Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de voedseltop
Verslag
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, deze vraag is al twee keer uitgesteld, een keer omdat de voedseltop toen nog niet had plaatsgevonden en de tweede keer door de begrafenis van Paula D’Hondt. Maar ze is nog altijd even actueel. De voedseltop is het resultaat van veel werk maar ook de start van heel wat van wat nog moet komen.
De voedselstrategie werd onlangs voorgesteld. Het is het werkstuk van een voedselcoalitie die hier lang aan gewerkt heeft. Het is positief dat er veel mensen bij elkaar zijn gebracht die misschien voor de eerste keer aan zoiets hebben samengewerkt. Het eindrapport ligt er nu.
Wat opvalt, is dat in het eerste hoofdstuk wordt erkend dat een transitie van ons voedselsysteem nodig is. Er wordt ook verwezen naar de SDG’s (Sustainable Development Goals), de ‘Farm to Fork’-strategie enzovoort. Deze kaders en strategieën bieden een houvast bij de richting waarin de ecologische en sociale transitie moet verlopen. Op dat vlak dus geen enkel probleem. Maar bij de volgende hoofdstukken in de strategienota, waar de vertaalslag naar concretere werkpaden in Vlaanderen wordt gemaakt, ontbreekt echter de concrete vertaling van de doelstellingen opgenomen in bijvoorbeeld de Farm to Fork-strategie, de Europese biodiversiteitsstrategie enzovoort.
Tijdens een vorige commissie antwoordde u op vraag van mijn collega Mieke Schauvliege dat de toekomstvisie op landbouw verder vorm zal worden gegeven via de voedselstrategie.
Het huidige voedselsysteem brengt door de productiemethoden erg veel gezondheidsproblemen met zich mee, zoals zoönoses en antimicrobiële resistentie. Deze laatste wordt door de FOD Volksgezondheid gezien als een van de grootste bedreigingen voor de huidige en toekomstige volksgezondheid.
Onze voedselconsumptie hier heeft een sterke impact in het Zuiden. Het Vlaamse voedselpatroon heeft een duidelijke relatie met grootschalige, op export gerichte plantages in het globale Zuiden die de lokale ecosystemen verwoesten en de toegang voor lokale bewoners tot gezond en gevarieerd voedsel belemmert. Hoewel Vlaanderen dit probleem niet alleen kan aanpakken, kan Vlaanderen dit probleem wel benoemen in de analyse en de consequenties hiervan voor onze Vlaamse voedselstrategie.
Het huidige voedselsysteem wordt gekenmerkt door de macht van enkele grote spelers, zoals de verwerkende industrie en de retail. Zij bepalen te vaak de prijs voor de producten, de voorwaarden die aan producten worden gekoppeld enzovoort. Hierdoor is er een onevenwicht in de keten ten nadele van de landbouwer. Het zijn allemaal elementen waarop een degelijke voedselstrategie zou moeten inwerken. Maar het eindrapport blijft op dat punt erg vaag en weinig concreet.
Minister, welke zijn de concrete doelstellingen die de Vlaamse Regering met deze voedselstrategie wil bereiken?
U stelt dat de voedselstrategie een rol moet spelen in het uitklaren van de toekomstvisie voor onze landbouw. Dat veronderstelt dat er een duidelijke koppeling wordt gemaakt met het strategisch plan in uitvoering van het GLB (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Op welke manier speelt de voedselstrategie hierop in?
Welke plaats krijgen de gezondheidsrisico’s in uw voedselstrategie? Op welke manier biedt de voedselstrategie hierop een antwoord? Welke inspanningen zal het departement doen?
In welke mate houdt de voedselstrategie rekening met de impact op het Zuiden?
Op welke manier speelt de voedselstrategie in op het onevenwicht in de keten ten nadele van onze landbouwers?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de collega heeft al verwezen naar de voedseltop. Het is de eerste keer dat er een dermate grote betrokkenheid van verschillende partners is om samen na te denken over hoe we de voedselvoorziening in Vlaanderen verder willen uitbouwen. Minister, ik wil u alvast proficiat wensen met het initiatief en vooral ook met de betrokkenheid en partnerschappen rond de tafel om dat uit te bouwen.
Als ik het centrale discours bekijk dat u duidelijk hebt vooropgesteld, zegt u dat strategische autonomie de belangrijkste visiedoelstelling is waarnaar we moeten werken. Vertaald is dit: hoe kunnen we garanderen dat de Vlaming toegang heeft tot betaalbaar, kwaliteitsvol en duurzaam voedsel van bij ons, met respect en voldoende verloning voor landbouwers en in evenwicht met onze omgeving?
Minister, dit is een heel duidelijke stellingname waar we naartoe willen evolueren, ook met de Vlaamse voedselproductie en de hele voedselketen in Vlaanderen. U hebt er meer specifiek vier principes uit gedistilleerd. Ten eerste, Vlamingen moeten kunnen genieten van kwalitatief buitenlands voedsel, maar mogen er niet afhankelijk van worden; de voedingssector kan inspelen op exportopportuniteiten, maar mag er niet afhankelijk van worden.
Twee. We zijn voorstander van een sterke, duurzame en performante landbouw in Vlaanderen, en dit in evenwicht met de omgeving. We willen onze voedselproductie niet zien verhuizen naar regio’s waar we geen impact hebben op de productievoorwaarden. De landbouw heeft in dit proces een belangrijke rol: zonder boeren geen eten.
Drie. We willen meer aandacht voor eerlijke prijsvorming doorheen de keten, opportuniteiten voor kmo’s in de voedingssectoren zoals ‘Lekker van bij ons’.
Vier. Het gaat ook over voedselgeletterdheid. Voeding zorgt voor de verbinding tussen landbouwers en burgers, tussen producenten en consumenten. Het verhoogt het vertrouwen van de Vlaming in zijn voedselketen en de betrokken schakels.
Minister, dat zijn heel voorname uitgangspunten. Om die te kunnen waarmaken is het, naast de coalitie en de grote betrokkenheid van de voedseltop, ook belangrijk dat de hele Vlaamse Regering – en bij uitbreiding het liefst het hele parlement – zich daar mee achter wil zetten. Alleen op die manier kunnen we een duurzaam beleid verder uitbouwen. Daarom heb ik volgende vragen voor u, minister.
In welke mate erkent de Vlaamse Regering dat onze voeding een belangrijke strategische sector is?
Hoe zal de Vlaamse Regering hiermee rekening houden in de verdere besluitvorming? Zullen effecten op de sector steeds in rekening gebracht worden? Hoe zal dit gebeuren? Rond de effecten op de hele voedselketen werden hier al eerder duidelijke vragen gesteld. Deze vraag peilt naar de mate waarin daar in de toekomst rekening mee wordt gehouden.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vragen rond de voedseltop en onze Vlaamse voedselstrategie. Het geeft me de gelegenheid om daar samen met jullie dieper op in te gaan.
In de eerste plaats wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om al die partners te bedanken die daar gedurende vele maanden aan hebben meegewerkt. Het waren er maar liefst 33. Dat gegeven op zich maakt het al uniek, dat heb ik ook heel expliciet zo benoemd tijdens de voedseltop. Het is een heel unieke voedselcoalitie van de Bond Beter Leefmilieu tot de belangenorganisaties van de landbouwsector en heel de agrovoedingsketen, ook de verwerkende industrie. Er is een heel breed platform gecreëerd om samen na te denken over de strategische autonomie en de duurzame toekomst voor de voedselproductie in Vlaanderen. Het is mijn grote overtuiging dat er van voeding een heel sterke verbindende kracht uitgaat. We moeten die in onze samenleving benutten om bruggen te bouwen. Dat is, wat mij betreft, vandaag meer dan nodig.
Ik ben er ook van overtuigd dat wij in Vlaanderen alle troeven in handen hebben om uit te groeien tot een heel duurzame voedselregio. We kunnen een voorbeeld zijn voor vele andere delen in de wereld. Al die zaken vormden de inzet van de voedseltop en de voedselstrategie.
De ambitie waaraan ik de voedselstrategie wil ophangen, beste collega’s, is ingegeven vanuit een strategische autonomie. Als je kijkt naar de uitdagingen in deze wereld, dan word je daarmee geconfronteerd. Kijk naar onze basisbehoeften. We kennen het hele debat rond energie en de kwetsbaarheid van onze regio, als men te afhankelijk wordt op een bepaald vlak. Dat is voor voeding niet anders.
Als je naar diezelfde wereld kijkt, dan zie je dat we recent de kaap van 8 miljard mensen hebben genomen. Vandaag is het in bepaalde delen van de wereld al moeilijk tot onmogelijk om op een duurzame wijze voedsel te produceren. Als we de prognoses bekijken, dan evolueren we in de richting van 10 miljard mensen, en dat op een moment dat we het wereldklimaat neutraal willen hebben in 2050. We weten met zijn allen dat het voeden van al die monden, dat geldt niet alleen voor Vlaanderen maar voor de hele wereld, op een andere manier zal moeten, omdat we anders een veelvoud van de planeet nodig hebben.
Ik zal die strategische autonomie iets meer duiden. Collega Rombouts wees terecht op de verschillende pijlers die het fundament vormen van de voedselstrategie. Dat is in de eerste plaats het recht op toegang tot voeding voor iedereen, voor elke Vlaming. Dat gaat over gezonde, duurzame, betaalbare, kwalitatieve voeding. Het is natuurlijk niet de ambitie, collega’s, laat dat duidelijk zijn, dat wij heel de wereld gaan voeden, maar we willen wel een voorbeeld zijn. Het is natuurlijk ook zo dat we niet afhankelijk mogen worden van andere regio’s, wat betreft kwaliteitsvolle voeding.
Even belangrijk is de omgeving waarin we aan die voedselproductie doen. Het is belangrijk om te benadrukken dat dit met respect moet gebeuren voor de ecologische grenzen. We ondervinden de klimaatverandering vandaag al aan den lijve bij onze voedselproductie. De ecologische uitdagingen zullen een heel grote impact hebben op het productiepotentieel van onze landbouwsector.
Samen met de algemene impact op de leefomstandigheden zijn dat redenen genoeg om onze voedselproductie én consumptie in evenwicht te brengen met de omgeving. Dat is een heel belangrijke pijler, zodat ook de komende generaties een strategische autonomie kunnen ontwikkelen op dat vlak.
Minstens even belangrijk om te komen tot een duurzame voedselstrategie is dat het wel binnen een economisch model moet kunnen, dat er aan de primaire sector een correcte prijs kan worden betaald voor het voedsel en dat de kosten en de risico’s die daarmee gepaard gaan op een billijke manier over die verschillende schakels moeten kunnen worden verdeeld.
Die duurzame strategie moet gebaseerd zijn op een weerbare en sterke economische sector, bestand tegen marktschokken of geopolitieke verschuivingen. Dat zijn belangrijke uitgangspunten die deel uitmaken van die strategische autonomie. We moeten onze afhankelijkheid van derden afbouwen voor de aanvoer van voedsel, maar ook minder afhankelijk worden van derde landen.
Zoals ik in mijn inleiding heb gezegd, is een belangrijke vierde pijler dat we naast de ambitie ook het geloof en de overtuiging mogen hebben dat voeding de groeiende kloof tussen consument en producent, tussen stad en platteland kan dichten. Daar ben ik absoluut van overtuigd. Voeding brengt ons samen en heeft een sterk verbindende factor in onze gemeenschap. Maar we moeten ook meer begrip tonen voor de realiteiten waarbinnen onze landbouwers en voedselnijverheid moeten werken, in combinatie met een groeiend inzicht in onze verwachtingen en wensen als burgers en consumenten.
Wat voor mij cruciaal is om al die ambities te kunnen waarmaken, is innovatie, zowel in het systeemdenken als in de technologische vooruitgang. Vlaanderen moet daarin het voortouw nemen. Inleidend verwees ik naar onze 33 partners. Dat gaat ook over onze kennisinstellingen, onze proeftuinen en onze onderzoekscentra die toonaangevend zijn in Europa en bij uitbreiding in de wereld. Daarom zullen we verder investeren in innovatie om tot die duurzame voedselregio te kunnen komen. Ik heb daarvoor het beeld gebruikt van Silicon Valley voor een duurzame voedselproductie. We mogen die ambitie met die unieke coalitie absoluut uitspreken.
De Vlaamse voedselstrategie is geen gedetailleerde blauwdruk voor de toekomst, met bindende doelstellingen rond voedselproductie en -consumptie voor alle geledingen van de maatschappij. Deze strategie biedt wel een gemeenschappelijk kader en een toekomstperspectief, een overzicht van de verschillende domeinen waarop er zal moeten worden gewerkt. Ze versterkt ook het engagement van organisaties en beleidsmakers om over thema's en beleidsdomeinen heen samen te werken om dit toekomstperspectief te realiseren.
De strategie en de acties die eruit voortvloeien, zijn een basis om op verder te werken in verschillende aspecten van het voedselsysteem en om op dat vlak stappen in de goede richting te zetten. Er zijn 19 strategische doelstellingen in de strategie en er werden 98 werkpaden geformuleerd die op hun beurt een kapstok vormen voor acties op verschillende niveaus en schakels van het agrovoedingssysteem. We zullen dit jaar enkele voedseldeals in gang zetten die inspelen op de verschillende strategische doelstellingen, om ze concreet waar te maken en waarvoor zich gemiddeld meerdere partners hebben geëngageerd om dat tot uitvoering te brengen.
Vervolgens was er een vraag over de relatie met andere beleidsplannen en -instrumenten, met een verwijzing naar het GLB. Via het gemeenschappelijke landbouwbeleid wordt in de eerste plaats de landbouwer, als primaire voedselproducent, ondersteund om op een duurzame wijze voldoende en kwaliteitsvol voedsel te produceren tegen een correcte, marktconforme prijs. Dat is nu ook duidelijk geworden na de bekendmaking van het GLB en de goedkeuring door Europa. Binnen het Vlaamse GLB zullen diverse interventies hiertoe bijdragen. Voorbeelden zijn uiteraard de ondersteuning onder de eerste pijler, maar ook de VLIF-interventies (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) zijn belangrijk, bijvoorbeeld ‘VLIF Opstart van of omschakeling naar een toekomstgerichte duurzame ondernemingsstrategie op een landbouwbedrijf’. Wat betreft het duurzaam produceren met verminderd of meer bewust gebruik van inputs, beschikt het GLB-plan over verschillende kapstokken. Ook rond dierenwelzijn en antimicrobiële resistentie wordt er gewerkt binnen de context van het GLB.
Het GLB heeft niet alleen oog voor de primaire voedselproducent: de interventie ‘VLIF investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten’ steunt bedrijven die actief zijn in het agrobusinesscomplex bij investeringen om de duurzaamheid te verhogen en toegevoegde waarde aan de producten te creëren.
In die zin vullen de voedselstrategie en het GLB elkaar aan en versterken ze elkaar. Diverse uitdagingen binnen de landbouwsector vinden hun oorsprong of oplossing ook elders in het voedselsysteem. Een breder voedselbeleid om daarmee aan de slag te gaan, is dan ook belangrijk.
Het kader dat we met de voedselstrategie trachten te scheppen, biedt kansen om samen te werken over de grenzen tussen sectoren en ketens, disciplines, beleidsdomeinen en -niveaus, om zo de nodige antwoorden te bieden op de blijvende knelpunten voor de landbouw en het bredere voedselsysteem.
De uitdagingen met betrekking tot de positie van de landbouwer in de keten komen ook uitgebreid aan bod in de strategie. Onder de derde pijler, die de strategische doelstellingen bundelt voor een veerkrachtige economie, die natuurlijk cruciaal is, zeker ook voor de primaire sector, zitten heel wat elementen die de positie van de primaire producent moeten versterken. Toekomstgerichte verdienmodellen, een eerlijke prijsvorming, samenwerking en structureel overleg in de keten en de beschikbaarheid van grond zijn enkele voorbeelden die met betrekking tot dat thema aan bod komen in de doelstellingen en werkpaden onder deze pijler. Bovendien werden er bij de lancering van de strategie ook een aantal hefboomacties voorgesteld, waaronder één rond samenwerken aan eerlijke prijsvorming en één rond de beschikbaarheid van voedselgrond, twee elementen die uiteraard een belangrijke rol spelen bij de ketenpositie van onze landbouwers.
De Vlaamse Regering erkent het strategisch belang van onze voedingssector. Dat blijkt heel goed uit de specifieke aanpak die werd uitgewerkt tijdens de COVID-19-crisis voor de voedselsector, maar evengoed uit het feit dat we al jarenlang vanuit Vlaanderen sterk investeren in ondersteuning, onderzoek en innovatie. Dat was natuurlijk ook een heel concrete vraag: een strategie en een visie, allemaal goed en wel, maar er moet boter bij de vis zijn, er zal ook moeten worden geïnvesteerd. Daarom maken we een recurrent bedrag van 12 miljoen euro vrij voor een specifiek onderzoeksprogramma rond innovatie in de brede betekenis, naast andere maatregelen, zoals 7 miljoen euro voor agro-ecologie. Ook is er natuurlijk het GLB, dat heel sterk inzet op die tweede pijler. Dat gaat om een gigantisch bedrag, zoals u weet: meer dan 1miljard euro.
Dan was er de vraag in welke mate de strategie rekening houdt met de impact op het Zuiden. Wat de relatie tot het Zuiden betreft, legt de strategie de nadruk op grensoverschrijdende samenwerking, waarbij specifiek de mondiale uitdagingen en verbondenheid worden aangehaald. Daaronder vallen werkpaden zoals het internationaal delen van kennis, het inzetten op internationale samenwerking, het proactief bijdragen aan coalities en beleidscoherentie en het zoeken van synergieën tussen verschillende beleidsniveaus. Onder de derde pijler staat ook de specifieke doelstelling van het bevorderen van eerlijke en duurzame handel. Dat vind ik ook een bijzonder belangrijk aandachtspunt, ook in de context van de voorbereiding van het EU-voorzitterschap in 2024. Ik heb al een aantal keren gezegd dat het vandaag met gezond Vlaams boerenverstand moeilijk te vatten is dat wij voedingswaren importeren uit delen van de wereld, inderdaad uit het verre Zuiden, die aan veel minder strengere voorwaarden moeten voldoen op het vlak van milieu, dierenwelzijn, voedselveiligheid en dergelijke meer. Dat is dus iets wat onze aandacht moet blijven krijgen. Dat we dat in Europa hoog op de agenda moeten plaatsen, is wat mij betreft vanzelfsprekend.
Dan waren er de vragen over onder andere de gezondheidsrisico’s. Dat zijn belangrijke elementen onder de eerste pijler van de strategie van een gezonde en duurzame voeding voor iedereen. De voedselongelijkheid wegwerken, is daar een heel belangrijk onderdeel van, maar gezonde voeding eveneens. Concreet zit het ‘one health’-principe vervat in een werkpad bij deze eerste strategische doelstelling, waar ook zoönoses en antimicrobiële resistentie onder vallen. Hier wordt momenteel al sterk aan gewerkt, bijvoorbeeld in het Belgisch nationaal actieplan ‘One Health’ voor de bestrijding van antimicrobiële resistentie. We willen met onze deals en hefboomacties verder inspelen op de hiaten die er ter zake zijn. In de strategie verwijzen we ook naar de Vlaamse voedingsdriehoek als de basis voor een gezond én milieuverantwoord voedingspatroon. We refereren dus ook aan de expertise van het Vlaams Instituut Gezond Leven wat definities en aanbevelingen rond gezonde en ongezonde voeding betreft.
Dan de verdere uitbouw van onze strategie. De opmaak van de strategie op zich was natuurlijk een heel belangrijke mijlpaal, maar het is natuurlijk veeleer een start. Nu gaan we verder met het operationaliseren. In de volgende fase starten we dus met die uitvoering. De voedseldeals die werden gekozen tijdens de opmaak van de strategie, vormen daartoe een eerste aanzet qua acties. Daarnaast is het van belang om ook in een goede borging en sturing te voorzien, zodat de strategie kan worden verankerd en top of mind kan blijven als referentiedocument. Daarvoor zullen dus een aantal zaken worden uitgewerkt: het stappenplan voor de langere termijn, de structurele verankering, de diverse werkpaden en de bijkomende deals, de monitoring en evaluatie. Dit alles zal worden uitgewerkt in overleg met de coalitie en binnen het Vlaams Netwerk Voedselbeleid. Er zal in deze nieuwe fase dus ook verder worden ingezet op een doorgedreven samenwerking met de coalitie en andere ad-hocpartners.
Dan was er inderdaad ook nog de vraag rond het voorzitterschap van België voor de Europese Raad voor het eerste deel van 2024, en de vraag om dat momentum aan te grijpen om te discussiëren over die duurzame voedselsystemen en onze autonomie.
Dat voorzitterschap zal inderdaad een belangrijke volgende mijlpaal zijn. Het voorzitterschap geeft ons de kans om ons werk op Europees niveau in de kijker te zetten, maar ook om een aantal knelpunten die op Europees niveau aangepakt moeten worden, onder de aandacht te brengen. Daar heb ik zojuist naar verwezen.
We geven dus ook mee vorm aan de discussie over het nieuw wetgevend kader voor een duurzaam voedselsysteem in het kader van de ‘van boer tot bord’-strategie, dat de Europese Commissie eind 2023 zal voorstellen. Bovendien organiseert de Vlaamse overheid een ‘Open Food’-week waar voedselstrategieën en de nodige wisselwerking tussen beleid, onderzoek en praktijk centraal staan. Dit doen we in nauwe wisselwerking met andere overheden die ook een aantal evenementen rond voedsel zullen organiseren.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. We hebben ondertussen natuurlijk allemaal kunnen kennisnemen van die voedselstrategie naar aanleiding van de voedseltop. Maar ondertussen zijn er toch ook wel wat bedenkingen of bezorgdheden geuit. U noemde daarnet onder andere Bond Beter Leefmilieu (BBL). Maar Bond Beter Leefmilieu, Rikolto en Voedsel Anders hebben in hun brief op een aantal punten gewezen waar zij wel bezorgd over zijn. Die kunt u vinden op de website, denk ik. Ze zeggen dat concrete doelstellingen ontbreken, waardoor het natuurlijk moeilijk is om te evalueren. Hoe gaat het nu met die voedselstrategie? Hoe gaat dat nu vooruit? Wat doen we nu, en wat moeten we doen? De opvolging en evaluatie is daardoor moeilijk. En het is wel bepalend in zo'n proces dat je kunt opvolgen.
Dan is er de financiering. Zij vragen ook om de financiering te koppelen. Er wordt in de voedselstrategieën gesproken over allerlei andere initiatieven die door de regering al genomen zijn, bijvoorbeeld het plan rond het tegengaan van voedselverlies, maar daar staan geen middelen bij. Dus dat zijn allemaal plannen zonder budget. We weten allemaal, collega’s, dat als er geen budget is, het dan niet gebeurt. Er moeten middelen toegewezen worden om ervoor te zorgen dat dingen slagen. Dus zij zeggen dat extra middelen een randvoorwaarde zijn voor de implementatie.
Zij wijzen op drempels en hindernissen die systeemverandering bemoeilijken, en ze zeggen dat je die moet benoemen. Je moet die aanpakken.
Dan wijzen zij ook op bepaalde machtonevenwichten in het multistakeholdersproces. Daarbij wijzen ze erop dat het heel mooi is dat je die spelers allemaal rond de tafel zet, maar het is een onevenwicht. Die grote industrieën hebben eigenlijk veel mogelijkheden om studies te produceren, argumenten aan te brengen, specialisten rond de tafel te zetten. Als je er tien extra wilt, dan betalen ze er gewoon tien extra, en zetten ze die mee rond de tafel. Daar staan ngo’s tegenover die eigenlijk geen middelen hebben, of die hun middelen moeten halen uit een subsidiebesluit, waar bepaald wordt wat zij moeten doen om die middelen te kunnen behouden. Dat is dus een onevenwicht, en men vraagt om daar rekening mee te houden.
De link met het globale Zuiden had ik zelf ook al aangehaald.
Ook de doelafstand tot die andere Europese richtlijnen is wel belangrijk. Vooral de milieucontext wordt dan wel benoemd, denk ik. Hoe past dat nu binnen de kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn, de richtlijn over pesticiden en zo verder? U wijst terecht op die internationale context, maar wij produceren hier nog altijd heel veel pesticiden, die hier allang niet meer gebruikt mogen worden, maar die we wel exporteren en die komen dan opnieuw bij ons binnen via residu’s op producten. Dat is een internationaal probleem waar wij een deel van het probleem zijn, maar ook een deel van de oplossing zouden moeten zijn.
Het is eigenlijk een oproep om met dat soort bezorgdheden verder om te gaan. Men vraagt eigenlijk, en ik citeer: “Wij verwachten dat bovenstaande bemerkingen door de minister worden meegenomen om het plan stevig bij te sturen.”
Er was ook kritiek in de pers, eerder van mensen uit de academische wereld. Die zeggen eigenlijk – bijvoorbeeld Patrick Mullie van de VUB – dat er niets in staat over een essentieel probleem in onze maatschappij, namelijk obesitas. Ik vond dat wel terecht, dat dat inderdaad een groot probleem is. U zegt dat wij ons hier zorgen maken over voedseltekorten. Maar er is een even groot probleem van een teveel aan voedsel. We eten te veel en we eten vooral zeer ongezond. Dat is ook een probleem. Ik vind het wel een terechte opmerking dat dat misschien te weinig aan bod is gekomen.
Professor Mathijs herhaalt een beetje wat de anderen gezegd hebben. Het is een mooie aanzet, maar het mist eigenlijk een concrete invulling. Over het bepalen van een prijsinstrument vraagt hij of we dat dan gaan doen voor alles. Gaan we voor vlees bijvoorbeeld de ware prijs aanrekenen, dan zou die serieus stijgen. Hij hekelt ook dat er niets wordt gezegd over het effect van de veestapel. Dus er zijn een aantal vragen.
De aanzet is goed, en zoals ik al zei benoemt het inleidend hoofdstuk eigenlijk de hele context waarbinnen zo’n voedselstrategie zich verder zou moeten ontwikkelen. Maar in de verdere uitwerking ontbreekt het toch aan een echte invulling, en wordt dat niet verder doorgetrokken. Dat zijn bezorgdheden die een aantal mensen geuit hebben, minister. In hoeverre is er nog mogelijkheid, en hoe ziet u het vervolg om met dat soort bezorgdheden rekening te kunnen houden, en een grondige bijsturing te kunnen doen verderop?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u hartelijk voor uw antwoord.
Aansluitend bij de tussenkomst van collega Steenwegen, wil ik zeggen dat er inderdaad reacties zijn op het moment dat men dingen lanceert. Ik denk dat dat evident is. Zij die niets doen, zullen de minste reactie creëren. Maar ik denk dat dat zeker uw uitgangspunt niet is, collega Steenwegen. De eerste keer dat de voedseltop wordt gelanceerd met een aantal heel duidelijke visies en doelstellingen, is het ook een traject en een proces dat wordt afgelegd waarin de vragen en bezorgdheden die er zijn, moeten kunnen worden opgenomen.
Minister, zoals ik in het begin aangaf, is de stelling dat wij naar een strategische autonomie voor ons bredere voedselsysteem moeten blijven werken, één heel duidelijke stelling. U zei daarbij ook dat we er rekening mee moeten houden dat de sector ook een economische sector is. Als we willen dat het hele systeem kan werken, zullen we oog moeten hebben voor de economische pijler, hier maar ook wereldwijd.
Ik wilde expliciet de vraag stellen of de hele regering zich tot deze voedselstrategie engageert. Het is natuurlijk belangrijk om ook op beleidsniveau stappen te kunnen zetten. Minister, u hebt er zelf naar verwezen dat de regering dit initiatief heeft ondersteund om deze Vlaamse voedseltop te kunnen realiseren. Als we kijken naar de buitenlandse missie van de minister-president maar ook naar de brede voedingssector die mee aanwezig is en de betrokkenheid van de diverse administraties van de verschillende beleidsdomeinen, dan lijkt het mij duidelijk dat dit wordt gedragen door de hele regering. U hebt het zelf ook onderstreept. Ik denk dat dit al een eerste belangrijke stap is.
Een evaluatie is belangrijk. Het is geen eindig verhaal. Ik ga ervan uit dat deze principes net de voedingsbodem zijn om verder op te bouwen, maar dan is het wel belangrijk om een goede en stevige voedingsbodem te kunnen hebben.
U hebt ook verwezen naar de samenwerking tussen de 33 partners. Ik vind dat een heel belangrijke sterke kracht: samenwerken. De uitdagingen waar we voor staan om tot die strategische autonome sector te kunnen komen, kunnen alleen maar worden gerealiseerd door die samenwerking. Ik hoop dat we het wij-zij-verhaal kunnen blijven overstijgen, zowel in de voedselstrategie, in debatten als overal omdat we er enkel met samenwerking zullen geraken.
Ik wil nog even een suggestie doen. Als de Vlaamse Regering de strategie mee onderschrijft in alle beleidsplannen die op de een of andere manier in aanraking komen of een effect hebben op het voedselsysteem, dan zou er misschien een soort van voedseltoets moeten zijn om na te gaan of we niet blind varen. Zo kunnen we duidelijk weten wat de impact is op de strategische sector. Het gaat dan effectief over alle beleidsplannen die op de een of andere manier een impact zouden hebben. Ik zou hiervoor uw aandacht willen vragen.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Collega’s, minister, in het kader van de zoektocht naar een duurzame toekomst voor onze land- en tuinbouwers en de huidige spanningen rond voedselzekerheid, is dit natuurlijk een fundamenteel debat. Ik wil u alvast bedanken voor het uitgebreide antwoord dat u hebt gegeven.
De beschikbaarheid van voedsel moet worden gegarandeerd, maar de actuele uitdagingen rond milieu en klimaat moeten natuurlijk worden aangegaan. Er is een consensus over: de uitdagingen zijn groot. Ik hoor het hier vandaag ook zeggen.
Sinds uw aantreden verwees u in heel wat antwoorden op vragen over de voedselstrategie naar de top – en het maakte mijn nieuwsgierigheid alleen maar groter. Op welke manier zal Vlaanderen aan de slag gaan met voedselzekerheid? Op 29 november kwam de voorstelling.
Positief is inderdaad het brede platform dat is bereikt. Het rapport geeft ook aan dat een transitie noodzakelijk is, en een integrale aanpak kunnen we enkel maar toejuichen. Iets vaststellen is één zaak, omzetten in concrete en broodnodige stappen op het terrein, is iets anders.
Het plan blijft voor mij een beetje steken in algemene doelstellingen. Of dit plan de uitdagingen waar we voor staan, het hoofd zal kunnen bieden, is volgens mij een legitieme vraag die mag worden gesteld. Ook heel wat experts uiten hun bedenkingen over het plan.
Ik wil graag ingaan op één concreet voorbeeld dat u zelf ook hebt aangehaald: de eerlijke prijsvorming voor de producenten. Landbouwers zijn prijsnemers, geen prijszetters en er is een onevenwicht in de keten. We spreken er in deze commissie al heel lang over: een correcte prijs voor inspanningen die de landbouwers doen op het vlak van dierenwelzijn, op het vlak van duurzaamheid, op het vlak van voedselveiligheid. Deze inspanningen hebben hun prijs en de producent, de Vlaamse land- en tuinbouwer, krijgt hier op dit moment onvoldoende waardering voor.
Minister, u bent mijn vierde minister van Landbouw en ik moet eerlijk zeggen dat er in mijn pleidooi wat dat betreft helaas niets is veranderd. Dat is een vaststelling, maar land- en tuinbouwers rekenen er wel op dat daar werk van wordt gemaakt. En dan is het nog maar de vraag hoe dat te rijmen valt met andere doelstellingen in dit plan, bijvoorbeeld die betaalbaarheid, ook een doelstelling die daarin heel erg naar voren komt.
Het kader is er, de consensus is er en de brede doelstellingen zijn er. We hebben ook de troeven, dat is gezegd, we hebben de bedrijven, we hebben het onderzoek, we hebben de kennis. Het is een kader, het is een engagement, het zijn kansen. Maar de vraag blijft wel of dit echt voor de broodnodige kentering zal zorgen. Ik dank u.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Goedemorgen, ik reageer graag heel kort. Open Vld is blij met die voedselstrategie. We vinden het top dat dat gebeurt.
Ik kan het meeste wat hier wordt gezegd, ondersteunen. Maar ik heb een bijkomende vraag. Minister, in uw betoog zegt u dat u het komende jaar voedseldeals zult uitwerken. Kunt u daar iets meer over zeggen? Want dat begrijp ik eigenlijk niet zo goed.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de bijkomende vragen. Ik begin met collega Steenwegen. Ik heb het genoegen gehad om vorige week dinsdag onder andere met de mensen van BBL ter plaatste te spreken. In de aanloop naar de top hadden ze mij een brief gestuurd met een aantal van hun terechte zorgen. Ik vond het ook een heel sterk signaal dat ze heel actief hebben meegewerkt, dat ze aanwezig waren en dat mee onderschrijven. Maar zij hebben inderdaad hun zorgen op tafel gelegd die u hier ook nog eens hebt vertolkt.
Wat de concrete doelstellingen betreft, lijkt het mij goed dat we meteen ook de koe bij de horens hebben gevat. Het is goed dat je een top hebt, dat je dat lanceert, dat de visietekst wordt gepresenteerd. Maar het was minstens zo belangrijk dat men die vrijdag al onmiddellijk rond de tafel is gaan zitten om voort te werken aan de verdere operationalisering en de uitvoering van het plan.
En ja, het klopt dat de financiering een belangrijke vraag is. Want je kunt inderdaad doelen stellen, maar als daar geen middelen tegenover staan, dan blijft dat een lege doos of een dode letter.
Ik kan een aantal voorbeelden geven van middelen die we zullen inzetten op een aantal thema’s. Dat overzicht is niet exhaustief, maar niet onbelangrijk als eerste overzicht. Er is uiteraard het GLB, op basis waarvan we niet onbelangrijke middelen kunnen inzetten in Vlaanderen die zullen focussen op die verdere verduurzaming.
Die 12 miljoen euro is een volledig nieuw budget dat we recurrent willen vrijmaken vanuit Economie en Innovatie voor een specifiek programma dat inzet op innovatie in de primaire sector. Dat gaat heel breed. Het programma zal nog worden uitgewerkt. Het kan ook inzetten op samenwerking. Dat is een vrij breed programma, maar het ent zich op de realisatie van de voedselstrategie.
Rond agro-ecologie voorzien we 7 miljoen euro aan extra ondersteuning. 500.000 euro gaat naar een heel concreet project rond de voedselgeletterdheid. Minister Crevits zal specifiek inzetten op de problematiek van de lege brooddozen. 100.000 euro gaat naar het project ‘Toegang tot grond’, 250.000 euro naar een matchmaking platform. Dat zijn een aantal voorbeelden. Het blijft een belangrijk aandachtspunt om de komende tijd middelen te blijven zoeken om het concreet vorm te geven.
En ja, ik ben erg gevoelig aan voldoende evenwicht en dat zal ook cruciaal zijn om de coalitie die er vandaag is en die ook uniek is, in stand te houden. Er moet in die coalitie respect zijn voor elkaars positie. Want dat is het allersterkste. Collega Rombouts verwijst daarnaar en we kunnen dat alleen onderkennen: het is een zeer brede coalitie van 33 partners met een verschillende achtergrond, een verschillende kijk, expertise en kennis in het domein. Het is mijn vaste wil en overtuiging om die mensen maximaal te ondersteunen, omdat van daaruit het succes al dan niet gegarandeerd zal zijn.
U verwees nogmaals naar de internationale context. Daar heb ik naar verwezen. Ik denk dat we ter zake wel op één lijn zitten, namelijk dat we dat op de Europese agenda moeten plaatsen. Dat is alvast ook mijn ambitie. Ook wat gezonde voeding betreft, hebt u in mij wel een bondgenoot. Mijn huisarts zegt altijd tegen mij: “Als mensen gezond eten, dan loopt mijn praktijk leeg.” (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Zo zou je het kunnen zeggen. Het is een heel bekend en belangrijk uitgangspunt dat gezonde voeding de basis is van een gezond leven. U weet echter dat daar momenteel hard aan wordt gewerkt, bijvoorbeeld in het kader van het Belgisch nationaal plan One Health. Ik heb daarnaar verwezen. Er zijn de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Ik denk dat het ook in de coalitie zo is dat men zich daar maximaal achter wil scharen.
U verwees ook nog heel voorzichtig even naar de afbouw van de veestapel. Er zijn natuurlijk ook de andere beleidsinstrumenten die daarop inspelen: de opkoopregeling, het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP), het PAS-dossier (Programmatische Aanpak Stikstof).
Wat de continuïteit en de operationalisering betreft, ik ben daarmee gestart, denk ik. Afgelopen vrijdag hebben we meteen de doorstart gemaakt voor de verdere uitwerking. Collega Rombouts, u bevestigt wat voor mij de belangrijkste voorwaarde is voor de uitvoering en voor het succes: de kracht van de samenwerking die vandaag uit die coalitie voortkomt. Ik heb dat vorige week dinsdag ook mogen ervaren. Ik denk dat het ook onze verantwoordelijkheid is om die mensen alle kansen te geven om verder te werken binnen die unieke coalitie.
De Vlaamse beleidsplannen raken aan de wijze waarop we hier voeding produceren. Wat mij betreft, zal dat op de meest duurzame wijze ter wereld mogen en kunnen zijn. Die ambitie mogen we vandaag wel uitspreken, omdat we daar inderdaad alle mogelijkheden toe hebben.
Wat een voedseltoets betreft, ik denk dat we vandaag samen vaststellen dat er een grote en positieve betrokkenheid is, wat goed is, van heel wat diensten binnen de Vlaamse overheid. Het is inderdaad aanbevelenswaardig dat ze daar ook maximaal rekening mee houden.
Collega Joosen, dit is inderdaad een visietekst, een consensustekst op de langere termijn. Zoals gezegd, de partners geven nu concreet vorm aan de diverse strategische doelstellingen. Ik zal zo dadelijk een overzichtje geven van de voedseldeals, wat de vraag was van collega Van Hulle. De eerlijke prijsvorming is een belangrijke pijler. We hebben een aantal pijlers: gelijke toegang voor iedereen, productie binnen de ecologische grenzen en – natuurlijk – een veerkrachtige voedseleconomie, wat in eerste instantie over de correcte prijs gaat. Minstens zo belangrijk is dat de kosten en de risico’s op een meer billijke manier dan vandaag kunnen worden gespreid over de diverse schakels in de keten.
Collega Van Hulle, er zijn elf voedseldeals. Dat zijn doelstellingen op zich. Ik kan ze even overlopen. Er is het uitbouwen van Vlaanderen als innovatieve landbouw- en voedselhub. Dat is heel concreet de eerste deal waaraan die 12 miljoen euro gekoppeld zal zijn. Dat is ook in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) bij Economie en Innovatie heel concreet aan bod gekomen. U vindt daar het bedrag terug. Er is het samenwerken aan eerlijke prijsvorming en echte prijzen. Er is het verder structureel uitbouwen en transformeren tot echte voedselhubs van de sociale distributieplatformen die we vandaag al kennen in Vlaanderen. In de publieke ruimte in Vlaanderen moet er ook maximaal aandacht komen voor gezonde en duurzame voedselomgevingen. Dat is onze voorbeeldrol. Dan is er het aanmoedigen van gezonde, duurzame en betaalbare voedingspatronen via diverse cateringsettings. Er is het garanderen van de toegang van kinderen en jongeren tot voldoende, gezonde en duurzame voeding. Er is het onafhankelijk publiek expertisepunt voor een integrale blik op voeding. Er is het stimuleren van kansen en het wegwerken van hindernissen voor de agro-ecologie in het Vlaamse voedselsysteem. Er is het stimuleren van voedselstrategieën op lokaal, regionaal en provinciaal niveau. Er is de valorisatie van ‘carbon farming’ in de agrovoedingssector via publiek-private samenwerking. Er is het werken aan de beschikbaarheid van voedselgrond.
Dat zijn de voedseldeals, die op hun beurt dan weer verder worden vertaald in de diverse werkpaden. Er is ook al gewerkt met voedselveranderaars. Dat zijn heel concrete projecten, waaraan ook al middelen zijn toegekend. Het lijkt me duidelijk dat de visietekst en de strategie er zijn, maar dat er toch ook al concrete middelen zijn, en een concrete operationalisering van hetgeen daar verder is afgesproken. Natuurlijk is het onze ambitie om dat zeer nauwgezet te blijven volgen en de coalitie alle kansen te blijven geven om er een heel sterk verhaal van te maken voor de duurzame voedselproductie in Vlaanderen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Collega’s, dank om aan te sluiten. Voor de meeste fracties is het toch duidelijk dat er een start is, dat het nog te vaag is en dat het geconcretiseerd en hardgemaakt moet worden. Ik volg bijvoorbeeld ook collega Joosen dat de positie van de boer iets is dat allang meegaat, dat dat moeilijk is om aan te pakken, dat daar ook in deze voedselstrategie wel dingen over gezegd worden, maar dat je niet ziet hoe dat nu echt tot meer resultaat kan leiden dan het resultaat dat we tot nu toe hebben kunnen boeken en dat is uiteindelijk veel te mager.
Maar goed, het is de start van een debat dat we de volgende jaren nog verder zullen voeren. Ik heb de bezorgdheden nog eens verwoord. Collega Rombouts, Ik wil nog even ingaan op wat u zegt. U draait de zaak helemaal om. Eigenlijk zegt u dat als we beleid gaan voeren, we moeten kijken naar de belangen van de industrie. Dan moeten we ons beleid daarop aanpassen. Sorry, internationaal is de realiteit: we hebben een milieucontext, we hebben richtlijnen en de industrie moet zich inpassen in die context. Je moet dus geen voedseltoets doen, je moet een milieutoets en een natuurtoets doen bij alles wat je doet. Dan kun je een gezonde economie opbouwen, maar niet het omgekeerde. Misschien heb ik u fout begrepen. U hebt nog de kans om te repliceren. Maar dat is toch echt een verkeerde redenering.
Het is mogelijk: we kunnen de industrie een toekomst bieden, maar het uitgangspunt dat dat in de voedselstrategie binnen die milieugrenzen zal moeten gebeuren, is correct. Dat kan zeker een goede, levendige en toekomstgerichte voedselindustrie zijn.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Sta me toe om eerst even op het laatste te reageren. Collega, ik denk inderdaad dat u me heel verkeerd begrepen hebt. Ik vind het spijtig om in de reactie opnieuw het wij-zij-verhaal te horen. Ik betreur dat. U zegt dat de milieutoets voorop moet staan en dat al de rest er rekening mee moet houden. Ik heb net aangegeven dat het de voedselstrategie is waar al de partners bij betrokken zijn, dat het dat verhaal is wat we voorop moeten zetten en dat we dus inderdaad een voedseltoets doen. We weten dat we voedsel moeten produceren want dat is onze basisbehoefte, anders zal er geen verder leven van de mens zijn. We hebben ons voedsel dus nodig. De vraag is hoe we ons voedsel op een duurzame, goede, betaalbare, productieve manier moeten realiseren. Daarom zeg ik heel duidelijk: de voedselstrategie met die vier pijlers zetten we voorop. Ik vraag dat het beleid daar dan ook rekening mee houdt op al zijn fronten. In die zin is het helemaal niet het verhaal van ‘de industrie’. Ik heb me helemaal niet uitgesproken over de industrie, tenzij u stelt dat de voedselstrategie alleen maar het verhaal van de industrie is. Maar dan schelen we daarover fundamenteel van mening want hier is een partnerschap aangegaan met verschillende partners, waarbij de voedselstrategie helemaal niet de industrie is, allesbehalve. Daar is inderdaad een misinterpretatie of alleszins een verschil in mening.
Kan dit plan volledig het hoofd bieden aan alle uitdagingen? Gaat dit plan voor de grote kentering zorgen? Ik ben van mening dat niet het plan op zich voor de kentering zal zorgen. De vraag is hoe wij ons gedragen ten aanzien van het plan en hoe we met dat plan verder omgaan. Dat zal voor de kentering moeten zorgen. Zoals ik aangeef zijn er de vier principes. De voedingsbodem is stevig gelegd. Het is aan – ik heb het gevraagd – de Vlaamse Regering, en bij dezen wil ik ook de uitnodiging geven aan het hele Vlaams Parlement en de collega’s, om de voedselstrategie en de principes heel strikt in onze verdere debatten toe te passen. Als we die stap zetten, zetten we al een gigantische stap voorwaarts. Gaan we alles veranderen? Nee, Vlaanderen heeft natuurlijk ook niet alles in zijn macht. We moeten rekening houden met de omgeving, met de voedselproductie die zich inderdaad in een bredere omgeving – Europees, wereldwijd – moet begeven. We moeten zelf starten met de voedselstrategie heel strikt toe te passen, ook hier in het parlement. Dan zetten we al een grote stap voorwaarts.
Collega’s, misschien maakt dit het verhaal duidelijker, misschien geeft dit ook wat meer duiding voor collega Steenwegen: ik heb deze ochtend bij het lezen van een artikel opnieuw een zucht geslaakt omdat er werd gesteld dat we meer naar een verduurzaming van de landbouw gaan, maar dat dan de prijs van het voedsel omhoog zal gaan. Oei, alarm, want de verduurzaming en de transitie van de landbouw zullen de prijs van het voedsel omhoog laten gaan. Collega’s, we kunnen niet warm en koud blijven blazen. Als we inderdaad keuzes maken, moeten we die bewust maken. Daarom is er de vraag om in al onze beleidskeuzes de voedsteltoets te kunnen toepassen zodat we die bewust kunnen maken.
Iets zegt me dat we daar in de toekomst nog op terugkomen.
Collega Steenwegen, voor vandaag is het publiek debat in elk geval gesloten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.