Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, in september heb ik u een schriftelijke vraag gesteld, en u hebt daar netjes op tijd op geantwoord, waarvoor mijn dank. De vraag ging over het Vlaams opleidingsverlof, en specifiek over het gemeenschappelijk initiatiefrecht dat nu bestaat in dat Vlaams opleidingsverlof.
Wat mij opviel in de cijfers die u mij gaf, is dat er toch wel sprake is van een opleidingskloof tussen vrouwen en mannen. We kennen allemaal de loonkloof, maar als ik die cijfers zie kunnen we ook wel spreken van een opleidingskloof. Want wat zie ik? Dat de opleidingen die door werkgevers worden voorgesteld, dubbel zoveel worden aangeboden aan mannelijke werknemers tussen de 25 en 54 jaar dan aan vrouwelijke. En dat verbaast me toch wel, omdat iets in mij toch zegt dat als we het hebben over loonkloof en glazen plafond, dat toch ook wel een van de oorzaken – er zijn er zeker ook andere – zou kunnen zijn: een gebrek aan mogelijkheid om opleidingen te kunnen volgen.
Dat leek me toch wel iets om u een aantal vragen over te stellen, hoe het komt dat werkgevers, zeker als zij het initiatief nemen, dubbel zo vaak naar een man op de werkvloer kijken dan naar een vrouw. En dat ligt niet aan die vrouwen, want als we gaan kijken naar de cijfers over wanneer ze zelf het initiatief nemen om een opleiding te volgen, dan zie je dat mannen en vrouwen daar wel degelijk ongeveer gelijk zijn.
Een tweede vaststelling is dat, als we kijken naar de iets minder jonge werknemers, de 55-plussers, we zien dat het aantal opleidingen daar heel laag is. Maar ook daar stellen we vast dat als het initiatief van de werkgevers komt, zelfs in die lage cijfers mannen tot twee keer vaker een opleiding aangeboden krijgen dan vrouwen.
Minister, welke conclusies trekt u zelf uit de cijfers rond het Vlaams opleidingsverlof aangaande de verschillen op basis van gender en in tweede orde ook de verschillen in leeftijdscategorieën?
Zult u laten onderzoeken welke impact dit kan hebben op het glazen plafond en de loonkloof?
Zult u de werkgevers misschien toch wat gaan aanporren om het genderevenwicht beter te respecteren bij het aanbieden van opleidingen en zo de opleidingskloof actief aan te pakken?
Welke acties gaat u ondernemen naar vrouwelijke werknemers toe om hen aan te moedigen initiatieven te nemen voor het volgen van een opleiding? Zult u daarbij onder andere wijzen op het belang van opleiding in de strijd tegen het glazen plafond en de loonkloof?
Minister Brouns heeft het woord.
Het is goed dat de antwoorden op schriftelijke vragen verder uitgediept worden. Het klopt dat er een merkbare genderkloof is in het gebruik van het Vlaams opleidingsverlof. Een genderkloof in het gebruik van een specifiek instrument zoals het Vlaams opleidingsverlof betekent echter niet meteen dat er sprake is van een algemene opleidingskloof tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Daarvoor verwijzen we naar het meest recente monitoringsrapport van het Steunpunt Werk over opleidingsdeelname en opleidingsinspanningen van werkgevers in Vlaanderen. Daaruit blijkt dat het net vrouwen zijn die vaker deelnemen aan opleiding, zowel wat betreft opleidingen die worden gevolgd voor vrijetijdsdoeleinden, als opleidingen die worden gevolgd voor het werk. Ik wil de cijfers uit de schriftelijke vraag zeker niet te veel relativeren, maar dit rapport biedt in ieder geval wat extra context.
Voor een volledig en actueel beeld op het profiel van de werknemers die gebruik maken van onze Vlaamse opleidingsincentives, verwijs ik u graag door naar het derde jaarrapport, dat eind dit jaar gepubliceerd zal worden. Ik wil alvast een tipje van de sluier oplichten. Op de eerste plaats verschilt het genderevenwicht naargelang de maatregel. Het Vlaams opleidingsverlof wordt inderdaad voornamelijk door mannen gebruikt. Maar we zien dat de opleidingscheques en het opleidingskrediet daarentegen voornamelijk door vrouwen worden gebruikt.
Ten tweede is het vooral de sector van tewerkstelling die bepaalt hoeveel gebruik wordt gemaakt van Vlaams opleidingsverlof (VOV) en door welk gender. Zo is bijvoorbeeld 20 procent van de VOV-aanvragen toe te wijzen aan de social profit, waar vooral vrouwen worden tewerkgesteld. De metaalsector staat op nummer twee, en daar werken voornamelijk mannen. Het is naar mijn mening dus geen bewuste werkgeversstrategie om mannen meer opleiding te laten volgen, al of niet met het Vlaams opleidingsverlof. Het zijn vooral de arbeidsmarktkenmerken die weerspiegeld worden in het gebruik.
Het klopt daarnaast dat we een daling zien in gebruik van het Vlaams opleidingsverlof bij 55-plussers. Dat is deels te verklaren door een daling in de arbeidsparticipatie vanaf die leeftijd. Het sluit opnieuw ook aan bij de bevindingen van het monitoringsrapport van het Steunpunt Werk waar ik naar verwees. Na 55 jaar neemt de deelname aan opleidingen in het kader van werk en vrije tijd aanzienlijk af. 55-plussers ervaren doorgaans geen of weinig nood om nog bijkomende opleidingen te volgen. Dat is iets waar we als beleid waakzaam voor moeten zijn, want levenslang leren is inderdaad een heel belangrijk aandachtspunt. Als Vlaams minister van Werk wil ik iedereen aan de slag krijgen, en die 80 procent halen. Dan speelt leeftijd wat mij betreft daar geen rol in.
Wat uw vraag rond onderzoek betreft, pleit ik ervoor om steeds ‘the bigger picture’ te blijven in rekening brengen. Het is niet omdat er in één opleidingsincentive een trend zichtbaar wordt, we daarom overhaaste conclusies moeten trekken. Andere incentives en rapporten tonen immers dat de bredere context moet worden bekeken. Ik kan inmiddels ook verzekeren dat ik dit heel nauwlettend zal blijven monitoren en niet zal twijfelen om verder onderzoek, bijvoorbeeld via het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA), te lanceren indien blijkt dat daartoe een nood is.
Via het gemeenschappelijk initiatiefrecht kan de werkgever ook een voorstel aan de werknemer doen om een opleiding te volgen. Het is echter pas wanneer de werknemer hier op ingaat, dat de aanvraag voor het VOV wordt ingediend. Met andere woorden, op basis van de aanvragen bij het Vlaams Opleidingsverlof kun je geen sluitende uitspraak doen over het aanbod van de werkgevers ten aanzien van vrouwelijke werknemers.
Maar collega, laat mij duidelijk zijn, voor mij kan er nooit een onderscheid op het vlak van gender worden gemaakt. Communicatie over alle maatregelen binnen het Departement Werk en Sociale Economie (WSE), dus ook over de Vlaamse opleidingsincentives, gebeurt daarom steeds genderneutraal. Het is belangrijk om dat te benadrukken. In de beeldvorming streven we dus naar een zo divers mogelijk beeld en trachten we zoveel mogelijk verschillende profielen aan te spreken en te stimuleren om die opleidingen te volgen. Dat is de boodschap die ik richt naar zowel werkgevers als werknemers, en ik verwacht ook dat de sociale partners op dat vlak hetzelfde doen.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel. Minister, ik moet toegeven dat ik, toen ik de cijfers zag, dacht dat er misschien een reden voor zou zijn. Daarom dat ik ook nog niet meteen zelf conclusies wilde trekken. Maar u wijst er zelf ook op dat er andere initiatieven zijn waar dat evenwicht wat anders is en dat het, in het algemeen, misschien dan nog blijkt mee te vallen. Er is ook het feit dat het over bepaalde sectoren gaat zoals metaal. Misschien moeten we ervoor zorgen dat wat meer vrouwen ook in de metaalsector tewerkgesteld kunnen worden. Maar dat is een andere problematiek. Ik neem dat zeker mee.
Om de zoveel maanden hebben we een Equal Pay Day, dat was ook het geval op 15 november. Ik denk dat het een gekende problematiek is waar volgens internationale rankings ons land misschien minder slecht scoort maar waarvan we allemaal aanvoelen dat het onuitlegbaar is dat je puur op basis van je geslacht minder zou verdienen. Er zijn verschillende oorzaken voor. Maar als ik lees dat opleidingen minder door vrouwen zouden worden gevolgd, zit daar misschien ook wel een mogelijkheid. Ik denk dus dat we echt waakzaam moeten blijven en er moeten opletten dat vrouwen bij opleidingen evenveel kansen krijgen als mannen. Misschien moeten we dat binnen dat Vlaams opleidingsverlof, wat natuurlijk maar een onderdeel is van het hele opleidingsbeleid, goed blijven opvolgen.
Wat mij misschien wel meer verontrust, en die cijfers kunnen niet worden gerelativeerd, is toch het feit dat 55-plussers echt wel veel minder opleidingen krijgen. Ik denk dat daar toch een extra inspanning nodig zal zijn. We gaan allemaal langer moeten werken. 55 jaar betekent volgens de huidige pensioenleeftijd dat je toch nog zeker 12 jaar lang aan de slag moet gaan. Ik denk dat het zelfs voor die mensen nog meer nodig is dan voor jongeren om bij te scholen en mee te blijven als we hen ook effectief op de arbeidsmarkt willen houden, wat we ook absoluut moeten doen, al is het maar om ons hele sociale systeem te laten draaien. Daar heb ik toch nog een extra bekommernis. We moeten er goed over waken dat we ook 55-plussers in alle opleidingsinitiatieven betrekken en ze voldoende aan de slag houden in het volgen van opleidingen. .
Minister Brouns heeft het woord.
Ik ben helemaal akkoord, collega Ongena, met uw twee bijkomende insteken. We moeten inderdaad waakzaam blijven en goed monitoren, zeker ook wat het Vlaams Opleidingsverlof en de participatie van vrouwen betreft. Dat gaan we ook doen. Wat de 55-plussers betreft, idem. Ik denk inderdaad dat het daar nodig is om extra inspanningen te doen. Ze zijn dan ook een aparte doelgroep binnen ons actieplan Levenslang Leren, want op het vlak van levenslang leren kunnen we in Vlaanderen inderdaad meer dan een tandje bijsteken. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we in een snel veranderende wereld onze competenties en vaardigheden ook up-to-date moeten houden. Als blijkt dat bepaalde doelgroepen daar meer dan gemiddeld op achterop hinken, verdienen ze dus ook extra aandacht die ze dus ook krijgen in het actieplan Levenslang Leren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.