedrijven. Ik weet niet of ik dat zo mag doortrekken. Het gaat over energie-efficiëntie, enkel en alleen daar. We gaan dat dus wel verder opvolgen wat dat betreft.
Het klopt dat het geen rollend fonds is. En uw visie over groene versus blauwe waterstof noteer ik.
De heer Rzoska heeft het woord.
We gaan dit dossier vanuit onze fractie uiteraard ook van dichtbij opvolgen. Ik kom hier dus vermoedelijk nog wel eens op terug op het moment dat we de resultaten van dit steunmechanisme zien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.