Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister en collega’s, zoals u weet zet de Vlaamse overheid volop in op de uitrol van een geïntegreerde en doelgerichte zorg, met onder meer de uitwerking van zorg op maat. Daarnaast zet Vlaanderen ook stappen naar een populatiegerichte aanpak, waarbij het elektronisch patiëntendossier de rode draad kan zijn.
Enkele weken geleden had ik een overleg met het bedrijf Novartis. We hebben gesproken over datagestuurde geneeskunde. Zij zijn van oordeel dat onze gezondheidszorg doelgerichter moet worden en zich meer moet richten op preventie en het vroeger opsporen van ziekten. Daarbij is het gebruik van gegevens belangrijk om te komen tot ‘population health management’ (PHM). Burgers en patiënten moeten actief gestimuleerd worden om hun gegevens te delen en te beheren. De voordelen van deze benadering zouden zitten in, onder andere, de voorspellende waarde van preventie om vroegere opsporing mogelijk te maken en gerichte interventies te doen om de gezondheidsresultaten te verbeteren, de zorgmiddelen beter te benutten, het welzijn te bevorderen, de ongelijkheden op het gebied van gezondheid voor een hele bevolking te verminderen, enzovoort.
Het bedrijf ziet deze PHM-benadering toegepast op cardiovasculaire aandoeningen, waaronder atherosclerose. Door het trage verloop van de ziekte kunnen monitoring, preventie, vroegtijdige opsporing en vroegtijdig ingrijpen een enorme impact hebben op de ziektelast en de mortaliteit. Voorts zien zij heil in de eerstelijnszones, waaronder de huisartsen en apothekers, die het best geplaatst zijn om een PHM-benadering, gebaseerd op preventie, in de praktijk om te zetten. Zij zouden via een dashboard met gegevens of indicatoren patiënten kunnen volgen, monitoren en eventueel ingrijpen waar nodig. Daardoor zou de kwaliteit van de zorg voortdurend worden gestimuleerd. Op deze manier kunnen we ook vergelijkingen maken tussen de eerstelijnszones en kunnen we het verdere verloop van ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ beter naleven. Daarover heb ik, minister, de volgende vragen.
Wat is uw standpunt over een PHM-benadering voor preventie? Ziet u daar brood in? Zou deze benadering passen in het gevoerde preventieve beleid? Welke voor- en nadelen ziet u hierin?
Vlaanderen wil in sneltempo zijn diensten en dienstverlening naar de burgers, inclusief tussen de zorgverleners, digitaliseren. De uitbouw van Vitalink tot een centrale gegevensbank is een eerste stap. Zou een PHM-benadering gebaseerd op preventie hierbij kunnen aansluiten? Of is het programma Vlaanderen Radicaal Digitaal een betere optie?
Wordt, aangezien een groot deel van de gezondheidszorg, zoals de gegevens van eHealth, de behandeling en opvolging van ziektes en aandoeningen nog federaal is, het debat over een PHM-benadering van atherosclerose in de interfederale werkgroep geïntegreerde zorg gevoerd? Zo niet, plant u hier initiatief in?
De Vlaamse middelen voor preventie zitten verdeeld over de aankoop van vaccins, Vaccinnet, infectieziekten, preventieprogramma’s, de werking van de Logo’s, projecten van Sciensano en het Instituut voor Tropische Geneeskunde en veel meer. Indien we in de toekomst zouden evolueren naar een PHM-benadering voor preventie, zullen we de middelen dan herschikken? Welke middelen zouden in de huidige constellatie niet meer worden toegekend, en welke zeker wel?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Sleurs, voor de vraag. Preventieve gezondheidszorg wil gezondheidsproblemen, -risico’s en ziekten voorkomen. Om dat te onderbouwen in ons beleid hebben we degelijke data nodig over de gezondheid van de bevolking. Met behulp van diverse databronnen wordt de gezondheidstoestand van de Vlaamse mensen in kaart gebracht en worden prioriteiten in gezondheidsdoelstellingen bepaald en geëvalueerd.
Dit is de essentie van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventief gezondheidsbeleid, het Preventiedecreet. Binnen het preventief gezondheidsbeleid wordt PHM al twintig jaar toegepast. Dat betekent dus niet dat alle inspanningen rond preventieve gezondheid alleen gefocust worden op kleinere entiteiten, zoals de eerstelijnszones. Het kan niet de bedoeling zijn om screeningsprogramma’s in de toekomst te sturen vanuit iedere individuele eerstelijnszone en te laten afhangen van de goodwill in een regio. Ik wil een gelijk basisaanbod voor alle gezonde mensen in Vlaanderen.
Maar ik zie wel mogelijkheden. De lokale ondersteuning voor het identificeren en bereiken van kwetsbare groepen met een beleid op maat, ontbreekt op dit moment te vaak. Daarom lijkt het wel een meerwaarde om, door ernaar te streven dat levensstijl- en gezondheidsgegevens beschikbaar zijn voor analyse, ook analyses op kleinschaliger gebieden mogelijk te maken. Dit geeft de mogelijkheid om van deze kennis gebruik te maken op de eerste lijn, maar ook op praktijkniveau. Er is een verschil tussen alles naar de eerstelijnszones te brengen en te bekijken wat je kunt doen.
We bekijken op dit ogenblik met een proefproject – geen experiment – of we via PHM de ‘uptake’ van baarmoederhalskanker kunnen screenen. Door data te vergaren over het al dan niet ingaan op uitnodigingen voor baarmoederhalskankerscreening en die data terug te geven aan de huisartspraktijken, geven we hen heel concreet een handvat om non-responders alsnog te motiveren tot deelname. We hebben een populatie, iedereen krijgt een aanbod. We kijken op Vlaams niveau wie er allemaal op ingaat en zien of er gebieden zijn waar er veel minder op wordt ingegaan. We geven de data terug, en zo kan de eerstelijnszone actie ondernemen. Dat is superinteressant.
Meten is weten. Het is essentieel dat PHM generiek bruikbaar en inzetbaar is – en niet beperkt tot één thema of ziekte – en dat de data bruikbaar zijn op overheidsniveau, regionaal – eerstelijnszone – en op praktijkniveau. Op die manier kunnen we impact garanderen. Ik heb het agentschap gevraagd om de mogelijkheden rond PHM te exploreren binnen onze preventieve bevoegdheid.
Dan behandel ik uw tweede vraag. Vitalink, als gegevensdelingsplatform voor de zorg- en hulpverlening, evolueert verder zodat ze internationale standaarden en gangbare technologieën zal ondersteunen. Die evolutie laat toe om burgers en betrokken zorg- en hulpverleners digitaal te laten samenwerken rond gezondheidsgegevens. Een bijkomende ambitie is de gegevensbron van Vitalink in te zetten als een van de bronnen die het systeem van onze ZorgAtlas kan gebruiken om een strategie voor ‘population health & care management’ mee te realiseren. We willen dus eigenlijk een koppeling tussen Vitalink en het ZorgAtlasdataplatform. Dat moet het gebruik van gezondheidsdata toelaten, rekening houdend met de geldende algemene verordening gegevensbescherming en de ethische regels.
Het antwoord op uw derde vraag is als volgt. Preventieve gezondheidszorg, met inbegrip van het systematisch aanbieden van screenen of vroegdetectie aan een populatie of subpopulatie, behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Als men in Vlaanderen zo’n aanbod van preventie wil uitbouwen, dan moet het initiatief voldoen aan het Preventiedecreet en de regelgeving over bevolkingsonderzoek. Zo bewaken we de zin en onzin van screenen en/of het vergaren van data.
Zoals u merkt hebben we ons agentschap gevraagd welke optimale rol PMH kan hebben binnen onze bevoegdheden. Bij een positief antwoord zullen we niet nalaten dit te bespreken op de interkabinettenwerkgroep (IKW) Preventie of de IKW Geïntegreerde zorgen.
Dan beantwoord ik uw vierde vraag. Ik wil eigenlijk vooral inzetten op het gevoerde beleid. De individuele benadering in een arts-patiëntrelatie heeft daar zeker een plaats in, maar het is in de allereerste plaats toch eerder een breder maatschappelijk gegeven dat zich grotendeels buiten de individuele zorg afspeelt en vooraleer iemand patiënt wordt. Dat kan bijvoorbeeld in een setting van onderwijs of werk of gezin of vrije tijd. Ons preventiebeleid gaat fundamenteel uit van een populatiebenadering ten aanzien van gezonde burgers. Prioriteiten en middelen worden vooropgesteld via gezondheidsdoelstellingen. We zetten, ook wat dat betreft, de dialoog verder met al onze betrokken stakeholders.
Dit is een interessante vraag. Er zijn ook een aantal interessante perspectieven en concrete handvatten.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik ben tevreden met het antwoord. We moeten inderdaad op die verschillende entiteiten inzetten. Ik kijk uit naar het resultaat van het proefproject en van het verdere overleg. Ik ben uiterst tevreden met de weg die al is ingeslagen en die we verder zullen bewandelen. Ik zal dit proefproject verder blijven opvolgen. Ik heb geen verdere vragen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u, collega, voor de boeiende vraag. U weet, minister, dat preventief gezondheidsbeleid me nauw aan het hart ligt. Er beweegt heel veel. In die zin is het een boeiende insteek, maar er is ook nog de onderzoeksopdracht naar de toekomstige invulling van de Logo-opdracht. Ik volg die mee op. Er worden ook een aantal dingen aangegrepen in de evolutie van de eerstelijnszorg. We zien de uitdagingen op het terrein.
Ik heb twee aanvullende vragen. De eerste is een evidente vraag. We spreken over middelen herschikken, maar kan dat binnen de huidige middelen, als u die opdracht ten volle wilt vervullen? Ik ga ervan uit dat u daar op dit moment geen uitgebreid gedetailleerd antwoord op kunt geven, maar ik wil toch onze bezorgdheid uiten. Ten tweede, er loopt een onderzoeksopdracht en er is dit pilootproject. Hoe wilt u die, qua timing, op elkaar afstemmen? Wanneer wilt u de bewegingen rond preventief gezondheidsbeleid in Vlaanderen laten samenkomen en daar keuzes in maken? Is dat voor het voorjaar of het najaar, of is het voor de volgende verkiezingen, of niet?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de positieve respons, collega Sleurs.
Ik heb, collega Vaneeckhout en collega Sleurs, aan mijn administratie gevraagd om te bekijken wat de mogelijkheden zijn om te exploreren. Ik heb een superinteressant voorbeeld gegeven. Ik hoop daar in de komende maanden meer duidelijkheid over te krijgen en te kunnen kijken waarop we kunnen inzetten. Natuurlijk vraagt ook preventief beleid extra middelen. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De gezondheidswinst die je boekt door aan preventief beleid te doen, zit bij de mensen, maar ook in de mindere kost. Het gaat dan over de effectieve uitgaven die je doet in het kader van de gezondheidszorg. Ik heb de voorbije week een goed overleg gehad met mijn federale collega om een aantal van die zaken te bespreken en om te bekijken of we een aantal zaken niet asymmetrisch kunnen bekijken.
U zegt dat ik extra budgetten moet voorzien, maar eigenlijk willen we winsten. Zoals u zelf zegt: voor mensen. Die zitten daarin dat je er vroeg bij bent. Zo kunnen we gezonheidswinst boeken, maar ook een mindere kost. En we moeten ook eens bekijken hoe die kan terugvloeien naar Vlaanderen. Ik hoop de komende maanden duidelijkheid te krijgen hoe we dat pilootproject verderzetten. Mocht u twijfelen: het is niet mijn intentie om de Logo’s af te schaffen. Ik zou niet durven.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Het was helemaal duidelijk, voorzitter. We zitten op dezelfde lijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.