Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer De Roo heeft het woord.
Uit een recent rapport in opdracht van Rijkswaterstaat Nederland blijkt dat er jaarlijks 47 kilogram poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) in het Kanaal Gent-Terneuzen terechtkomt. In berichtgeving van de Nederlandse media lezen we dat zowat alle PFAS-verbindingen die in dat kanaal worden teruggevonden, afkomstig zouden zijn van Vlaamse lozingen. Diezelfde berichtgeving meldt dat slechts 20 procent te herleiden zou zijn tot bedrijven die een lozingsvergunning hebben. De andere 80 procent zou vermoedelijk afkomstig zijn van huishoudens, rioolwaterzuiveringsinstallaties en ongezuiverde lozingen.
Dat roept toch een aantal vragen op, minister.
Hebt u kennisgenomen van dit rapport? Kunt u dit rapport ook delen met het parlement?
Welke contacten onderhoudt u met Nederland met betrekking tot de aanpak van PFAS in Vlaanderen?
Hoe kijkt u naar de bevindingen van Rijkswaterstaat? Klopt de stellingname dat 80 procent van de oorsprong van PFAS in het Kanaal Gent-Terneuzen een niet duidelijk aan te wijzen bron heeft?
Hoe worden de bestaande lozingsvergunningen opgevolgd door de afdeling Handhaving met betrekking tot het aspect PFAS? Wordt hier prioriteit aan gegeven of wordt dit behandeld in de reguliere taakstelling van de afdeling?
Gaat u op zoek naar andere bronnen van PFAS in Vlaanderen? Op welke termijn wilt u alle bronnen in kaart brengen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Roo, wij hebben kennis mogen nemen van het rapport, en ik denk jullie ook, want het rapport is beschikbaar op de website van het Nederlandse agentschap Rijkswaterstaat.
Er wordt constant overlegd tussen Nederland en Vlaanderen, zowel op politiek als op ambtelijk niveau. Onze PFAS-opdrachthouder heeft bijna wekelijks contact met de Nederlandse PFAS-regisseurs. Onze opdrachthouder is ook al meermaals naar Nederland geweest, ook bij de deputatie, voor uitleg.
Daarnaast hebben mijn kabinet en de Nederlandse en Vlaamse administraties regelmatige PFAS-consultaties. De inzet van deze besprekingen is wederzijdse informatiedeling inzake vergunningenbeleid, implementatie van Europese regelgeving, normering van PFAS en inventarisatie van PFAS-bronnen. Ik heb er ook op aangedrongen dat een Nederlandse deskundige van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) betrokken was in de Commissie Sanering en Grondverzet, als voorbereiding voor de opmaak van ons PFAS-normenkader.
Langs Nederlandse zijde heeft men veel belangstelling voor onze PFAS-aanpak, zoals ik daarstraks ook al heb gezegd. Het is zelfs al ver gekomen, want GroenLinks-wethouder Tanja de Jonge van Dordrecht heeft contact opgenomen met onze PFAS-opdrachthouder om zich te informeren over onze aanpak van 3M. Als het goed is, mogen we het ook wel zeggen. Alle credits daarvoor trouwens voor onze opdrachthouder, want die verricht echt wel goed werk.
Wat betreft de stelling dat voor 80 procent van de PFAS de bron niet duidelijk aan te wijzen is, is enige nuance aangewezen. Het rapport geeft aan dat de databeschikbaarheid van PFAS nog relatief beperkt is. De bovenstroomse aanvoer noch de Belgische emissie kon begroot worden. Sinds dit jaar wordt er veel uitgebreider gemeten, waardoor er meer informatie beschikbaar zal zijn in de nabije toekomst.
PFAS-emissies worden, zoals u weet, niet uitsluitend veroorzaakt door industriële activiteiten, maar ook door het gebruik van huishoudelijke producten. PFAS-verontreiniging is dus diffuus. Dat in kaart brengen is een grote uitdaging. Daarom is het ook belangrijk om in te zetten op een systemische aanpak waarbij de uitfasering van PFAS hand in hand gaat met de sanering van PFAS-verontreiniging.
Dan beantwoord ik uw vierde vraag. De afdeling Handhaving speelde een sleutelrol in de aanpak van de PFAS-verontreiniging in het Antwerpse havengebied, zowel bij de aanpak van 3M als bij de aanpak van Indaver. Ze hebben dat heel goed gedaan. Het handhaven van emissies van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS’en), zoals PFAS, is evident een prioriteit voor de afdeling Handhaving binnen het hele Vlaamse Gewest.
Zoals beschreven in het Omgevingshandhavingsplan 2022-2023, besteden we momenteel extra aandacht aan de aanwezigheid van PFAS in het afvalwater. Naar aanleiding van de PFAS-problematiek en het PFAS-actieplan is de afdeling Handhaving midden 2021 gestart met het bemonsteren van alle bedrijven en sectoren in Vlaanderen die toen werden geselecteerd als mogelijke bronnen voor lozingen van PFAS via het bedrijfsafvalwater. Deze actie, waarbij toen een 160-tal bedrijven werden gedetecteerd, loopt dit jaar verder. Bij bedrijven waar verhoogde PFAS-waarden worden vastgesteld, worden systematisch de nodige handhavingsacties opgestart en opgevolgd. Deze informatie wordt ook teruggekoppeld aan de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten (GOP), die bezig was en is met de aanpassing van de vergunningsvoorwaarden bij deze bedrijven. Naast specifieke opvolging van handhavingsacties worden bedrijven met verhoogde emissies van deze parameters automatisch opnieuw bemonsterd voor de relevante parameters.
Aanvullend gaf de Vlaamse Regering op 21 oktober haar eerste principiële goedkeuring aan het voorontwerp van besluit tot vaststelling van het omgevingshandhavingsprogramma, waarin we het doen naleven van de emissie- en kwaliteitsnormen voor gevaarlijke en bioaccumuleerbare stoffen in water, lucht en bodem, zoals PFAS, als een van de zeven handhavingsprioriteiten naar voren schuiven.
Zoals u weet, zijn we constant bezig met het opsporen van nieuwe PFAS-bronnen en het verstrengen van vigerende lozingsnormen waar wenselijk. Hiervoor hebben we de laatste twee jaar onder andere de volgende maatregelen genomen. Een, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), de opdrachthouder en lokale besturen werken aan een inventarisatie en onderzoek van PFAS-risicosites. Deze inventarisatieoefening heeft betrekking op zowel industriële sites als brandweersites. Twee, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) werkt samen met het Waterbouwkundig Laboratorium (WL) aan een betere karakterisering van PFAS in de Schelde en van hoe PFAS via de Schelde van Frankrijk door Vlaanderen naar Nederland worden getransporteerd. Drie, bedrijven worden ingevolge onze VLAREM-trein (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) voor bedrijfsafvalwater verplicht om een lozingsnorm voor PFAS te vragen als er PFAS detecteerbaar zijn in het bedrijfsafvalwater. Hierdoor krijgen we een veel beter zicht op welke ondernemingen welke PFAS in het oppervlaktewater lozen.
Daarnaast zal er veel aandacht uitgaan naar PFAS-bronnen in ons vernieuwd PFAS-actieplan, dat nog dit jaar zal worden goedgekeurd. Dat bronnenonderzoek verloopt gefaseerd en zal ook evolueren met de verbeterende meet- en identificatietechnologie. PFAS zullen immers in steeds kleinere hoeveelheden meetbaar worden. Daarom is het vandaag niet mogelijk te zeggen wanneer alle PFAS-bronnen in Vlaanderen gekend zullen zijn.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister.
Sta me toe te zeggen dat de berichtgeving in de Nederlandse media dan toch wel wat de aanpak en de gelegde contacten tegenspreekt. Berichten als ‘alle PFAS die we aantreffen in het Kanaal Gent-Terneuzen, komen uit Vlaanderen’ zijn natuurlijk niet goed voor onze regio en bedrijven, voor ons imago. Ik hoop dat dergelijke berichten dan ook kunnen uitblijven en dat de wederzijdse contacten ervoor kunnen zorgen dat er informatie wordt uitgewisseld, zonder sensatie.
Minister, u hebt in uw antwoord ook de rol van de opdrachthouder beklemtoond om contacten te leggen met het buitenland, de PFAS-regisseurs in Nederland. Mijn eerste bijkomende vraag gaat over die opdrachthouder en zijn opdracht. Hoe ziet die opdracht eruit? Wordt die opdracht ook verlengd?
Ten tweede, u stelde ook – en dat is ook wat heel wat studies vaststellen – dat de PFAS-verontreiniging heel diffuus is. Er zal meer worden gemeten bij bedrijven, het bronnenonderzoek zal gefaseerd verlopen, maar dat vormt natuurlijk een grote uitdaging. Als je het probleem aan de bron aanpakt, door PFAS te gaan uitfaseren en ze alleen voor essentiële toepassingen toe te laten, boek je wellicht sneller winst dan als je wacht op een totaal bronnenonderzoek. Mijn vraag daarbij is: wanneer verwacht u dat we naar een uitfasering van niet-essentiële PFAS zullen kunnen evolueren?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Roo, het klopt wat u zegt: wat de Nederlandse media zeggen, staat in schril contrast met wat de Nederlandse overheidsinstellingen ons zeggen. Er is een goede samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Je hebt natuurlijk wel een Belgische advocaat die enorm aan het stoken is in Nederland. Dat is te zot voor woorden op sommige punten. Het is misschien een goed idee dat ik eens een interview geef in Nederland, zodat we onze kant van het verhaal kunnen vertellen.
De opdracht stopt, maar het Departement Omgeving zal blijven inzetten op zeer zorgwekkende stoffen, onder andere PFAS, via de oprichting van een kennishub. Die kennishub zal sowieso ook inzetten op samenwerking met Nederland. We gaan dat inbedden in de administratie, structureel.
De uitfasering van niet-noodzakelijke PFAS zit bij de EU, met Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH), en ook de federale wet rond productnormering speelt hierin een rol, dus we zullen ook daar eens naar kijken.
We zien ook dat er heel veel start-ups zijn die zeggen te weten hoe ze PFAS moeten saneren enzovoort. We hebben in dat verband gezegd dat we alles richting die kennishub gaan sturen, zodat die de technieken kan bekijken. Als er goede technieken zijn, dan moeten we dat misschien als een exportproduct gaan promoten richting het buitenland.
Maar de bedoeling is dus om dit verhaal in de administratie in te bedden via die kennishub.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, of dit nu gaat via een interview of een andere vorm van communicatie, daar ga ik me niet over uitspreken; dat ligt binnen uw eigen vrijheid. Ik denk in elk geval dat een polarisering binnen dit dossier geen winst zal opleveren. Het is vooral van belang dat er objectieve informatie komt richting Nederland en Nederlandse media.
Wat die kennishub betreft: het is goed dat alles wat over PFAS gaat, structureel wordt verankerd in het Departement Omgeving. Ik hoop wel dat de aanspreekpuntrol die de opdrachthouder momenteel vervult, niet verloren gaat. Het feit dat je één contactpersoon hebt die zeer duidelijk met die problematiek en oplossingen daarvoor bezig is, zorgt ervoor dat je sneller tot oplossingen komt.
Ik blijf wel nog met de open vraag zitten wanneer we niet-essentiële PFAS zullen kunnen uitfaseren. Ik hoop alleszins dat dat op korte termijn kan gebeuren, en ook in samenwerking met andere Europese landen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.