Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Energiesteun is nog altijd heel belangrijk. Ik moet er geen tekening bij maken dat heel wat Vlaamse ondernemingen kreunen onder de hoge energielasten. Niet alleen worden zij geconfronteerd met enorme stijgingen in de loonlasten, vanwege de indexering, daarbovenop komt nog eens die nog steeds voortdurende stijgende energiefactuur. Ik heb heel veel ondernemers gesproken in het kerstreces. Dat gaat over iedereen. Dat gaat over de slager, de bakker, de kmo, de advocaat, de grotere onderneming. Dat is echt geen kwestie van enkel de energie-intensieve bedrijven, of de grotere bedrijven, maar dat is echt wel een molensteen rond de nek van iedere Vlaamse ondernemer.
Ik denk dat Vlaanderen de grootste verantwoordelijkheid heeft om die last te verlichten. Er zijn op federaal vlak heel wat goede maatregelen om de energiefactuur van mensen te verlichten, maar op het vlak van de ondernemingen denk ik dat wij het nodige moeten doen. En daarover gaat deze vraag.
Er is uiteraard bij de begrotingsopmaak beslist om 250 miljoen euro te voorzien voor energiesteun aan bedrijven. Op 9 december werd daar een eerste besluit voor goedgekeurd. Er wordt 125 miljoen euro voorzien voor de eerste steunperiode, die loopt tot het vierde kwartaal van 2022, en voor de tweede steunperiode, die tot het eerste kwartaal van 2023 loopt.
Ondernemingen komen in aanmerking voor die steun – en dat is belangrijk –, als zij een operationeel verlies hebben geleden. Maar er moet sprake zijn van ten minste een verdubbeling van de energiekost ten opzichte van 2021, en enkel de meerkost, dat is het deel boven het dubbele van de energiekost, komt in aanmerking voor steun. Voor energie-intensieve bedrijven is er dan nog bepaalde verhoogde steun voorzien.
Ik hoor niet enkel ondernemingen, maar ook een aantal bedrijfsfederaties – wat een beetje hetzelfde is – zeggen dat ze echt zwaar bezorgd zijn over de restrictiviteit van die criteria. Die zijn veel te beperkend. Er zijn te weinig ondernemingen die daaronder vallen, en het dreigt een beetje een maatregel te zijn die te weinig ondernemingen echt vooruithelpt.
Daarbovenop komt dat het tijdelijk Europees steunkader, dat dateert van maart 2022, inmiddels is versoepeld. Eerst waren de voorwaarden strenger vanuit Europa, maar nu zijn die voorwaarden iets minder stringent, en kunnen wij onze Vlaamse steun daar ook aan aanpassen. Er is bijvoorbeeld volgens het Europees kader nu geen operationeel verlies meer nodig, maar vanaf een daling van de winsten voor belastingen met 40 procent, kun je al in aanmerking komen voor energiesteun. Ook de voorwaarde inzake de verdubbeling van de energiekosten is vanuit Europa drastisch versoepeld.
De situatie nu is dat het besluit van de Vlaamse Regering natuurlijk geënt is op het eerste, het strengere Europese kader, terwijl andere landen al volop gebruik hebben gemaakt van de soepelere Europese criteria. Als Europa toestaat om steun toe te kennen, ook zelfs tot eind 2023, terwijl de Vlaamse steun in principe stopt na het eerste kwartaal van dit jaar, dan kunnen we ons de vraag stellen of we niet te voorzichtig zijn, en of we onze ondernemingen hier niet verder in moeten helpen. Dat is alleszins het signaal dat wij ook krijgen uit het veld. Er zijn eigenlijk amper bedrijven die een aanvraag kunnen indienen.
Daarmee kom ik tot mijn vragen, minister.
Ten eerste vraag ik een beetje cijfers: hebt u al een idee van hoeveel aanvragen er op basis van het huidige kader zijn ingediend? Over welke steunbedragen gaat het, en acht u dat een succes of niet? Ik zie hier al veel glimlachen, dus ik neem aan dat het een prettige materie is. Is er al voldoende gebruik gemaakt van die maatregel, of hoe evalueert u dat?
Twee, zult u misschien nog rekening houden met de versoepelde Europese voorwaarden bij de verdere uitwerking van de steunmaatregelen, dus het versoepeld Europees kader? Hoe evalueert u de bezorgdheid van de Vlaamse bedrijfsfederaties? Denkt u dat er een aanpassing van de regeling nodig is? Het is een beetje dezelfde dynamiek als in de coronacrisis. Het is niet de bedoeling om te gaan strooien met steunmaatregelen, maar dit is echt iets wat onze ondernemingen nu op korte termijn nodig hebben.
Als je ziet wat er federaal gedaan wordt, dan denk ik ook dat we op Vlaams niveau een verantwoordelijkheid hebben. Het gaat hier niet over ondernemingen oneigenlijke subsidies toekennen of zo. Het gaat hier echt over een verlaging van die molensteen die de energiefactuur is. Zoals we ook onze mensen steunen, denk ik dat we vanuit Vlaanderen moeten inspelen op deze energielasten, voor onze ondernemers, die trouwens de grootste last van deze crisis – niet vergeten: de indexeringskost komt bijna volledig op de kap van de ondernemers in België – zelf dragen.
Collega Vande Reyde, dat is een opmerkelijk pleidooi voor een vlottere en hogere toekenning van subsidies. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Minister Brouns heeft het woord.
Nee, mijnheer Vande Reyde, maar ik vind het een heel belangrijke discussie en ik zou iedereen, elkeen van jullie, willen vragen om in de tweede ronde zijn standpunt te geven, want ik vind het oprecht heel belangrijk. We zitten vandaag in de context dat Europa een tijdelijk steunkader heeft mogelijk gemaakt waarbij je als bedrijf geen operationeel verlies moet maken, maar gewoon minder winst, tot 150 miljoen euro per bedrijf. Ik vraag jullie om jullie visie daarover te geven in de tweede ronde, zodat ik die kan meenemen naar de regering.
Ik kom tot uw eerste vraag, collega Vande Reyde. De opmaak van de regeling voor energiesteun voor het vierde kwartaal 2022 werd, zoals u weet, opgestart na de Septemberverklaring. Op dat moment was het tijdelijke crisiskader nog niet verlengd, noch versoepeld. Binnen de contouren van het op dat moment vigerende Europese tijdelijke crisiskader werd een besluit van de Vlaamse Regering (BVR) uitgewerkt, binnen de beschikbare budgettaire middelen, dat door de Vlaamse Regering principieel werd goedgekeurd op 14 oktober 2022. Hierbij werd beslist dat enkel ondernemingen die een operationeel verlies leden in het vierde kwartaal van vorig jaar en ook nog volop in het eerste kwartaal van dit jaar in aanmerking zouden worden genomen. Zo worden de middelen heel doelgericht ingezet voor ondernemingen die de verhoogde energiekosten van het laatste kwartaal 2022 binnen hun bedrijfsvoering niet kunnen opvangen of doorrekenen aan de klant. Want zo zijn er inderdaad wel wat, en heel wat reserves zijn intussen al opgegeten, zoals u terecht zegt wat betreft de problematiek in het kader van corona.
Op 17 oktober 2022 werd de regeling aangemeld bij de Europese Commissie. Het tijdelijke crisiskader werd op 9 november 2022 geamendeerd. Beide regelingen hebben elkaar bijgevolg gekruist. Dat is effectief het geval geweest.
Op 5 december 2022 ontvingen we de goedkeuring van Europa, waarna het besluit op de ministerraad van 9 december 2022 definitief werd goedgekeurd. Ondernemingen kunnen sinds 12 december van vorige jaar online een steunaanvraag indienen, en dit nog tot komende maandag 16 januari. Ik geef in alle transparantie mee dat ik een aantal bedrijfsorganisaties of belangenorganisaties heb gezien. Zij geven aan dat die termijn misschien wat kort is en dat we die misschien moeten verlengen. Die zorgen hebben u misschien al bereikt. Dat zijn zaken die ik zeker wil bekijken.
Uit het hoofd kan ik zeggen dat er al zo’n 107 steunaanvragen zijn binnengekomen, voor een bedrag van 3,2 miljoen euro. Dat is inderdaad zeer beperkt en dat kan inderdaad verschillende oorzaken hebben, onder andere misschien de voorwaarden van het kader. In de feiten is er vast te stellen dat er door hen geen operationele verliezen geleden zijn.
De huidige steunregeling voor de verhoogde energiekosten in het vierde kwartaal zal voorlopig niet worden aangepast, ook niet retroactief. We zullen uiteraard wel rekening houden met de bezorgdheden van de verschillende federaties bij de opmaak van de regeling voor het eerste kwartaal van 2023. We zullen de regeling voor het nieuwe kwartaal binnenkort in de schoot van de regering bekijken en uitwerken binnen de contouren van het nieuwe tijdelijke crisiskader en binnen de beschikbare middelen. We zullen dat evalueren.
Die competitiviteit is uiteraard belangrijk en wordt onder druk gezet wanneer twee grote spelers in Europa, Duitsland en Frankrijk, de druk op de Europese Commissie zo groot hebben gemaakt dat we naar de versoepeling zijn gegaan die we vandaag kennen. We moeten natuurlijk bekijken in welke mate dat eventueel leidt tot het verplaatsen van bepaalde activiteiten. Tot nu toe – hout vasthouden – valt dat gelukkig mee. We hebben natuurlijk een aantal instrumenten die voor een permanente verplaatsing kunnen behoeden. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de technische werkloosheid. We voelen dat dat niet onbelangrijk is in een dergelijke context.
Collega Vande Reyde, in de schoot van de regering is er heel duidelijk afgesproken dat we het heel nauw zullen monitoren en opvolgen. In de mate dat het echt nodig is, zullen we verdere versoepelingen doorvoeren om onze bedrijven competitief te houden ten aanzien van de collega’s in het buitenland.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Commissievoorzitter, lachen is gezond, maar ik hoop dat het lachen u ook wel een beetje vergaan is, als u de cijfers hoort. Er zijn 107 ondernemingen die een aanvraag hebben ingediend. Ik weet niet of jullie weten hoeveel ondernemingen er zijn in Vlaanderen. Dat zijn er meer dan een half miljoen. Er zijn meer dan een half miljoen ondernemingen, waarvan de overgrote meerderheid echt kreunt onder die energielasten. Daarvan hebben 107 ondernemingen een aanvraag ingediend. 3,2 miljoen van de totale steun, van 125 miljoen, komt daarvoor in aanmerking.
Ik denk dat dat al een beetje aantoont – en ik ben blij dat u dat ook erkent – dat de voorwaarden geëvalueerd moeten worden en dat er gekeken moet worden waar we het beter kunnen doen, om onze ondernemingen te steunen. Dit kader, deze criteria volstaan niet om de ondernemingen te helpen met hun hoge energielasten. Dat kun je, denk ik, niet ontkennen.
Ik geef u gelijk, minister en commissievoorzitter, als jullie zeggen dat men nu niet moet beginnen met het geld uit ramen en deuren te gooien en geen criteria te stellen. Neen, uiteraard niet. Maar Europa laat een aantal zaken toe die ook in Duitsland, Nederland en Frankrijk worden toegepast. Het steunbedrag in Duitsland is momenteel 6 miljard, in Nederland 1,6 miljard, in Frankrijk 5 miljard euro. We spreken uiteraard over een grotere schaal, maar je ziet toch dat ondernemingen wel de weg vinden naar die energiesteun. En dat zorgt hier – en we hebben het er in de uiteenzettingen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over gehad – voor een gigantisch concurrentienadeel van onze bedrijven, die, in tegenstelling tot de andere landen – ik zeg het nogmaals – die automatische loonindexering al moeten absorberen. Op deze manier creëren wij een economisch kerkhof. En we moeten dat beter doen in de tweede steunperiode.
U vraagt zich af wat we er allemaal van vinden, dus ik zal dat nog eens heel stellig zeggen. Ik denk dat we die voorwaarden inzake de Earnings Before deduction of Interest, Tax and Amortisation (EBITA) – de winsten voor belastingen enzovoort – inderdaad moeten veranderen naar het Europese kader: in plaats van een negatieve EBITA een verlies van 40 procent. Ik denk dat we ook de looptijd verder moeten aanpassen tot en met eind 2023, zoals door de commissie wordt toegestaan, en – maar dat gaat u, denk ik, ook bekijken, als ik u goed gehoord heb – de definitie van energiekoststijging aligneren op het Europese kader.
Ik wou u nog vragen hoeveel er momenteel overschiet van het steunbudget, maar goed, het is dan vrijwel het volledige steunbedrag dat nog onderbenut is. Goed, laat ons daar nu lessen uit trekken en ervoor zorgen dat de ondernemingen echt wel snel gesteund worden in deze energiecrisis. Nogmaals, dat heeft echt niks te maken subsidies uit ramen en deuren smijten. Dit heeft te maken met dringende ondersteuning van ondernemingen die anders geconfronteerd dreigen te worden met jobverlies en het tenietdoen van economische groei door een – laat ons hopen – tijdelijke crisis, waarbij ze de grote last van de loonindexering eigenlijk al moeten dragen.
Dank u wel, collega Vande Reyde.
Het was een uitnodiging van de minister, collega’s, dus ik neem aan dat u die aanneemt.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, als de minister iets vraagt, dan kunnen wij niet anders. Dan moeten wij nederig antwoorden.
Collega Vande Reyde, ik vind dat u nogal straf taalgebruik gebruikt. Het is misschien raar dat dat vanuit de oppositie komt, maar u hebt het over een economisch kerkhof dat hier mogelijk dreigt. Ik denk dat we in de coronaperiode en nu ook met de hoge energieprijzen met z’n allen bijna kamerbreed, schouder aan schouder, die steunmaatregelen die uitgewerkt zijn, telkens hebben gesteund. Terecht, omdat we ook wel – zelfs vanuit de oppositie – met z’n allen zagen dat het van belang is dat de ruggengraat van de Vlaamse economie rechtop blijft staan. We moeten ondernemers, bedrijven, en uiteraard ook de werknemers die daar werken, kunnen steunen, zodanig dat we door die coronacrisis, maar ook door die energiecrisis geraken.
Twee, om concreet te antwoorden op de vraag van de minister – maar misschien heb ik het verkeerd begrepen, collega Vande Reyde. Uw pleidooi is net – en misschien kunt u mij daarop corrigeren – om aan bedrijven die winst maken, eigenlijk ook energiesteun te gaan uitkeren, als ik het goed begrepen heb. Daar, moet ik eerlijk zeggen, haak ik wat af, om de heel eenvoudige reden dat ik, net zoals u, vind dat een overheid heel voorzichtig moet omgaan met de euro’s die we in subsidies en in steun steken. De coronasteun moest heel snel komen. We hadden eigenlijk veel te weinig tijd om fijnmazig te werk te gaan, met het gevolg dat we toch heel wat steun hebben moeten recupereren, hebben moeten terugvragen. Dat kwam, denk ik, uit de evaluatie van de coronasteun. En dus vind ik het nu heel goed dat er een duidelijk kader is. Voor mij is het duidelijke kader: het zijn bedrijven die in de problemen komen. Maar een bedrijf dat winst maakt? Ja, sorry, dan haak ik eigenlijk af. Ook de steunmaatregelen op federaal niveau waar u naar verwijst, zijn fijnmazig opgemaakt en worden niet uitgestrooid over iedereen, maar over diegenen die het nodig hebben.
Dat is, denk ik, een duidelijk antwoord, minister. Als het van ons afhangt, dan blijft dat criterium staan. Het gaat voor ons enkel om bedrijven die operationeel in de problemen komen na aftrek van de winst, en niet om iedereen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, en ook collega Vande Reyde, ik ben toch wel wat verbaasd over de insteek die u hanteert in uw vraag. En dat is niet zozeer omdat u wijst op een terecht probleem, want we kunnen niet ontkennen dat onze economie en onze bedrijven onder druk staan door de hoge energieprijzen. Ik volgde deze commissie in het verleden niet op de voet, maar ik zag in u een ideologische scherpslijper als het gaat over waar de overheid wel en niet geld aan geeft. Laat mij daar heel duidelijk in zijn: ikzelf maar ook mijn fractie, wij geloven in overheidssteun. Wij geloven dat overheidssteun noodzakelijk kan zijn, dat die soms ook nodig is en vaak ook wenselijk, maar wel altijd vanuit een heel duidelijke doelmatigheid. Dat was toch het pleidooi dat ik bij u tot voor kort altijd meende te ontwaren, namelijk dat steun vanuit de overheid een doel moest dienen. Ik zou er dus toch voor waarschuwen om die doelmatigheid niet los te laten. Ik denk dat wij als overheid de opdracht hebben om goed na te denken over waar we wel en geen steun aan geven. We kunnen verschillen over wat dan die doelmatigheid is, maar het principe van ‘laat ons als overheid verstandig omgaan met de middelen die we hebben en goed kijken welk doel die middelen dienen’ zou ik in dezen toch ook willen hanteren.
Wat concreet de steunmaatregelen aan bedrijven betreft, is het altijd de overtuiging van mijn fractie geweest dat we als overheid inderdaad voluntaristisch moeten zijn in het rechthouden van onze economie, dat in tijden van crisis bedrijven, net als burgers, moeten kunnen rekenen op een overheid die garant staat, die er borg voor staat dat de bedrijven overeind blijven, maar dus vanuit de doelmatigheid: bedrijven die in de problemen komen, die anders zonder deze crisis – of het nu de coronacrisis was of de economische crisis – zeker rendabel zouden zijn en draaiend zouden blijven, maar waar die rendabiliteit onder druk komt te staan, waar men dreigt overkop te gaan vanwege de problemen, daar moeten we een tandje bij steken.
Zonder dus in concreto te zeggen waar je de ‘cap’ moet leggen, is mijn oproep, minister: laat ons toch vooral bekijken dat we die bedrijven helpen die echt in de problemen komen en anders niet in de problemen gekomen zouden zijn. Dus daar ook vanuit onze fractie alle steun aan een overheid die borg staat en die garant staat voor het draaiend houden van onze economie, maar toch te allen tijde die doelmatigheid in het oog houden. Ik hoop dat we het daarover in deze commissie eens zijn: alle steun voor ondernemers die het moeilijk hebben en overkop dreigen te gaan, maar toch opletten dat we niet op een bepaald moment de winsten gaan subsidiëren eerder dan de werkgelegenheid. Dank u.
Namens mijn fractie wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om over het belangrijke onderwerp dat collega Vande Reyde hier aanhaalt, ons standpunt mee te geven.
Ik denk dat die steun noodzakelijk is, dat er inderdaad een aantal ondernemingen bijzonder zwaar lijden onder deze energiecrisis. Ik denk dat iedereen die de voorbije maanden contact had met sectorfederaties en bedrijven, ook heeft vastgesteld dat de verscheidenheid van de impact van de crisis nog nooit zo groot is geweest. Er zijn op dit moment nog altijd bedrijven die hun energie ‘sourcen’ aan prijzen van voor de crisis. Tot in het najaar was dat de ruime meerderheid van de bedrijven, zowel klein als groot had nog langlopende energiecontracten en was dus niet geconfronteerd met de fors oplopende prijzen die op de groothandelsmarkten werden genoteerd. Dat is de voorbije weken langzaamaan aan het veranderen, maar gelukkig zien we dat op die groothandelsmarkten de prijzen ondertussen gedaald zijn naar een veel lager niveau dan in de periode augustus-september, de periode waarin deze steun werd opgemaakt en ontwikkeld.
De reële impact van de energiecrisis is dus voor heel veel bedrijven heel verschillend en vergt ook een aanpak op maat. Het verwondert mij eigenlijk niet dat er tot op vandaag relatief weinig bedrijven verlies lijden – want daarover gaat het – door de hoge energiefacturen die ze te verwerken krijgen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het steuninstrument dat in de markt is gezet en dat selectief is in zijn benadering, een grondige evaluatie verdient, en misschien zelfs op relatief korte termijn. Daarom heb ik de vraag, minister, om dat te doen, misschien in overleg met de SERV. Het steunmechanisme is ook tot stand gekomen in overleg met sectoren en met de federaties. Zij voelen heel nadrukkelijk de polsslag van de bedrijven op dit moment. Het is dus nuttig om op korte termijn zo’n grondige evaluatie te doen van het steunmechanisme en ervoor te zorgen dat we daadwerkelijk de bedrijven steunen die steun nodig hebben.
Minister Brouns heeft het woord.
De criteria die we samen hebben gemaakt, waren in het eerste kader dat Europa daarvoor had opengesteld. Dat is gebeurd samen met de belangenorganisaties en federaties. U hebt daar heel veel belang aan gehecht. Binnen de regering zijn we ook tot afspraken gekomen. Het operationeel verlies was een belangrijk uitgangspunt. Dat was in het eerste kader zeker het geval. Ergens eind augustus zaten we aan het prijsniveau van 346 euro voor gas. Dat was gigantisch hoog. Vandaag zit het weer rond de 100 euro, al schommelt het nog veel, dat is al een heel andere context in een paar maanden tijd. Er waren er ook met een vast contract dat dit jaar zal aflopen.
2023 is een heel andere realiteit, daarover ben ik het met u eens. Er zijn de grondstofkosten naast de loonkosten die er eind januari bij komen en dan de energiekost nog. Die context verdient om zeer nauw opgevolgd te worden, maar een kerkhof van bedrijven die winst maken, is voor mij nog altijd een strijd. Dat zal voor mij een moeilijk punt blijven. Ik ben bijzonder kritisch ten opzichte van het buitenland en Europa. Als er nog winst wordt gemaakt, moet je kritisch durven zijn. Dat neemt niet weg dat we hebben afgesproken dat we dat nauw zullen monitoren en opvolgen – nogmaals – om de competitiviteit te bewaken. We hadden het hier daarnet over competitiviteit. Ik heb het de laatste maanden frequent ervaren: zelfs zeer grote bedrijven die hier gevestigd zijn, worden geconfronteerd met hoge kosten, de energie- en loonkosten, maar toch kiezen ze om hier te blijven en verder te investeren en te groeien wegens die competitiviteit en de belangrijkste grondstof in Vlaanderen: onze mensen. Dat stemt positief.
Ik besluit dat we in zeer nauw overleg met de federaties en de belangenorganisaties dag op dag zullen monitoren en opvolgen, zodat onze bedrijven maximaal het hoofd boven water kunnen houden in moeilijke tijden.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor alle interessante informatie.
Collega Rzoska en collega van de Vooruitfractie, uiteraard moeten die ondernemingen gesteund worden, uiteraard pleit ik daar vrij fel voor. Alles wat wij doen in dit land, alles wat we in deze crisis qua koopkrachtmaatregelen kunnen nemen – de koopkracht beschermen, zorgen dat de mensen niet in de miserie belanden –, dat komt juist door die ondernemers, dat komt door die bedrijven. Zij absorberen die volledige loonindexering. Beeld u eens in wat dat betekent!
Ik hoor u in de commissie Welzijn graag pleiten voor meer welzijnsuitgaven, en voor Onderwijs, vaak terecht, maar het zijn wel de ondernemers die dat uiteindelijk allemaal betalen. U moet zich daar eens bewust van zijn, wat dat betekent. Het zijn niet zomaar winstgevende slechte boze en kwaadaardige mensen.
Het EBITA-criterium is zeer belangrijk, dat is geen nettowinst, verre van. Het criterium gaat over de EBITA, dat is winst die ondernemingen hebben voor ze belastingen, afboekingen en afschrijvingen doen. Dat is geen nettowinst, zoals ik al vaak gehoord heb. Trouwens, zelfs als ze op het einde van de rit winst overhouden, wil dat niet zeggen dat ondernemers absoluut niet meer geholpen moeten worden; dat elke steun aan hen weggesmeten geld is. Integendeel, weet u wat ondernemers doen met hun winst? Ze investeren opnieuw in hernieuwbare energie, in nieuwe mensen, in de vooruitgang van hun onderneming. Ze zorgen ervoor dat die niet alleen dit jaar nog bestaat, maar ook de jaren daarna. Zomaar zeggen dat winstgevende bedrijven – voor of na de aftrek van hun belastingen – geen steun moeten krijgen, vind ik heel kort door de bocht.
Ik ben blij dat de minister het erkent, dat is de essentie, er zijn maar 107 ondernemingen die een aanvraag hebben ingediend. Er was 250 miljoen euro voorzien. Dat is, denk ik, unaniem goedgekeurd. Daarvan gaat 3,2 miljoen euro naar die 107 ondernemingen. U kunt het licht van de zon toch niet ontkennen? De regels zijn veel te stringent op dit moment. Daar moeten we iets aan doen, we moeten dat aanpassen.
Het is goed dat de minister dit gaat herzien en ik neem aan dat we daarvoor een aangepast kader gaan kunnen aanbieden aan onze ondernemers, die daar echt wel dringend nood aan hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.