Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is een vraag die door allerlei omstandigheden al een paar commissievergaderingen meegaat, maar ik denk dat ze even relevant blijft, want als er een zomer voorbij is, komt er snel een volgende zomer aan.
Tijdens de afgelopen zomerperiode in 2022 zagen we tussen half juni en eind augustus een grote oversterfte in ons land. Sciensano spreekt van het hoogste percentage qua oversterfte tijdens de zomer in twintig jaar, namelijk 5,7 procent. Dat is toch wel opmerkelijk, want de twee zomers daarvoor waren heel intense coronazomers, terwijl dat in 2022 toch wel wat minder intens was.
Sciensano zelf spreekt van een dubbele verklaring: covid en de hitte, ook iets wat we helaas vermoedelijk de komende jaren en decennia steeds meer kunnen verwachten. Medio juli kenden we inderdaad het hoogtepunt van de zevende coronagolf, maar die piek was niet te vergelijken met voorgaande golven, zeker niet wat het aantal overlijdens betreft, en gelukkig maar. In die periode zagen we nooit meer dan twintig coviddoden per dag, terwijl in de eerste en tweede golf tien- tot haast twintigvoudige aantallen werden genoteerd. De hitteperiodes die we kenden gedurende de afgelopen zomer, lijken dus de meer aannemelijke bepalende factor en verklaring voor deze cijfers.
Een opvallend onderscheid in de oversterftecijfers van vorige zomer is de kloof tussen mannen en vrouwen. In de periode van midden mei tot begin oktober zien we bij vrouwen van 65 jaar of meer een zowat vijfmaal grotere oversterfte dan bij hun mannelijke leeftijdsgenoten, zelfs na correctie op de oververtegenwoordiging van vrouwen in die oudste leeftijdsgroepen. Volgens onderzoekers zou dat erop kunnen wijzen dat vrouwen vanaf een bepaalde leeftijd een stuk kwetsbaarder zijn voor de hitte dan mannen. Daar is echter meer onderzoek voor nodig, klink het bij de onderzoekers zelf. Aangezien aan te nemen valt dat dergelijke hitteperiodes in de toekomst steeds meer zullen voorkomen, kan men ook dat soort onderzoek maar beter preventief doen, vinden wij.
Minister, daarom heeft onze fractie hierbij een aantal vragen. Hoe kijkt u zelf naar deze oversterftecijfers van de zomer van 2022, en hoe verklaart u die? Ziet u nog andere mogelijke oorzaken dan de hitte en de uitlopers van covid? Erkent u dat er ook diepgaand onderzoek nodig is om de impact van de hitte op het aantal overlijdens beter te kunnen inschatten en beperken? Hoe zult u dat aanpakken? Hoe zult u een zicht proberen te krijgen op de oorzaken van het grote verschil in oversterfte tussen oudere vrouwen en oudere mannen? Hoe zult u, op basis van de cijfers van dit jaar en eventueel bijkomende analyses ervan, komen tot nog meer gerichte maatregelen om vooral ouderen te sensibiliseren over en te behoeden voor de gevaren van hitteperiodes? Hoe zult u daarbij specifiek de focus houden op oudere vrouwen? Volstaan de hitteplannen die we vandaag kennen in bijvoorbeeld woonzorgcentra om veelvuldige, langdurige en heftige hitteperiodes op te vangen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel. Veel vragen, maar niet op alles is een eenduidig antwoord te geven. Oversterfte is een regelmatig weerkerend fenomeen als gevolg van fysieke stressoren, zoals hittegolven, epidemieën, hongersnood, enzovoort.
In Vlaanderen gaat het gelukkig niet over hongersnood, maar gaat het vooral over infectieziekten zoals griep en COVID-19, en inderdaad ook – zoals u zegt – over hittegolven tijdens de zomer. (Opmerkingen)
Ik maak geen associatie met de stikstofcrisis.
Gewoonlijk worden deze periodes van verhoogde sterfte gevolgd door een daling, omdat ze vooral personen treffen die al waren verzwakt door een andere aandoening, een proces dat als ‘harvesting’ wordt omschreven. Het is dus meestal een verschuiving van de sterfte naar een vroegere datum, maar we kunnen dat natuurlijk maar aantonen wanneer de cijfers voor het volledige jaar 2022 beschikbaar zijn. De COVID-19-pandemie in 2020 was daarop overigens een uitzondering, omdat de verhoogde sterfte door COVID-19 niet helemaal is gecompenseerd door een lagere sterfte door andere aandoeningen. Dat is gebleken uit de cijfers die ik in augustus heb voorgesteld. Het was opmerkelijk om te zien dat dat dus echt een oversterfte was.
Omdat de episodes van verhoogde sterfte gewoonlijk plaatsvinden tijdens of kort na hittegolven is de meest aannemelijke verklaring wel dat de oversterfte wordt veroorzaakt door de hitte. Ook de COVID-19-epidemie heeft echter een mogelijke invloed. We zien dat de piek van de zevende coronagolf samenvalt met de tweede en derde warmteperiode. We weten ook dat coronapatiënten gevoeliger zijn voor hittestress. Dat in combinatie met verhoogde ozon- en fijnstofconcentraties kan leiden tot een hogere sterfte. Zonder specifieke en meer gedetailleerde cijfers blijft het echter moeilijk om hierover echt een harde uitspraak te doen. Daarom is er diepgaander onderzoek nodig. Het percentage qua oversterfte is hoog. We moeten wel opletten met het vergelijken van dat percentage met cijfers van voor 2020, toen er nog geen sprake was van COVID-19.
Op uw tweede vraag heb ik al geantwoord. Ik heb inderdaad diepgaander onderzoek nodig, het antwoord is dus ja. Het is echter niet eenvoudig om veel informatie uit de sterftecertificaten af te leiden. De gegevens zijn geanonimiseerd, en mogelijk ook niet altijd voldoende accuraat. Desondanks zouden we toch een beter zicht moeten krijgen op bijvoorbeeld de sterfteoorzaak, de woonsituatie en woonplaats van deze personen, en eventuele onderliggende aandoeningen. Door het huidige proces van registratie zullen de oorzaakspecifieke sterftecijfers voor het jaar 2022 ten vroegste over een jaar beschikbaar zijn. Ik kan dus geen uitspraken doen over toenames of verschuivingen zolang ik die cijfers niet heb. Voor COVID-19 zijn de cijfers wel reeds beschikbaar omdat hiervoor een afzonderlijke specifieke registratie werd opgezet, en om hier zeer kort op de bal te spelen. Ik zal dat, zodra het technisch haalbaar is, bekijken met mijn administratie. Ik erken absoluut dat het nuttig is om de cijfers te kennen.
Het verschil tussen mannen en vrouwen is inderdaad frappant, maar niet onverwacht. Dit verschil is overigens enkel van toepassing op de extra sterfgevallen zonder COVID-19, een belangrijk aandachtspunt. Voor de overlijdens door COVID-19 lagen mannen en vrouwen duidelijk dichter bij elkaar. In 2020 heeft het agentschap Zorg en Gezondheid dosis-effectrelaties laten opstellen voor hitte en mortaliteit, specifiek voor Vlaanderen. Ook uit deze cijfers kunnen we afleiden dat vrouwen gevoeliger zijn, en dus een hoger risico hebben op overlijden tijdens warmteperiodes. De reden voor het verschil tussen mannen en vrouwen kan alleen maar fysiologisch zijn aangezien de blootstelling hetzelfde is, en de trend ook blijft bestaan binnen leeftijdsgroepen, dus er is evenmin een demografisch effect doordat vrouwen doorgaans ouder worden dan mannen.
De meest waarschijnlijke reden voor de grotere gevoeligheid van vrouwen en oudere personen is een verminderd vermogen om warmte af te voeren door transpiratie of zweten. Het vermogen om te zweten neemt af met de leeftijd en vrouwen zweten over het algemeen minder dan mannen. Uit de medisch-wetenschappelijke literatuur blijkt verder dat hitte-gerelateerde sterfte vaak verband houdt met een onderliggende hart- en vaatziekte. Mogelijk zijn ook gedragsmatige componenten van belang, maar daar is ook meer onderzoek voor nodig. Waarom de verschillen tussen man en vrouw tijdens de zomer van 2022 zo groot zijn, vergt nader onderzoek.
Ouderen en personen of organisaties die werken naar of met ouderen zijn een van de voornaamste doelgroepen binnen de bestaande sensibiliseringscampagne Warme Dagen. Ouderen staan bekend als de meest kwetsbare groep met betrekking tot oversterfte tijdens hitteperiodes. Het inzetten op interne warmteactieplannen zoals in de woonzorgcentra is hierbij een van de blijvende speerpunten. Een moeilijkere doelgroep om te bereiken, zijn de ouderen die nog zelfstandig thuis wonen. Deze moeten via verschillende kanalen bereikt worden. Zo werden thuiszorgdiensten ook opgenomen als doelgroep van de campagne Warme Dagen.
Nieuwe inzichten, naar aanleiding van de voorbije zomer, zullen worden meegenomen in de evaluatie van de campagne Warme Dagen. Hierbij zal bekeken worden of het nodig is om in te zetten op de doelgroep oudere vrouwen. We zullen het dan anders noemen natuurlijk. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, zeg, dat is fantastisch. Ik probeer mijn aandacht bij de vraag te houden.
Hitteplannen zijn internationaal erkend als een werkbaar en efficiënt instrument. Hierbij is het belangrijk om in te zetten op onmiddellijke maatregelen. Een hitteplan moet een werkdocument zijn dat jaarlijks bijgestuurd kan worden. Via de jaarlijkse campagne Warme dagen, de jaarlijkse nieuwsbrieven en de gerichte waarschuwingen in het Warmteactieplan houden we de vinger aan de pols en delen we de ‘good practices’.
Dat zijn veel woorden om te zeggen dat we diepgaander onderzoek nodig hebben en dat ik op veel vragen nog niet kan antwoorden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Er is inderdaad veel gezegd. We hebben diepgaander onderzoek nodig en dat zal er volgende week nog niet liggen. Ik heb er alle begrip voor dat niet alles tegelijk kan gebeuren. Ik blijf wel aandringen op voldoende urgentie, want het is een beetje filosofisch. Er wordt vaak gezegd dat oversterfte later gecompenseerd wordt, maar dan is oversterfte altijd een compensatie voor latere sterfte, iedereen sterft uiteindelijk ooit. Filosofisch gezien is het altijd de moeite om zo lang mogelijk kwalitatief te leven.
Bovendien, overlijden door hitte zal nooit als kwalitatief of comfortabel ervaren worden. We moeten daarmee aan de slag.
Ik heb een aanvullende vraag: zal er, naast alle steun om een aantal dingen te doen, bij dat diepgaander onderzoek ook aandacht zijn voor socio-economische factoren die eventueel meespelen, en ook geografische factoren? U verwijst zelf naar ozon en zeker fijnstof. In Vlaanderen heeft niet iedere straat evenveel last van fijnstof: op sommige plekken is dat meer, op andere minder aanwezig. Ziet u mogelijkheden in onderzoek naar stedelijke contexten en naar wat er speelt? Ouderen die eerder geïsoleerd leven bijvoorbeeld, zijn die daar meer kwetsbaar voor of niet? Omdat ik denk dat, als er regionale verschillen zijn, het in de uitrol naar diepgaand onderzoek – dan kijken we weer naar preventief gezondheidsbeleid en onze partners daar – goed zou zijn dat zij die cijfers hebben om daar meer gericht op te kunnen inspelen, socio-economisch, geografisch enzovoort.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik denk dat het een onderzoek is dat ons allemaal wel kan interesseren, maar ik heb eerder een andere vraag.
Naast dieper gaan, kan het misschien ook interessant zijn om, gelet op die sterftecijfers, vergelijkingen te maken met andere landen, omdat daar misschien ook goede praktijken gevonden kunnen worden. ‘Dieper onderzoek’, want we weten nog altijd niet echt helemaal waar de oorzaken liggen. En het is nu ook niet dat wij het warmste land zijn. Als we internationaliseren en kijken of andere landen ook zulke cijfers of een verhoging van cijfers hebben, kunnen we kijken wat daarvoor de redenen zijn. Hitte is misschien de oorzaak. Als warmte en hitte een oorzaak kunnen zijn, hoe zit dat dan met die andere landen? Kunnen we daar iets van leren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel. Aan de collega’s die hier nog zijn: eerst en vooral ook een gelukkig nieuwjaar voor u. Ik had dat nog niet gezegd. (Gelach)
Ook aan de anderen uiteraard, die hier niet meer zijn. (Gelach)
Dat heeft misschien met de vragen te maken of met de vraagsteller.
Ja, iedereen loopt weg voor die laatste vraag, of voor de vraagsteller, dat zou ook kunnen.
Neen, ik zal de twee extra vragen die jullie stellen meenemen naar onze administratie om te kijken of we daar goede dingen mee kunnen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.