Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 6 oktober 2022 gaf de Raad voor Vergunningsbetwistingen het zogenaamde wasserijarrest. In dit arrest oordeelde de raad dat het MER-plichtig karakter (milieueffectrapport) van het project volgens een ‘richtlijnconforme interpretatie’ niet enkel geldt voor projecten waarvoor er een project-MER moet worden opgemaakt, maar ook voor screeningsplichtige projecten waarvoor er op het ogenblik van de aanvraag geen zekerheid bestaat dat er daarvoor geen project-MER moet worden opgemaakt.
De raad stelt in zijn arrest dat het ‘no conflict of interest’-principe, voorgeschreven in artikel 9bis van de Project-MER-richtlijn, een algemene draagwijdte heeft. De bevoegde instanties moeten met andere woorden bij de uitoefening van ‘alle taken’ die uit de Project-MER-richtlijn voortvloeien, de objectiviteit in haar beoordeling garanderen en belangenconflicten vermijden.
Dit arrest wordt aangevochten in cassatie bij de Raad van State.
Minister, wat denkt u van dat arrest? Brengt het naar uw mening een decreetswijziging met zich mee?
De gemeenten en provincies vragen zich af wat men in tussentijd moet doen, in afwachting van de uitspraak in cassatie.
Moeten de deputaties voor lopende dossiers, waarin de ‘richtlijnconforme interpretatie’ van artikel 15/1 niet werd toegepast door steden en gemeenten, oordelen dat deze niet bevoegd waren om een beslissing te nemen en de beslissing van het college van burgemeester en schepenen dienaangaande vernietigen?
Ik weet dat het departement hierover al heeft gecommuniceerd, maar men heeft de communicatie ook al wat aangepast. De vergunningverlenende overheden vragen duidelijkheid en een duidelijke instructie wat men hiermee moet doen. Vandaar deze kans om voor eens en altijd duidelijkheid te scheppen.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Coenegrachts, u mag me ook altijd bellen. Dat weet u.
Het college van burgemeester en schepenen is in beginsel voor zijn ambtsgebied in eerste bestuurlijke aanleg bevoegd voor aanvragen van de gemeentelijke projecten en andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse Regering of de bestendige deputatie bevoegd is, op basis van artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Hierop wordt een uitzondering voorzien in het decreet als het schepencollege zelf initiatiefnemer en aanvrager is van het project en een milieueffectrapport moet worden opgesteld. In dit geval is de deputatie bevoegd, op basis van artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Met deze laatste bepaling wou de decreetgever uitvoering geven aan de Project-MER-richtlijn, die vereist dat de MER-regelgeving op een objectieve en onafhankelijke wijze moet worden uitgevoerd.
De raad geeft in het arrest van 6 oktober 2022 aan artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet een richtlijnconforme uitlegging. Volgens de raad is artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet niet enkel van toepassing op projecten waarvoor een project-MER moet worden opgesteld, maar ook voor screeningsplichtige projecten.
Dit betekent dat als de gemeente zelf initiatiefnemer en aanvrager is van het project waarvoor een MER-screening is opgemaakt, zij haar eigen dossier niet zelf mag behandelen. Ze moet de aanvraag dan ook indienen bij de deputatie.
Ik verneem dat er cassatieberoep zou zijn aangetekend tegen dit arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De Raad van State zal zich dus finaal over deze kwestie moeten uitspreken. Zoals u weet, geeft de Raad van State vaak goede en juiste juridische adviezen waar men dan mee verder kan.
In afwachting van een uitspraak in cassatie door de Raad van State lijkt het mij veiligheidshalve aangewezen dat de vergunningverlenende overheden het standpunt van de Raad voor Vergunningsbetwistingen volgen.
Op de website van het departement werd een nieuwsbericht geplaatst over dit arrest met het advies naar lokale besturen om de richtlijnconforme interpretatie van de raad toe te passen in de vergunningspraktijk.
Dit heeft inderdaad ook gevolgen voor de deputaties die in graad van administratief beroep vaststellen dat het schepencollege ten onrechte de aanvraag in behandeling heeft genomen. De deputatie zal in opvolging van de rechtspraak van de raad dan in principe de onbevoegdheid moeten vaststellen, waarna de aanvraag opnieuw moet worden ingediend bij de correcte overheid.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is heel duidelijk. Dat zal, zeker voor de lopende dossiers, wel wat chaos met zich meebrengen, maar ik denk dat het belangrijk is dat men alleszins weet wat men met deze dossiers moet doen en hoe men die op de juridisch meest correcte wijze moet behandelen. Dat zal voor veel dossiers ‘terug naar af’ betekenen, maar het is wat het is. We wachten ook op de wijsheid van de Raad van State. Persoonlijk vind ik dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen een nogal ruime interpretatie geeft aan het artikel, maar ik schik me naar de wijsheid, vooral naar die van de Raad van State. Maar dat is voor later.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik kom ook graag even tussen bij deze interessante vraag van collega Coenegrachts. Het gaat inderdaad om een heel technische materie, maar uiteindelijk komt het erop neer dat sogent – stadsontwikkeling Gent – een vergunning aanvraagt bij de stad Gent, terwijl sogent voor 100 procent eigendom is van die stad Gent. De raad oordeelt dat de stad eigenlijk geen vergunning aan zichzelf kan verlenen. Dit is een praktijk die, denk ik, al lang bestaat en ook in verschillende steden bestaat. De uitspraak die we hier nu hebben, leidt eigenlijk wel tot praktische problemen. Minister, ik heb een bijkomende vraag voor u. Acht u het zinvol dat wij hier als decreetgever verduidelijking geven? Zo ja, in welke richting?
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, collega Coenegrachts, voor uw vraag. Het is inderdaad een arrest met zeer vergaande gevolgen, niet het minst voor de stad Gent. Maar eigenlijk worden alle lokale overheden hierdoor gevat. Ik stel, samen met de collega’s, vast dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen meer en meer, ook in andere arresten, begint op te treden als een decreetgever eerder dan als een raad. Maar laten we uitspraak van de Raad van State in cassatie hierover afwachten.
Ik heb me eens geïnformeerd: het zou nog anderhalf jaar kunnen duren voor die uitspraak in cassatie er is. Tegelijkertijd zit je niet enkel met de stedelijke diensten, maar ook met alle verbonden rechtspersonen die hierdoor worden gevat. Er is een afspraak gemaakt tussen de stad Gent en de provincie om al die dossiers tot een goed einde te brengen, maar als elke gemeente voor al die dossiers moet aankloppen bij de provincie en als de provincie dan alles moet terugsturen naar de gemeenten wat volgens de provincie niet door haar behandeld moet worden, dan wordt het wel zeer complex als we het komende anderhalf jaar nog zullen moeten vullen met dat soort praktijken.
Vandaar mijn bijkomende vraag aan u, minister: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de vergunningsprocedures in onze gemeenten met alle verbonden rechtspersonen die daarbij betrokken zijn, vlotter kunnen verlopen de komende maanden?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel. Ik ben het eens met de verschillende collega’s. Ik denk dat we inderdaad eerst moeten kijken wat de Raad van State zal zeggen, want het klopt dat de raad toch ingaat tegen de bedoeling van de decreetgever, als je het advies en de memorie van toelichting leest over de bedoeling van de decreetgever. Misschien is het niet onverstandig dat het parlement een initiatief zou nemen om de regeling aan te passen, waarbij bijvoorbeeld de onafhankelijke rol van een gemeentelijke omgevingsambtenaar zou worden versterkt – want ik denk dat daar vooral kritiek op was – zodat deze in een grotere onafhankelijkheid kan oordelen over een MER-screening. Men zou ook een regeling kunnen invoeren waarbij de MER-screening gebeurt door de provinciale omgevingsambtenaar en waarbij daarna desgevallend de aanvraag wordt teruggestuurd naar het schepencollege. Ik denk dus dat er misschien twee opties zijn die door het parlement bekeken kunnen worden om aan de initiële bedoeling van de decreetgever tegemoet te komen. Als de onafhankelijkheid van de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bezorgdheid is, dan denk ik dat we daaraan moeten kunnen tegemoetkomen. Ik denk dat dat misschien een initiatief kan zijn voor de parlementsleden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, we zullen inderdaad moeten wachten op het advies van de Raad van State. Ik voel ook dat veel collega’s ermee bezig zijn en hier oplossingen voor zoeken. Ik neem de uitgestoken hand aan om daarna te bekijken hoe we tot een parlementair initiatief kunnen komen om dit eventueel te remediëren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.