Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Onlangs werden we met de leden van de commissie Onderwijs uitgenodigd voor een ontbijtdialoog van de Hogeschool Odisee. Daar werd ons heel duidelijk meegegeven dat de talige competenties van heel wat startende studenten, ook al beschikken ze over een diploma secundair onderwijs, onvoldoende zijn om maximale kansen te hebben in het hoger onderwijs. Bij meer en meer instromende studenten wordt dit via taaltesting vastgesteld.
Er werd tijdens de dialoog verwezen naar een proefproject in Gent waar Hogeschool Odisee met het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) Kisp samenwerkt. De eerste ervaringen met het werken met een centrum voor volwassenenonderwijs zijn positief. Er zijn plannen om dit in de toekomst voort te zetten en desgevallend uit te breiden naar andere campussen.
De centra voor volwassenenonderwijs beschikken op het vlak van geletterdheid over veel expertise en kunnen in samenwerking met de hogescholen binnen hun bevoegdheid ondersteuning aanbieden via bijvoorbeeld het voorzien van geletterdheidsmodules.
Voor die studenten die echter niet als anderstaligen erkend zijn, dient het CVO inschrijfgeld aan te rekenen. Om de draagkracht van de studenten en cursisten maar ook de draagkracht van de hogescholen niet verder te belasten, stelt de Hogeschool Odisee voor om een vrijstelling van het inschrijvingsgeld aan het centrum voor volwassenenonderwijs en voor de geletterdheidsmodules voor deze studenten te voorzien.
Voor de studenten die geen diploma secundair onderwijs hebben en dus via een toelatingsproef afwijkende toelating zouden zijn ingestroomd – dit is een kleine groep – is er geen probleem, want zij zijn vrijgesteld van inschrijvingsgeld.
Dit is natuurlijk een nobel voorstel, maar zouden we eigenlijk niet mogen verwachten dat, wanneer een secundaire school iemand een diploma of getuigschrift uitreikt, de betrokken leerling het Nederlands in voldoende mate machtig is om een opleiding in het hoger onderwijs aan te vatten?
Als dat niet het geval is, kan dat verschillende oorzaken hebben. Ofwel bereiken de secundaire scholen hun doelen niet en reiken ze wel een diploma uit en dan moeten we natuurlijk actie ondernemen richting de secundaire scholen. Ofwel bereiken de secundaire scholen hun doelen wel, maar liggen de verwachtingen van de hogescholen elders. In dat geval zou je kunnen stellen dat de hogescholen zich moeten conformeren aan de doelstellingen die in het secundair onderwijs worden gesteld.
In elk geval biedt het voorstel van Odisee een antwoord op individuele problemen van studenten, maar die moeten ons inziens ook worden gekoppeld aan een aantal fundamentele vragen.
Minister, hoe reageert u op het voorstel van Hogeschool Odisee om een vrijstelling te voorzien voor die leerlingen die ingeschreven zijn in een in het hoger onderwijs erkende graduaatsopleiding of professionele bacheloropleiding en eveneens ingeschreven zijn voor geletterdheidsmodules Nederlands, modules aanvullende vorming of algemene vorming?
Hebt u ook van andere onderwijsinstellingen al dezelfde vragen ontvangen?
Hoe zult u de aansluiting op systeemniveau tussen het secundair onderwijs en het hoger onderwijs garanderen?
Welke maatregelen zult u nemen om de slaagkansen van individuele studenten te verhogen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat ik deze vergadering niet moet overtuigen van het belang dat wij hechten aan het inzetten en het focussen op Nederlands en wiskunde, maar vooral op Nederlands. We hebben dat ook een concrete vertaalslag gegeven met de introductie van de KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) in het kleuteronderwijs.
Maar ook bij de instroom in het secundair onderwijs is de taalvaardigheid en de kennis van het Nederlands van de leerlingen echt cruciaal. Elke leerling die daar voor het eerst instroomt, wordt verplicht onderworpen aan een taalscreening Nederlands. Op basis van die taalscreening beslist de school of er maatregelen nodig zijn. We hebben daar dus al verschillende barrières of poortwachtersmogelijkheden om in te grijpen. Dat is belangrijk. Scholen hebben verschillende hefbomen om in te grijpen: het organiseren van inhaallessen, het aanbieden van flexibele trajecten of een leerling verplichten om maximaal drie uur extra Nederlands te volgen bovenop het wekelijkse lessenrooster. Die mogelijkheden zijn misschien niet altijd even gekend, maar ze zijn er wel.
Om secundaire scholen te ondersteunen in het concreet vormgeven van taalintegratietrajecten hebben we een praktische inspiratiegids en website ontwikkeld.
Bij de ontwikkeling van de vernietigde eindtermen van het secundair onderwijs hebben we de focus gelegd op de sleutelcompetenties 2, 3 en 6. Dat zijn onder andere wiskunde, wetenschappen en talen, maar ook Nederlands. Daarnaast hebben we het concept academische taalvaardigheid meegenomen. Zo is er maximaal rekening gehouden met de input van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) aangaande talige startcompetenties voor het universitair onderwijs en werden ook experten die betrokken zijn bij de ontwikkeling van taaltesten geraadpleegd of maakten ze zelf deel uit van de ontwikkelcommissies.
Daarnaast hebben we in de eerste graad secundair onderwijs de eindtermen basisgeletterdheid ingevoerd. Die eindtermen omvatten ook een basispakket Nederlands en moeten door iedere leerling afzonderlijk worden behaald en moeten voorkomen dat leerlingen onvoldoende geletterd kunnen uitstromen.
We hebben het in deze commissie al gehad over de recente peiling van 2022 en de resultaten, waaruit blijkt dat de resultaten voor Nederlands alvast hoopvol zijn. Er zijn ter zake heel wat kritische bemerkingen te maken of elementen die ons bezorgd moeten maken, maar anderzijds zijn er ook wat positieve elementen, zoals de resultaten inzake basisgeletterdheid voor Nederlands.
Het Leesoffensief dat ik samen met de minister-president heb gelanceerd, focust op het versterken van leescompetenties van kinderen en jongeren. Leescompetenties staan op het kruispunt van de vier talige vaardigheden lezen, spreken, luisteren, schrijven en zijn daardoor een sterk instrument om het Nederlands te versterken.
De afgelopen jaren hebben we wel wat middelen uitgereikt voor de professionalisering van schoolteams met het oog op het installeren van een duurzaam taal- en leesbeleid, waarbij de focus altijd lag op een versterking van de onderwijstaal.
Ook hoop ik dat het Leerpunt diezelfde focus zal hanteren op het Nederlands en wiskunde, op de essentie, wat betreft de didactiek en in dezen de juiste taaldidactiek, om zo een goede vertaling te geven naar welke methodieken effectief afdoende wetenschappelijk bewezen effectiviteit hebben op de klasvloer.
Ook bij de Vlaamse toetsen zit de focus op Nederlands en wiskunde. Via de Vlaamse toetsen willen we zowel in het lager onderwijs als in het secundair onderwijs een vinger aan de pols houden inzake de evolutie van de kennis ter zake.
Ook buiten de schoolmuren zijn er wel wat opportuniteiten om de taalvaardigheid Nederlands van onze jongeren te versterken. Ik kan verwijzen naar de zomerscholen, een nieuwigheid die we deze regeerperiode samen met minister Somers hebben ingevoerd.
Maar ook ouders zijn een belangrijke partner. Via een recent opgestart onderzoek laat ik bekijken welke hefbomen er bestaan om de betrokkenheid van ouders bij het leren van hun kind te versterken. We moeten nog veel meer inzetten op die ouderlijke verantwoordelijkheid: welke instrumenten zijn daar van iets dwingerder aard om ervoor te zorgen dat ouders veel meer het leerproces van hun kinderen opvolgen en ook zelf ter zake een inspanning leveren, zodat dat leerproces zich niet beperkt tot de periode van 8.30 uur tot 15.30 uur in de namiddag?
Ik ondersteun zeker en vast de hogescholen die initiatieven nemen om de kennis van het Nederlands van hun studenten bij te spijkeren als ze merken dat daar nood aan is. De instellingen in Brussel krijgen daar zelfs specifieke Brusselmiddelen voor.
Jongeren kunnen voor een geletterdheidsmodule Nederlands terecht bij de CVO’s of bij het aanbod dat door verschillende hogeronderwijsinstellingen zelf wordt voorzien. Heel wat instellingen voorzien in een test, al dan niet gecombineerd met een remediëringsaanbod, een cursus of zelfstudie. Dat hogescholen ervoor kiezen om de remediëring van studenten samen uit te werken met andere onderwijsaanbieders, zoals de CVO’s, vind ik een goed voorbeeld van een ruime samenwerking.
Wie zich inschrijft voor een dergelijke geletterdheidsmodule Nederlands en ‘leren leren’ aan een CVO en al een diploma secundair onderwijs heeft en niet in aanmerking komt voor een van de andere vrijstellingscategorieën van het decreet Volwassenenonderwijs, betaalt het standaardtarief van 1,50 euro per lestijd.
De 25 geletterdheidsmodules Nederlands en ‘leren leren’ variëren in duur van 8 tot 20 lestijden. Per module bedraagt het maximale inschrijvingsgeld dan 30 euro. Dan kun je vragen of dat het sop de kool waard is. Dit lijken me geen onoverkomelijke bedragen voor een toch wel fundamentele investering in jezelf als student. Indien een student geen 30 euro kan geven per semester voor die investering, dan kan de student desgevallend ook nog aankloppen bij de studentenvoorziening om te zien wat mogelijk is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, u gaf een hele oplijsting van de acties die ondertussen op poten werden gezet om het Nederlands ook effectief als taal in het onderwijs te kunnen aanleren. Dat is toch wel een indrukwekkende lijst. En toch zijn er nog heel wat mensen die moeite hebben om onze taal te leren.
U gaf zelf aan dat een aantal initiatieven niet gekend zijn, bijvoorbeeld dat er extra uren Nederlands kunnen worden gegeven. Wat mij betreft, moeten we blijven inzetten op preventie, op die zaken die nu al mogelijk zijn, maar ook de samenwerking tussen de CVO’s en het hoger onderwijs stimuleren.
Voor sommige mensen is 30 euro wél een grote hap uit het budget, voor anderen niet. Ik stel voor dat we er alles aan doen om de bestaande geletterdheidmodules maximaal te ondersteunen en maximaal bruggen te bouwen tussen de CVO’s en het hoger onderwijs. Waar mogelijk zou ik toch proberen om dat positief in de kijker te zetten.
Het is inderdaad zeer zorgwekkend dat er studenten in ons hoger onderwijs binnenstromen van wie de taalvaardigheid te wensen overlaat. Dat is een kwalijke tendens. Maar goed, dat is natuurlijk al langer dan vandaag, daarvan zijn wij ons zeer bewust.
Minister, u hebt daarnet al de cruciale stappen opgesomd. Ik zal ze niet herhalen, behalve de KOALA-test. Dat is een van de belangrijkste stappen, omdat je dan al op een heel jonge leeftijd screent en extra trajecten aanbiedt.
Mevrouw Vandromme, u zei daarnet dat de lijst indrukwekkend is, maar dat het toch fout loopt. We krijgen zoiets niet van vandaag op morgen opgelost. Dat traject heeft helaas heel veel tijd nodig. We moeten die kaart van het Nederlands blijven trekken. Het is goed dat hogescholen daarop inspelen en dat ze proberen die studenten bij te spijkeren. Maar het is natuurlijk nog veel belangrijker dat ze het hoger onderwijs binnenstromen en al sterk staan wat betreft de kennis van het Nederlands. Dat is iets wat onze collega Annabel Tavernier hier vaak aanhaalt: laten we altijd focussen op het belang van het Nederlands, want dat is de enige structurele maatregel die we hier kunnen nemen.
Minister Weyts heeft het woord.
Daar heb ik weinig aan toe te voegen. Als we nog extra maatregelen kunnen nemen, dan doe ik dat graag. We zijn er ondertussen wel in geslaagd om die consensus te bewerkstelligen. In het begin van deze regeerperiode was dat misschien niet even duidelijk of werd dat niet breed gedragen in deze commissie in het parlement, maar nu wel, namelijk de focus op de essentie, vooral op het Nederlands, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Ik hoop dan ook dat we na de herziening van de eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs en vervolgens voor de eerste graad secundair onderwijs eindelijk ook de eindtermen basisonderwijs kunnen aanpakken en daar de focus kunnen leggen op het Nederlands en op wiskunde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.