Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, de voorbije jaren werden heel wat maatregelen genomen om de innovatiesteun te vereenvoudigen om ervoor te zorgen dat bedrijven er meer toegang toe hebben en vooral kleinere bedrijven die voorheen, en ik spreek van een vijf tot tiental jaar geleden, minder mogelijkheden hadden dan grote bedrijven om van die innovatiesteun gebruik te maken. Vanaf 1 januari 2021 werd bij steunaanvragen ook gekeken naar de potentiële maatschappelijke baten. De bedoeling daarvan was om die innovatiesteun gerichter te maken en te focussen op een aantal speerpunten waaronder duurzaamheid enzovoort.
In 2020 werd er nog een recordbedrag van bijna 270 miljoen euro aan innovatiesteun toegekend. Men diende toen zelfs uit het relancebudget geld te halen om het bedrag te stutten omdat er te veel vragen waren. In 2021 is die instroom vervolgens opnieuw een beetje genormaliseerd.
Uit de contacten die de fractie en ikzelf hebben, blijkt dat veel bedrijven en bedrijfsverenigingen zich zorgen maken over die nieuwe drempels die ingevoerd zijn bij de hervormingen in 2021. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) zou sommige criteria strenger interpreteren dan vroeger. Dat zou ertoe leiden dat bedrijven langer aarzelen alvorens projectaanvragen in te dienen bij VLAIO.
De Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) had al in een advies zijn bezorgdheid geuit over de plannen om bijvoorbeeld nog een klimaatplan op te leggen aan grote bedrijven voordat ze van innovatiesteun gebruik kunnen maken. Ze zeiden dat het risico bestaat dat dat de goede vibes die we hadden op het vlak van innovatie zou terugdraaien. Uit het begrotingsmonitoringrapport van november blijkt dat er inderdaad een onderbenutting is van de innovatiesteunkredieten van 13 miljoen euro.
Vandaar deze vragen uit bezorgdheid. De centrale vraag is of we hier niet te hoge drempels aan het inbouwen zijn. Welke evolutie inzake de aangevraagde en toegekende innovatiesteun aan bedrijven kan worden vastgesteld voor dit jaar? Hoeveel aanvragen en gesteunde projecten zijn er inmiddels en hoe verhoudt zich dat tot de vorige jaren? Met andere woorden, hoe zet die tendens zich nu verder?
Ten tweede, uit het monitoringrapport blijkt dat er een onderbenutting was van de steun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O), en dit in tegenstelling tot eerdere jaren, waar er middelen te kort waren. Hoeveel budget voor innovatiesteun aan bedrijven is nu in de reguliere begroting voorzien? Zijn daar nog bijkomende relancekredieten nodig? Hoe kan de verwachte onderbenutting volgens u worden verklaard?
Ten derde, hebt u weet van de bezorgdheid vanuit het bedrijfsleven met betrekking tot die nieuwe drempels? Welke signalen krijgen ze daar bij u over en bij VLAIO? Hoe gaat u dit verder opnemen?
Tot slot, er werden recent enkele wijzigingen aan de innovatiesteun beslist. Er wordt dus gekeken naar die maatschappelijke baten. Een bezorgdheid hierbij was dat het niet eenvoudig is om bepaalde baten te omschrijven en te zeggen hoe bedrijven er in hun dossier rekening mee moeten houden. Hoe verloopt de concrete operationalisering van die nieuwe criteria en met name die voorwaarden van die maatschappelijke baten? Kunnen hieruit al lessen worden getrokken? Ziet u bijvoorbeeld een hogere weigeringsgraad op basis van dat criterium? Is er een wijziging merkbaar in de aard van de ingediende en goedgekeurde dossiers? Hoe ver staat het met de geplande hervorming om ook dat klimaatplan op te leggen? Denkt u er misschien aan om dat eventueel wat af te zwakken om ervoor te zorgen dat ook vooral kleine bedrijven niet nodeloos worden beperkt om hun innovatieprojecten aan te vragen? Hartelijk dank voor uw antwoorden.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Vande Reyde, bedankt voor uw vraag. Het is niet eenvoudig om in een lopend begrotingsjaar cijfers te geven die een correcte vergelijking met de vorige jaren mogelijk maken. We kunnen u wel al enkele voorlopige cijfers meegeven.
We zien, na een terugval sinds midden 2021, stilaan een normalisering van de instroom van O&O-aanvragen. De instroom is nu ongeveer weer op het precoronaniveau. Deze daling is zonder twijfel het gevolg van de economische onzekerheid en de onmiskenbare daling in het ondernemersvertrouwen.
Dit jaar ontving het VLAIO al een vijfhonderdtal projectaanvragen, waarvan iets meer dan 60 procent ontwikkelingsprojecten. In de vorige jaren en in het bijzonder in 2020 lag de instroom hoger. In 2020 werden 810 O&O-projecten ingediend, waarvan 641 ontwikkelingsprojecten.
In 2019 waren het er 588. Als we iets verder teruggaan in de tijd, naar 2018, dan zien we dat er in 2018 in totaal 511 O&O-projecten werden ingediend. Met onze huidige instroom begin december, zijnde 504 O&O-projecten, zitten we dus weer op de cijfers van precorona.
Er werd voor 2022 zo’n 217 miljoen euro regulier O&O-budget voorzien. Daarnaast werden er voor 42 miljoen relancemiddelen voor O&O-projecten voorzien vanuit Vlaamse Veerkracht. Bovendien konden er ook O&O-projecten worden aangerekend op de relancemiddelen voor bio-economie, om en bij de 5 miljoen euro. Ten slotte werd er eind 2021 19 miljoen euro aan resterende O&O-middelen overgedragen van vorig jaar naar dit jaar. Dat brengt het totaal aan beschikbare middelen voor O&O-projecten van bedrijven op zo’n 283 miljoen euro.
In totaal is er zo’n 171 miljoen euro vastgelegd, maar hier zal zonder twijfel voor het einde van het jaar nog wat bij komen.
Ten opzichte van de 217 reguliere middelen werd dus zo’n 50 miljoen euro nog niet vastgelegd, maar er zijn dit jaar meer middelen beschikbaar. We moeten de in de monitoring gesignaleerde onderbenutting dus in perspectief plaatsen. Ik som op. Ten eerste waren er bijna 30 procent meer middelen beschikbaar, zoals juist al meegegeven, via relance- en overgedragen budgetten. Ten tweede werden enkele grotere O&O-projecten, voorzien voor behandeling in 2022, uitgesteld naar 2023, onder meer een project ter waarde van 23 miljoen euro. De middelen hiervoor worden ook overgedragen naar volgend jaar via een bestelopdracht en blijven dus zeker niet onbenut. Ten slotte verschoven enkele grote projecten naar andere Vlaamse Veerkracht-programma’s, bijvoorbeeld een project van 7 miljoen euro steun op het Vlaamse Veerkracht-programma rond waterstof.
We hebben zoveel mogelijk projecten geboekt op de veerkrachtmiddelen om te vermijden dat de Europese middelen niet zouden worden benut.
Ik wil er nogmaals op wijzen dat die cijfers nog voorlopig zijn. We zijn nog maar half december en het beslissingscomité moet nog een belangrijk pakket aan steun toewijzen.
Ik kom tot uw vragen rond de bezorgdheid. Ik houd natuurlijk de vinger aan de pols bij onze bedrijven; we staan in zeer nauw contact, dat weet u. VLAIO heeft vorig jaar een grote klantenbevraging gedaan en die tevredenheid was uitzonderlijk hoog. Niet enkel bedrijven die steun kregen werden bevraagd, maar ook diegene die geen steun kregen.
De belangrijkste bezorgdheid die ik de laatste maanden capteerde, betrof de extra voorwaarde met betrekking tot het klimaatplan. Dat komt ook in uw vierde vraag aan bod, ik beantwoord die nu al. Zoals u weet, vragen we van grote en energie-intensieve bedrijven dat ze beschikken over een klimaatplan en dat ze een beschrijving van dit klimaatplan geven bij hun aanvraag. Dit is een extra verplichting in het kader van het klimaatbeleid zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering. U zult het met mij eens zijn dat we subsidies niet zomaar uitdelen, collega Vande Reyde. Dat is een zorg die u hier al meermaals hebt geuit. Deze verplichting is echter niet van die aard dat we hiervan een impact zien op het indiengedrag. De meerderheid van de bedrijven, de kmo’s, is hiervan vrijgesteld, en voor bedrijven met een energiebeleidsovereenkomst (EBO) zijn er overgangsmaatregelen zodat er geen dubbel werk moet worden geleverd.
Ik denk dat de reacties van bezorgdheid vooral zijn ontstaan door de onduidelijkheid na de aankondiging van de bijsturing. VLAIO heeft ondertussen duidelijk aangegeven wat er precies verwacht wordt van de bedrijven, dus die onzekerheid zou moeten zijn uitgeklaard. Sinds 1 oktober is die verplichting ingegaan, dat is nog vrij recent om daar al grote conclusies uit te trekken. Ik volg dit zeer nauw op.
Verder heb ik geen indicaties van eventuele nieuwe drempels bij het aanvragen en verkrijgen van O&O-steun. De ondernemersorganisaties UNIZO en het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) zijn gewaardeerde leden van het beslissingscomité bij het Fonds voor Innoveren en Ondernemen. Er is dus een zeer korte lijn en directe dialoog met het afnemende veld.
Ik wil hier ook nog één cijfer meegeven: de verhouding gevraagde O&O-steun tot toegekende O&O-steun blijft bijzonder hoog en ligt nog altijd boven de 85 procent. En dat cijfer daalt niet, collega.
Ik kom tot de maatschappelijke baten, die ik heel belangrijk vind. Ik wil benadrukken dat wij de bedrijfsprojecten met belastingmiddelen steunen. Dat zult u wel onderkennen. Het is dus normaal dat we streven naar zowel baten voor de bedrijven als baten voor onze samenleving, de maatschappelijke baten. Die concretiseren we in de zogenaamde valorisatie-engagementen.
We verwachten van bedrijven die O&O-steun krijgen dat ze in een valorisatieperiode van standaard vijf jaar na het project tien maal de waarde van de subsidie teruggeven aan de samenleving. Dit kan bijvoorbeeld door extra investeringen, extra tewerkstelling of behoud van tewerkstelling, maar ook bijvoorbeeld door overheidskosten in de zorg uit te sparen via de projectresultaten.
We hebben in 2020-2021 een proefproject laten lopen bij VLAIO om de maatschappelijke baten te monetariseren. Bedrijven konden bij de opgave van hun valorisatie-engagement ook ruimere maatschappelijke baten in rekening brengen. En dan denken we bijvoorbeeld aan de vermindering van CO2-uitstoot of een vermindering van arbeidsongevallen. In sommige gevallen was de monetarisering relatief simpel, in andere gevallen eerder complex, waarbij vooral de afbakening van de scope moeilijk was: tot hoever kun je de maatschappelijke baten koppelen aan een project, wat met hoge waarde maar een lage slaagkans, enzovoort? Men is dit proefproject nu aan het verfijnen alvorens het voort te zetten.
We nemen duidelijke maatschappelijke baten die niet hoeven te worden gemonetariseerd wel mee in het beoordelingskader van O&O-projecten. Projecten met een duidelijk maatschappelijk belang krijgen een bonuspunt bij de evaluatie, wat kan compenseren voor een zwakker punt in de projectaanvraag.
Het mee in rekening brengen van ruimere maatschappelijke baten is in die zin een versoepeling en geen verstrenging. Het is een extra manier om het valorisatie-engagement te onderbouwen. Dat is heel belangrijk.
Het is nog te vroeg om van die bijsturing resultaten te zien, maar we volgen dit samen met VLAIO nauw op.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ze stellen mij enigszins gerust.
Recent is Flanders Technology & Innovation gelanceerd met het voornemen om de vennootschap erbij te nemen. Het zou jammer zijn als we in Vlaanderen grote technologieprojecten lanceren maar aan de andere kant in de reguliere innovatiesteun bijkomende drempels zouden opwerpen. Ik begrijp uit uw antwoord dat die bezorgdheid niet geheel terecht is en dat die bijkomende criteria worden gemonitord zodat de bedrijven toch niet te veel worden beperkt in hun vermogen om projecten in te dienen.
Ik begrijp uiteraard het voornemen van het klimaatplan om te zorgen dat bedrijven ermee bezig zouden zijn. Daarom is het er een beetje ‘in gesmokkeld’ en het past ook een beetje in het voornemen om het klimaatbeleid transversaal te maken over alle beleidsdomeinen heen. Er valt iets voor te zeggen. U zegt dat de impact zeker zal meevallen. Ik krijg van het terrein gemixte signalen: “Wat is het volgende? Als we een bouwaanvraag gaan indienen, moeten we dan een psychologisch verslag van onze werknemers meegeven?” Het is soms te veel. Er zijn al heel veel administratieve drempels in onze reguliere werking. Als er dan bij steunaanvragen zulke verplichtingen worden opgelegd, dan wordt het allemaal een beetje te veel. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Beeld je maar in dat je als particulier persoon bijvoorbeeld een kids-ID bij de gemeente gaat halen en men je ook vraagt om op te lijsten hoe je energiezuinig leeft. Dan zeg je ook: “Komaan.”
Ik begrijp uit uw antwoord dat er wel degelijk rekening mee wordt gehouden en dat er wordt gemonitord. Er is inderdaad nog wat meer tijd nodig, misschien minstens een jaar, alvorens conclusies te trekken. Maar ik wil u vragen om, als het klimaatplan toch de drempel te veel zou zijn, eventueel aan een versoepeling van de vereisten te denken voor bedrijven van een bepaalde grootte. Dat is mijn enige vraag die ik nog heb. Dank.
Collega Vande Reyde, ik heb dezer dagen gelukkig twee stoelen om op te zitten, anders was ik er zeker af gevallen. De grote man van het ‘Subsidisme’ die nu pleit om de regels en de remmen los te laten wat betreft het uitdelen van subsidies aan bedrijven, ook al zijn er goede bedoelingen rond onderzoek en ontwikkeling: het deed me wat vreemd aan. Iedereen – en uw fractieleider zal daarbij op de eerste rij staan – zal zeggen dat de energie- en klimaattransitie een van de grootste uitdagingen is voor onze samenleving en onze economie. Dat we onze bedrijven, die we met belastinggeld ondersteunen, vragen om daarin mee te gaan en daar zelfs koploper in te zijn met het geld dat ze van Vlaanderen krijgen, lijkt mij een zeer zinvol en zeer logisch beleid. Wat uiteraard wel belangrijk is, is dat die bedrijven ook in staat zijn om mee te gaan, dat die onderzoeksinstellingen in staat zijn om mee te gaan.
Mijn bijkomende vraag, minister, is hoe we die bedrijven en eventuele aanvragers van innovatiesteun in dezen kunnen begeleiden en ondersteunen om ervoor te zorgen dat ze inhoudelijk mee zijn in deze transitie.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, en ook collega Bothuyne voor uw belangrijke aanvullende opmerking die ik onderschrijf.
Het is natuurlijk belangrijk dat wij maximaal inzetten op innovatie, O&O, de technologische evolutie op een moment dat we de koppositie in Europa innemen, met 3,6 procent van ons bruto binnenlands product (bbp), 10 miljard euro per jaar, met heel wat kennis in Vlaanderen. Wetenschap is cruciaal om een antwoord te bieden op de grote uitdagingen van vandaag. Met Flanders Technology & Innovation willen we dat nog eens extra in de verf zetten. We hebben toonaangevende strategische onderzoekscentra in de wereld. We moeten dus alles doen aan die valorisatie. Dat is en blijft nog een belangrijk aandachtspunt, ook daar is er een uitdaging. Met alle middelen die we daarvoor vrijmaken, zijn de maatschappelijke return en maatschappelijke valorisatie toch wel belangrijk. Dat we de bedrijven daarin meenemen en steunen, is voor mij vanzelfsprekend.
Wat het klimaatplan betreft, is dat een basisvoorwaarde en geen element in de inhoudelijke beoordeling van projecten. Dat is een belangrijke nuance. De visie van deze Vlaamse Regering is uiteraard dat de grote bedrijven die geen bijdrage zouden willen leveren aan de klimaatdoelstellingen, vanzelfsprekend ook geen innovatiesteun kunnen krijgen. Dat lijkt mij heel logisch. Dat geldt dus niet voor de kmo’s, tenzij ze energie-intensief zijn. Maar nogmaals, de kleine bedrijven zijn dus vrijgesteld, de zogenaamde niet-energie-intensieve kmo’s zijn vrijgesteld. We willen voor kmo’s zeker geen remmende factoren inlassen, zeker geen bijkomende drempels opleggen om die belangrijke investeringen te doen.
Voor de begeleiding van onze bedrijven verwijs ik nogmaals heel graag naar de ook wel succesvolle werking van het Team Bedrijfstrajecten.
Collega Vande Reyde, de patriarch van het Subsidisme, aan u het slotwoord.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega Bothuyne, na een dag samen vol begrotings-wel en wee had ik niet verwacht dat ik zo’n uitval zou krijgen. U treft mij op mijn zwakste moment. Maar dat is een talent van een groot strateeg, zal ik maar zeggen. In ieder geval wens ik u, zeker in uw huidige toestand, niet toe dat u van één stoel valt, laat staan van twee.
Ik heb toch enige correcties. Ten eerste: subsidies. Ik heb altijd ook wel gezegd dat, als er gerichte steun is die productiviteit, economische groei en werkgelegenheid – de basis van al onze welvaart – vooruit helpt, ik daar een geweldig grote voorstander van ben. Er zijn ook dingen zoals goede steun. Als je ziet wat de effecten van innovatiesteun zijn, als je ziet hoe wij gestegen zijn op de valorisatiegraad daarvan, op de ranking, dan is overheidssteun in samenwerking met bedrijven een goede maatregel. Ik denk aan de Lissabonstrategie: begin jaren 2000 dacht niemand dat we dat ooit gingen bereiken, en dat hebben we wél gedaan.
Dat gaat niet naar zinloze projecten, dat gaat niet naar zinloze uitgaven, dat gaat echt naar werkgelegenheid, productiviteit, economische groei, waar we uiteindelijk ook onze zorg, ons onderwijs en onze activeringsinspanningen van betalen. Ik spreek in dat opzicht eigenlijk ook liever van steun dan van subsidies. Maar goed, ik snap dat u dat wilt gebruiken om mij te treffen. Ik kan u ook meegeven dat het Subsidisme ondertussen al meer dan duizend volgers heeft. Als u dus wilt toetreden, bent u nog steeds welkom. Een simpel bezoekje aan de website volstaat.
Maar ter zake, ik snap u wel, collega Bothuyne. Ik heb het net ook gezegd. Ik ben niet tegen dat klimaatplan en dat bedrijven daarmee bezig zijn. Ik ben daar zeker en vast niet tegen. Ik stel me gewoon de vraag – en het is echt een open vraag, ik wil er ook niet te snel conclusies uit trekken – of het koppelen aan innovatiesteun, rekening houdend met alle criteria die recent al zijn ingevoerd, misschien geen overkill is en of we dat misschien niet op andere manieren kunnen doen, en of we bestaande instrumenten die er al waren op het vlak van klimaatinspanningen bij bedrijven, kunnen aanscherpen. Ik weet niet of de vereiste om dat klimaatplan te maken bij elke steun dan voor kleinere bedrijven de ideale oplossing is.
Maar goed, ik neem wel vrede met het antwoord van de minister. Ik wil dat ook open-minded verder bekijken, die evolutie afwachten om te zien hoe dat gaat. Ik begrijp dat daar toch al enige geruststelling is bij VARIO. Daar ben ik blij om. We volgen het samen verder op. We bekijken wat de effecten van het klimaatplan zijn en we besluiten hier volgend jaar of uw uitval terecht was of dat het gewoon ‘uncalled’ was en dat ik ‘flabbergasted’ de commissie kan verderzetten.
Collega Vande Reyde, we onthouden dat u enerzijds voor en anderzijds tegen subsidies bent, maar het wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.