Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik ben bezorgd en wil daarom een vraag stellen over de financiering van de jeugdsector. Er bereiken mij toch een aantal alarmkreten. Ik zal niet de enige zijn en we lezen natuurlijk van alles in de pers. We lezen Twitterdraadjes van de Vlaamse Jeugdraad, die zegt dat kinderen en jongeren de dupe dreigen te worden van de grote impact die de energiecrisis heeft op het jeugdwerk. Organisaties willen er blijven staan voor hen, maar moeten noodgedwongen besparen, soms ook op aanbod. We zien ook open brieven aan de sint van de FOS Open Scouting, die zegt dat er misschien een goed woordje voor de jeugdsector moet worden gedaan bij de politiek .
Het is voor niemand van ons nieuws dat de jeugdsector kreunt onder de stijgende kosten en de achterophinkende inkomsten. Hier in de commissie hebben we het al vaak, ook de voorbije weken tijdens de begrotingsbespreking, gehad over de Vlaamse ondersteuning die de levensduurtestijging niet volgt. We hebben daar ook van gedachten gewisseld over het principe van de index en in het kader van de begroting volgende week zullen we daar waarschijnlijk nog een keer op terugkomen. Wij zullen daar ook op blijven hameren.
Een groot deel van het jeugdwerk in Vlaanderen, minister, hangt eerder onrechtstreeks af van de Vlaamse omkadering, maar rekent vooral op de lokale subsidies. De Vlaamse Jeugdraad ziet ook dat de lokale besturen momenteel – we kennen allemaal het nieuws uit Antwerpen – aan het spartelen zijn om hun financiën enigszins op orde te houden. Ik wil er ook op wijzen dat Antwerpen niet de enige aanleiding is van mijn vraag en dat er heel wat plaatsen zijn waar daar bezorgdheden over zijn. Vanwege het dwingend financieel kader waarbinnen de lokale besturen moeten draaien, moeten er keuzes worden gemaakt. Vaak zijn dat pijnlijke keuzes tussen ontslagen, investeringen in infrastructuur of subsidiëren van sociaal weefsel en daar dreigen jongeren de dupe van te worden.
De Vlaamse Jeugdraad roept daarom de steden en gemeenten op om blijvend te investeren in het jeugdwerk en om daar niet op te besparen en om, als er financiële keuzes gemaakt moeten worden, er de sector fundamenteel bij te betrekken. De Vlaamse Jeugdraad geeft mee dat het op peil houden van de bestaande subsidiëring bovendien slechts zorgt voor een overbrugging van de meest acute noden. Want, zoals ze al een paar maanden geleden maar ook een jaar geleden tijdens een wafelenbak, al hadden aangegeven, “zal er in de nabije toekomst, zowel op Vlaams niveau als op lokaal niveau, extra structurele steun nodig zijn als we ervoor willen zorgen dat ons jeugdwerk even straf blijft als het vandaag is”, aldus de Jeugdraad.
Daarom hebben wij vanuit onze fractie een paar vragen.
Hoe reageert u zelf op de boodschap van de Vlaamse Jeugdraad?
Hebt u zelf weet van werkingen die teruggeschroefd werden of stopgezet worden of van lokale besturen die besparen op jeugdwerk? Wordt dat gemonitord?
Hoe wilt u uw autoriteit als Vlaams minister inzetten om lokale besturen ervan te overtuigen om alvast te blijven investeren in het lokale jeugdwerk en om de juiste keuzes te proberen te maken?
En een laatste vraag komt vanuit een andere tijd waarin jeugdwerkmiddelen en jeugdmiddelen geoormerkt waren, iets wat we allemaal vol overtuiging hebben losgelaten om de planlast te beperken. Maar erkent u dat het indertijd loslaten van die oormerking van bepaalde middelen die vanuit Vlaanderen bij de steden en gemeenten kwamen, nu in tijden van die financieel pijnlijke keuzes, er wel toe kan leiden dat op zoiets belangrijks als het jeugdwerk misschien ook wel ongewenste besparingen gebeuren?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank uw wel, collega Vaneeckhout, voor de vraag. Het zal u niet verbazen dat ik de bezorgdheid van de Vlaamse Jeugdraad deel. We moeten absoluut vermijden dat, zoals de Jeugdraad stelt, kinderen en jongeren de dupe worden van de grote impact die de energiecrisis heeft op het jeugdwerk. Het is niet voor het eerst dat we de impact van deze crisis hier bespreken. Ook tijdens de bespreking van de beleids-en begrotingtoelichting (BBT) Jeugd kwam dit aan bod.
Zoals u weet, hebben we bij de begrotingsopmaak 2023 een bedrag van meer dan 3 miljoen euro voorzien om de jeugdsector te ondersteunen om het hoofd te bieden aan de stijgende energiekosten. Zowel de erkende jeugdverenigingen op het Vlaamse niveau, het jeugdwerk met bijzondere doelgroepen en de jeugdhuizen op het bovenlokale niveau, als de hostels en jeugdverblijven zullen een beroep kunnen doen op die steun. Mijn administratie werkt momenteel een procedure uit. Dat gaat over onze verantwoordelijkheid ter zake.
Maar ik vervolledig graag het Twitterdraadje van de Vlaamse Jeugdraad waarnaar u verwijst en waarin ze het volgende stellen: “Lokale besturen zijn cruciaal in de ondersteuning van het jeugdwerk. We roepen alle lokale besturen op om het jeugdwerk in de buurt te blijven ondersteunen. En als er financiële keuzes gemaakt moeten worden, ga dan in overleg met de sector.”
Ik onderschrijf die boodschap. De Vlaamse Gemeenschap ondersteunt het jeugdwerk op het Vlaamse en het bovenlokale niveau. Het zijn de steden en gemeenten die bevoegd en verantwoordelijk zijn voor lokaal jeugdbeleid en de ondersteuning van het lokale jeugdwerk. Ik streef naar een ondersteuningsbeleid ten aanzien van het jeugdwerk op het Vlaamse en het bovenlokale niveau dat complementair is aan het lokale jeugdbeleid, want het jeugdwerk organiseert zich in de eerste plaats op het lokale niveau, door, met en voor kinderen en jongeren. Als de lokale besturen de ondersteuning van het lokale jeugdwerk zouden terugschroeven, dan kan dat een impact hebben op het aanbod ten aanzien van kinderen en jongeren.
De Vlaamse overheid houdt een vinger aan de pols van het vrijetijdsaanbod door middel van instrumenten zoals de lokale vrijetijdsmonitor. We kunnen pas met zekerheid uitspraken doen op basis van dergelijke geactualiseerde gegevens. Maar de begrotingen reflecteren de maatschappelijke keuzes die overheden maken. Ik beslis niet over het lokale jeugdbeleid of de begrotingen van de steden en gemeenten. Ik denk wel dat het belangrijk is dat daar voldoende aandacht voor is.
Gelet op het belang van het lokale jeugdwerk en de bevoegdheid van de lokale besturen rond jeugdbeleid, treed ik de Vlaamse Jeugdraad bij in zijn oproep aan lokale besturen om hun verantwoordelijkheid ten aanzien van kinderen en jongeren en hun jeugdorganisaties op te nemen.
Wat betreft concrete berichten, wij hebben geen formele berichten gekregen over specifieke jeugdwerkingen die worden stopgezet. Iedereen kan natuurlijk de berichten in de kranten lezen over de mogelijke impact van de begroting van de stad Antwerpen, bijvoorbeeld op het jeugdwerk daar. Dit zijn allemaal zaken die we met aandacht gaan volgen.
Wat betreft mijn autoriteit naar lokale besturen: het gaat over een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van lokale besturen. Vanuit het Vlaamse niveau is daarvoor ook een budgettaire ondersteuning voorzien. We hebben – u weet dat – ook fors extra middelen ter beschikking gesteld van de lokale besturen. De komende jaren wordt naar aanleiding van de energiecrisis ook die bijkomende financiering voor de lokale behoeften voorzien. Het spreekt voor zich dat ik het logisch acht dat deze middelen ook en zeker naar lokale jeugdorganisaties gaan. Om dat kracht bij te zetten heb ik op 18 oktober een online meeting georganiseerd met al onze lokale jeugdschepenen die daarop wilden ingaan. Daar heb ik daarop gewezen, dat dit toch wel aangewezen is. Ze hebben dat ook terdege meegenomen. Dat versterkt hen, denk ik, ook in de rol die ze kunnen spelen binnen het schepencollege. Ik riep daarbij de lokale besturen op om rekening te houden met de noden van de eigen lokale jeugdorganisaties tijdens de opmaak van de gemeentelijke begroting 2023.
Tot slot, de laatste vraag, over de niet-oormerking van bepaalde middelen. Dat is een keuze van een zestal jaar geleden. Zoals voor andere sectoren is inderdaad beslist om de sectorale middelen voor Jeugd aan het Gemeentefonds toe te voegen.
Er zijn natuurlijk lokale verschillen. Maar uit de nulmeting, eenmeting en tweemeting ‘jeugdbeleid in lokale besturen’ blijkt niet dat er minder lokaal jeugdwerk zou zijn, wel integendeel. De transparantie en zekerheid rond het budget voor jeugdbeleid is deze lokale legislatuur verhoogd, net als de participatie van kinderen en jongeren aan het beleid. We stellen dus vast dat de meeste lokale besturen hun verantwoordelijkheid genomen hebben om een lokaal jeugdbeleid te ontwikkelen en te financieren. Ik herhaal dat ik niet beslis over het lokale jeugdbeleid of de begrotingen van de steden en gemeenten, maar we kunnen ze wel blijven aanmoedigen om hun verantwoordelijkheid ter zake te nemen. Ik stel ook vast dat de meesten dat op een goede manier doen.
Het sterkt me in mijn overtuiging dat lokale besturen ook in moeilijke tijden hun verantwoordelijkheid ten aanzien van kinderen en jongeren en hun jeugdorganisaties zullen opnemen. De Vlaamse Regering zal het lokale jeugdbeleid in elk geval blijven stimuleren. Zo kreeg ledenorganisatie Bataljong de specifieke opdracht om de ontwikkeling van het lokale jeugdbeleid te ondersteunen, door de subsidiëring van intergemeentelijke projectverenigingen op het vlak van jeugdwerk, of door het aanreiken van lokale participatie-instrumenten zoals de jeugdmonitor.
Helemaal tot slot, wij hebben eigenlijk nog één plaats waar we wel nog geoormerkte middelen hebben, niet alleen voor Jeugd, maar ook voor andere domeinen: Brussel. Een deel van de VGC-middelen (Vlaamse Gemeenschapscommissie) is geoormerkt. Er is, denk ik, niemand in Brussel die zegt dat dat een garantie is voor een kwaliteitsvol jeugd- of ander beleid. Dat wordt niet gezien als een troef of als iets wat leidt tot meer uitgaven. Het is trouwens zo dat de VGC – eerlijkheid gebiedt me om dat te zeggen – meer uitgeeft aan Jeugd dan wat op dit moment voorzien is in die sectorale subsidie. Dit is dus toch één illustratie van waar het nog bestaat en waar het eigenlijk niet helpt in een sterker jeugdbeleid.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord. Ik denk dat we de bezorgdheid delen. Er is wel iets wat ik nog een beetje mis. u wijst er terecht naar dat we de nulmeting, de eenmeting en de tweemeting hebben, en tot nu toe is dat eigenlijk allemaal goed gegaan. Dat was natuurlijk altijd in een tijd dat de budgettaire krapte niet van die orde was als vandaag. En ik denk dat er toch wel een aantal signalen zijn die aantonen dat lokale besturen om begrijpelijke redenen – en autonoom, voor alle duidelijkheid – die keuzes maken.
Onze vraag is niet om nu manu militari te zeggen dat het op die manier moet gebeuren. Maar er zijn toch een aantal redenen waaruit we kunnen vermoeden dat er op een aantal plaatsen toch drastischere keuzes gemaakt worden dan in het verleden. Dan vind ik het wel uw opdracht om misschien niet te wachten tot de driemeting of misschien niet te wachten tot de cijfers uit de vrijetijds- en jeugdmonitor binnen zijn, om dat te kunnen inschatten. Misschien kunt u proactief op zoek gaan, met Bataljong, in uw overleg dat u in oktober hebt geïnitieerd. Maar in december worden alle begrotingen al goedgekeurd. Het zou wel goed zijn om de komende weken en maanden, tegen februari ergens, zicht te krijgen op de situatie op het terrein. Op welke plaatsen is er dan echt een fundamentele keuze gemaakt om te gaan besparen op middelen voor de jeugd?
U zegt terecht dat uw bevoegdheid in de eerste plaats het Vlaams en bovenlokaal jeugdwerk is, en niemand trekt dat ook in twijfel. Onze vraag is ook niet om een extra envelop uit te trekken vanuit Vlaanderen. We doen dat rond heel wat domeinen, maar ik denk niet dat het hier onze vraag is dat Vlaanderen tegen de gemeenten zegt dat ze evenveel investeren, en dat Vlaanderen het wel zal betalen. Onze vraag is wel om te zorgen dat u het tijdig in de gaten hebt als er echt problemen opduiken.
Ik hoor vandaag nog niet wat het echte metingssysteem is om op korte termijn – de komende twee maanden – zicht te hebben op wat de situatie is op het terrein. Hebt u daar plannen voor, of wat is de timing voor de meting en de monitoring op dat gebied?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat wij allen hier in dit parlement, hopelijk in deze commissie, er toch minstens allemaal van overtuigd zijn dat lokale besturen inderdaad toch hun lokale verantwoordelijkheid moeten blijven nemen ten aanzien van het jeugdwerk, maar dat we omgekeerd hopelijk ook vele lokale bestuurders hebben die daar inderdaad ook van overtuigd zijn. Ik betreur alleen maar dat als er keuzes gemaakt moeten worden, er soms toch in eerste instantie naar het jeugdwerk gekeken wordt om dat te doen.
Nu, in dezen, minister – en ik heb dat gehoord in de verschillende boodschappen die u ook geeft –, roept u vele malen op om inderdaad ook het jeugdwerk te ondersteunen. Maar ik ben ook blij dat u ook gebruikmaakt van de contacten die u hebt met lokale schepenen of met lokale bestuurders, om daar dan ook de nodige aandacht voor te vragen. Ik wil meegeven om dat zeker ook te blijven doen, ook de komende weken en de komende maanden.
Ik begrijp de drang naar hoe we dat zo kort mogelijk kunnen opvolgen. Nu, ik denk dat we moeilijk een meldingsplicht kunnen invoeren daarvoor. Maar ik wil wel opnieuw de aandacht – maar u hebt er wel al naar verwezen in uw antwoord – vragen voor de monitoring. Op het moment dat er hier keuzes werden gemaakt om niet meer te werken met gelabelde middelen, hebben wij ook heel uitdrukkelijk vanuit onze fractie steeds de aandacht gevraagd om een goede monitoring te kunnen doen. En ik begrijp dat u dat ook van plan bent. Wij zullen alleszins opvolgen dat ook dat zijn gevolg kent.
Maar ik denk, collega's, om af te sluiten, dat we allen dezelfde boodschap moeten geven aan onze lokale bestuurders, om hopelijk inderdaad het jeugdwerk in dezen niet in de kou te laten staan.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
We hebben het er al vaak over gehad. De opeenvolging van de coronacrisis, de energiecrisis, de stijgende rente, dat zorgt voor hoofdbrekens bij de lokale besturen. Ik denk dat iedereen zich daarvan bewust is. Zeker de mensen die lokaal actief zijn.
We zien dat de regering ervoor kiest om te blijven inzetten op jeugd en jeugdinfrastructuur, en dat is een heel erg goede zaak. Jammer genoeg is dat niet op elk bestuurlijk niveau waar. We zien dat er moet worden bespaard, dat daar keuzes in worden gemaakt, en dat is natuurlijk een veel minder leuke kant van het beleid. Het is tof wanneer de middelen beschikbaar zijn en je lintjes kunt doorknippen en fijne dingen kunt doen. Maar dit is nu eenmaal een minder fijne periode.
We weten dat er heel wat belangrijke zaken moeten gebeuren, en dat er daartussen keuzes gemaakt moeten worden. We hopen natuurlijk allemaal dat het jeugdwerk zo min mogelijk slachtoffer wordt van die keuzes. En net daarom koesteren we de lokale autonomie van onze gemeenten heel erg. Omdat zij kort op de bal kunnen spelen, en omdat zij kunnen inschatten wat waar nodig is, en die afweging kunnen maken. Een keizer-kostermentaliteit staat dat volgens ons in de weg om dat deftig te kunnen doen.
Het is natuurlijk wel een factor die van belang is voor verkiezingen. Ik hoor de collega spreken over de korte termijn, om daar over twee maanden weet van te hebben. Dat is zeer interessant. Maar ik denk dat het vooral ook iets is wat de kiezer mee zal nemen richting de volgende verkiezingen. Heeft het bestuur goede beslissingen genomen, heeft het goed of slecht gewerkt? Dat wordt geëvalueerd. Het kan niet de bedoeling zijn dat een bestuur een paraplu kan opentrekken, kan verwijzen naar een hoger niveau en kan zeggen dat hun iets werd opgelegd. Dat streven naar autonomie is tegelijkertijd de bereidheid tonen om de verantwoordelijkheid te dragen voor keuzes die je moet nemen in moeilijke periodes. Dat is een beetje ons standpunt.
De heer Anaf heeft het woord.
Er is al veel gezegd. Ik wil de commissie Binnenlands Bestuur hier niet overdoen, maar de lokale context is bijzonder moeilijk. Als ik kijk naar mijn eigen stad Turnhout komen er in de periode 2022-2025 5 miljoen euro extra kosten voor energie bij en 27 miljoen euro extra voor personeelskosten. Daar moeten heel zware besparingen worden gerealiseerd. Het gaat in totaal over een zestigtal medewerkers van de zeshonderd die zullen moeten afvloeien doorheen de jaren, gelukkig vooral door mensen niet meer te vervangen. Dat zijn heel zware oefeningen die lokaal moeten gebeuren wegens de energiecrisis, de inflatie en de stijgende personeelskosten. Dan is het goed dat de jeugdsector keihard van zijn oren maakt. Ik ben ook blij dat er de voorbije weken sterke signalen zijn gekomen vanuit de jeugdsector en ook vanuit de Jeugdraad, ook bijvoorbeeld in Antwerpen. Zij leggen op tafel wat de consequenties van het beleid zijn.
In Turnhout hoop ik dat we ervoor kunnen zorgen dat er geen besparingen op jeugd gebeuren. Ik zit zelf niet in het schepencollege en heb dus zelf nog geen zicht op hoe het zit, maar ik maak me wel veel zorgen over verschillende lokale besturen. Er bestaat lokale autonomie, maar het is goed dat u als minister de schepenen van Jeugd bij u roept en dat men rond de tafel kan zitten en samen kan nadenken over oplossingen. Ik maak me er wel grote zorgen over dat er in gemeenten heel zware keuzes zullen moeten worden gemaakt. Ik denk dat er lokale besturen zullen zijn die ook naar de jeugdsector zullen kijken. Wij kunnen hier allemaal samen zeggen dat we hopen dat er niet op Jeugd wordt bespaard, maar ik hoop echt dat dat de realiteit zal worden. Dat is de realiteit in Vlaanderen bij lokale besturen op dit moment.
Minister Dalle heeft het woord.
Er zijn twee elementen. Ten eerste deel ik de zorg die hier gedragen wordt door alle fracties ten aanzien van onze lokale besturen. Er wordt heel vaak kritiek geleverd op de particratie in België. Als u het mij vraagt, is dat heel vaak terechte kritiek, maar in dezen heeft het wel een voordeel. We zijn allemaal lid van een politieke partij die vaak ook lokaal meebestuurt. We hebben ook wel mogelijkheden ten aanzien van onze collega's om op de verschillende niveaus, of dat nu in de stad Antwerpen is of in een kleine gemeente, daarop te drukken. Dat de financiële context van de lokale besturen niet evident is, klopt ook. Dan moeten er keuzes worden gemaakt. Ik denk dat het wel zinvol is dat de leden van deze commissie, en wij ook, intern in de eigen geledingen en partijen er de nadruk op leggen dat dit een beleidsdomein is waarop het op dit moment zeker niet aangewezen is om fors te besparen.
Ten tweede hebben we de methodiek van nulmeting, eenmeting, tweemeting. Ik deel wel het standpunt dat het goed zou zijn om in deze bijzondere context wat zicht te krijgen op de problematiek. Het zal niet van dien aard zijn om een inventaris te krijgen voor de begrotingsopmaak 2023, maar het zou wel zinvol zijn om begin volgend jaar een beetje een zicht te krijgen op de situatie in de gemeenten op het vlak van de evolutie van de middelen voor Jeugd. Ik ga ingevolge deze vraag aan Bataljong vragen of zij bij lokale besturen rond deze thematiek een bevraging kunnen organiseren, hetzij integraal, hetzij via een representatieve steekproef. Ik denk dat dat zinvol kan zijn om daar een zicht op te krijgen en daar vervolgens volgend jaar lessen uit te kunnen trekken en opnieuw een signaal te kunnen geven. Dat lijkt mij een zinvolle suggestie die ik graag meeneem.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben heel tevreden met uw antwoord. Ik denk dat het goed is dat we gezamenlijk die bezorgdheid uiten, maar dat we het ook zeer kort op de bal opvolgen. Er wordt gezegd dat er moeilijke keuzes zullen moeten worden gemaakt. Die moeten nog worden bevestigd door de gemeenteraad. We zijn 8 december. Ik ga ervan uit dat in alle gemeenten in Vlaanderen de ontwerpbegroting klaar is. De keuzes zijn op dit moment gemaakt en ze gaan nu naar de gemeenteraden ter bespreking en ter beslissing. Ik vind dat goed. We moeten nu niet doen alsof we daar in de loop van december nog in kunnen sturen of iets in kaart brengen om daar nog invloed op te hebben. We moeten begin volgend jaar wel weten waar we aan toe zijn. Ik denk dat Bataljong een geschikte partner is. Ik ben heel blij dat u dat voorstel omarmt.
Ik wil afsluiten met datgene waar u mee gestart bent in uw laatste antwoord. Los van de bedenking over particratie, is de essentie het volgende. De collega's zeggen dat het gemakkelijk is om aan politiek te doen in gunstige tijden. Dat klopt helemaal. Maar dat toont ook net aan hoe belangrijk politiek is op momenten dat er krapte is. Het is natuurlijk dan dat politieke keuzes ertoe doen. Het is dan dat men richting geeft op basis van een waardenkader en een overtuiging. Waar kies je voor? Ons pleidooi is heel duidelijk en ik merk dat dat bij een aantal collega's ook zo is, namelijk om op dat moment zeker niet te gaan besparen op het jeugdwerk.
Ik kan u al een antwoord op uw oefening geven en dat is in mijn eigen gemeente, waar we voor de tweede legislatuur op rij mee besturen en bevoegd zijn voor Jeugd, ikzelf niet meer uiteraard, want wij hebben een cumulverbod. We gaan niet besparen op Jeugd. Dat is alvast de begroting die dinsdag aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. We gaan groeien als het gaat over middelen, uiteraard niet oneindig, maar ons belastingpeil blijft op dezelfde hoogte en we gaan onze investeringen in de jeugd en het jeugdwerk verderzetten. Minister, dat is dus al een antwoord voor Bataljong. Ik hoop dat dat in alle andere steden en gemeenten in Vlaanderen ook zo zal zijn, maar ik vrees ervoor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.