Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over subsidies om jeugdinfrastructuur energiezuiniger te maken
Verslag
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, de energieprijzen swingen de pan uit. Dat is in menige sector al weken hét onderwerp, en terecht! Je zou van minder bokkig worden, van de prijsstijgingen die de mensen door de kiezen moeten krijgen.
In het kader van de energiecompensatiemaatregelen die de Vlaamse Regering heeft aangekondigd, zou er voor de jeugdsector 7,3 miljoen euro worden voorzien om de energiecrisis het hoofd te bieden. Deze steun heeft als doel ervoor te zorgen dat het deelnamegeld voor de deelnemers niet omhoog gaat. We hebben het er hier in de commissie al vaker over gehad, hoe essentieel dat is.
De 7,3 miljoen euro wordt verdeeld onder het Landelijk Jeugdwerk – 900.000 euro –, de verenigingen die werken met jongeren met een handicap – 100.000 euro –, de hostels en jeugdverblijven – 1,09 miljoen euro – , de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ) – 800.000 euro –, werkingen voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren – 170.000 euro –, en ten slotte de Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd (ULDK) – 80.000 euro. Het grootste deel van het bedrag gaat naar de eigen jeugdverblijven: 1,9 miljoen euro voor Destelheide en 2,25 miljoen euro voor De Hoge Rielen. Dat geld zal worden gebruikt voor de versterking van relanceprojecten, waarbij de focus komt te liggen op renovatie en het energiezuinig maken van Vlaanderens grootste jeugdverblijven.
Aangezien die middelen in hoofdzaak dienen om een acute problematiek aan te pakken, waarbij men heel kort op de bal zou willen spelen, heb ik enkele vragen bij die verdeling.
Minister, op welke wijze pakken investeringen gericht op de middellange termijn in Destelheide en De Hoge Rielen de acute energiecrisis aan?
Welke geplande elementen aan energiecompensatie rechtvaardigen deze investeringen in Destelheide en De Hoge Rielen?
Is het in het kader van de acute energiecrisis niet interessanter compensaties rechtstreeks tot bij de jeugdverenigingen te brengen om hen toe te laten de prijszetting van hun werking te vrijwaren?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, de collega verwees al naar de energiecrisis. Die uitdaging blijft niemand bespaard, ook niet ons jeugdwerk.
Het thema is niet nieuw. Op 28 september organiseerde het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) naar aanleiding van de stijgende energieprijzen een open overleg met uitbaters van jeugdverblijven en mensen uit het bredere jeugdwerk, om samen naar oplossingen te zoeken. De conclusies van dit overleg zijn duidelijk. Op korte termijn zitten ze samen met de belangrijkste doelgroepen binnen jeugdwerk, onderwijs en sport, om te bekijken hoe ze zoveel mogelijk energie kunnen besparen deze winter. Maar meer fundamenteel is een dringende inhaalbeweging nodig in het energiezuinig maken van de jeugdverblijfsinfrastructuur. Maar dan moeten daar ook een stevig budget en goede begeleiding tegenover staan. Dat kan gedeeltelijk via leningen. De uitdaging is bijzonder groot. Hiervoor knoopt men gesprekken aan met het politieke niveau. Noodsteun kan op korte termijn de grootste noden lenigen, maar is op middellange termijn minder aangewezen. Het geld dat uitbaters ontvangen, spelen ze dan eigenlijk gewoon door naar de energieleveranciers. Tot daar de conclusies van het overleg.
Deze conclusies voor jeugdverblijven gelden uiteraard ook voor de gewone jeugdinfrastructuur, die trouwens vaak ook als jeugdverblijf gebruikt wordt. Minister, dat de nood aan subsidies voor jeugdinfrastructuur groot is, bleek ook bij de projectoproepen die u hebt georganiseerd in het kader van het Vlaamse relanceplan. Daarbij wordt in totaal ruim 30 miljoen euro geïnvesteerd in jeugdinfrastructuur. Een groot deel van de middelen werd reeds toegekend aan de jeugdverblijfcentra Destelheide in Dworp en De Hoge Rielen in Kasterlee, en ook de Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd werd significant versterkt. Daarnaast werd ook het budget van de sectorale investeringssubsidies verhoogd, wat men vroeger het Fonds voor Culturele Infrastructuur (FoCI) noemde.
Maar ook het lokale jeugdwerk in de steden en gemeenten kan rekenen op ondersteuning. Zo kunnen lokale jeugdorganisaties ondersteund worden om hun infrastructuur met een bovenlokale uitstraling te moderniseren of extra ruimte te voorzien. Hiervoor werd een nieuwe subsidielijn van bijna 8 miljoen euro uitgerold en in twee rondes konden projectsubsidies aangevraagd worden. Daarbij wordt ingezet op drie focusgebieden. Ten eerste is dat de kwaliteitsvolle basisinfrastructuur in het jeugdwerk, ten tweede de kindvriendelijke inrichting van de binnenruimte en de ontmoetingsplaatsen, en ten derde de inrichting van speelruimte en speelomgeving – dat kan binnen zijn, maar is ook vaak buiten.
Tijdens de eerste ronde werden 54 dossiers ingediend en 25 dossiers goedgekeurd voor een totaalbedrag van bijna 4 miljoen euro. Op 18 oktober 2022 kondigde u aan dat er in de tweede ronde voor nog eens 7,4 miljoen euro werd toegekend aan 44 projecten verspreid over heel Vlaanderen en Brussel. De ruim 4 miljoen euro extra bovenop de 7,7 miljoen die aanvankelijk werd voorzien, werd recent verkregen naar aanleiding van de begrotingsgesprekken. Voor deze tweede ronde kon iedereen opnieuw indienen, ook diegenen die reeds hebben ingediend bij de eerste ronde maar niet in aanmerking kwamen als nieuwe projecten.
Minister, hoeveel dossiers werden in de tweede ronde ingediend en hoeveel daarvan hadden ook al in de eerste ronde een aanvraag ingediend?
Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de ingediende dossiers in deze tweede ronde en in hoeverre zullen deze infrastructuursubsidies ook bijdragen aan het energiezuinig maken van de jeugdinfrastructuur?
Naast deze projectoproep kunnen organisaties ook investeringssubsidies aanvragen voor het duurzamer, toegankelijker en veiliger maken van bovenlokale jeugdinfrastructuur. Op basis van het nieuwe uitvoeringsbesluit, het vroegere FoCI-besluit, kon men dossiers indienen tot en met 1 september 2022. In het verleden bleek dat er weinig jeugdorganisaties een beroep deden op deze subsidiemogelijkheden omdat de drempels – vooral het eigen aandeel in de kosten maar ook de administratieve lasten – toch wel hoog lagen.
Minister, is het aantal aanvraagdossiers gestegen sinds het nieuwe uitvoeringsbesluit? Gelet op de hoge nood aan het energiezuinig maken van jeugdinfrastructuur zou dit te verwachten en alleszins wenselijk zijn.
Wanneer zult u een beslissing nemen over de ingediende dossiers?
Zijn er naast deze zogenaamde FoCI-subsidies nog alternatieve mogelijkheden om subsidies aan te vragen voor energiezuinige investeringen in jeugdinfrastructuur? Welke mogelijkheden ziet u daar?
Minister Dalle heeft het woord.
Het is inderdaad, door de inflatiecrisis, de energiecrisis en de Oekraïnecrisis, alle hens aan dek in alle sectoren. Dat is zeker ook het geval in de jeugdsector. Daarom hebben we maatregelen genomen om de jeugdorganisaties en de verschillende spelers te ondersteunen.
Een eerste reeks vragen ging over de jeugdverblijven in Kasterlee en Beersel: De Hoge Rielen en Destelheide-Hanenbos. Daar maken we effectief ruime middelen voor vrij, nog boven op wat al was voorzien binnen de relance. Deze investeringen kaderen in de vervroegde realisatie van de masterplannen van de beide centra. Dit maakt deel uit van de zeer grote investering in jeugdinfrastructuur die werd mogelijk gemaakt in het kader van de relancemaatregelen van Vlaamse Veerkracht, waar oorspronkelijk 30 miljoen euro voor voorzien was.
De enorme prijsstijgingen doen zich overal voor, maar zeker ook in de bouwsector. Zeker voor de jeugdsector zijn het zeer grote projecten. Voor beide projecten was het duidelijk dat een bijkomend budget noodzakelijk was als we de vooropgestelde versnelling van de respectieve masterplannen willen realiseren. Op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2022 heb ik dit extra budget voorzien. Het gaat om een totaalbedrag van 4,15 miljoen euro: 1,9 miljoen euro voor de site Destelheide en 2,25 miljoen euro voor de site De Hoge Rielen.
Wat kan daar nu, in het kader van de versnelling van die masterplannen, concreet mee worden uitgevoerd? In Destelheide investeren we in de renovatie van de bestaande slaapblokken. De focus van deze renovatie is het leefbaarder maken van de jeugdinfrastructuur. Zo zullen minder jongeren samen in een kamer moeten overnachten. Daarnaast maken we de slaapblokken ook energetisch performanter. Dat heeft natuurlijk ook zijn relevantie in deze periode.
In De Hoge Rielen investeren we in de renovatie van zes slaapblokken, waarbij het energetische aspect een van de focuspunten van het project is: met name het plaatsen van isolatie, het vernieuwen van het schrijnwerk en de vernieuwing van de verlichtingstoestellen. Dat kadert ook in de energiecrisis en in het voornemen om de energie-uitgaven te beperken, en zo bij te dragen aan de ambitie van de Vlaamse Regering rond duurzaamheid en de strijd tegen de klimaatopwarming. Dat is dus ook een belangrijk punt.
Wat rechtvaardigt dit alles? De slaapblokken in Destelheide zijn dringend toe aan renovatie. De gebouwen bleven sinds hun realisatie vijftig jaar geleden zo goed als onveranderd. Enkel de technieken werden door de jaren heen ad hoc gemoderniseerd. Met de nieuwe investeringen brengen we deze jeugdinfrastructuur terug op peil volgens de huidige standaarden en normen. In De Hoge Rielen zijn de gebouwen eveneens aan renovatie toe. Op basis van een doorgedreven energiemonitoring zullen we de gebouwen optimaliseren en de technieken aanpassen om het geheel naar een hogere energie-efficiëntie te tillen.
Is het niet interessanter om uitsluitend te investeren in onze jeugdorganisaties? Ik denk dat we beide moeten doen. We moeten zeker onze jeugdorganisaties ondersteunen, om tegemoet te komen aan hun extra uitgaven door toedoen van de energiecrisis, maar we moeten ook absoluut extra investeren in onze jeugdinfrastructuur. Dat was ook de filosofie van Vlaamse Veerkracht. Het is op dat vlak dus ook een en-enverhaal.
Voor de landelijke jeugdwerkorganisaties is in totaal 900.000 euro aan energietoelages voorzien. We beslisten ook om aan de bovenlokale werkingen voor kinderen en jongeren met een handicap en voor maatschappelijk kwetsbare kinderen rechtstreeks energiepremies toe te kennen voor respectievelijk 100.000 euro en 170.000 euro.
De middelen die worden toegekend aan jeugdverblijven, hostels en de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme dienen net om meerdaagse verblijven van lokale jeugdwerkorganisaties betaalbaar te houden, maar ook om voldoende aanbod te garanderen. Het spreekt met andere woorden voor zich dat die investeringen en toelages voor onze jeugdverblijven ten goede komen aan alle gebruikers ervan. Onze jeugdorganisaties zijn natuurlijk de eersten die daarvan kunnen genieten.
Voor lokale jeugdverenigingen die zelf instaan voor het betalen van de nutsvoorzieningen reken ik erop dat de lokale besturen middelen voorzien vanuit de aanvullende financiering voor lokale behoeften die door de Vlaamse Regering werden toegekend. Ik heb kort geleden een vergadering gehad waarop alle schepenen van Jeugd waren uitgenodigd. We hebben daar toelichting gegeven bij die verschillende aspecten. Ik merkte daar een groot engagement om ook op lokaal niveau de lokale jeugdorganisaties en jeugdverenigingen extra te ondersteunen.
Jeugdorganisaties met een bovenlokale infrastructuur kunnen uiteraard een beroep doen op onze investeringssubsidies, die nog altijd beter gekend zijn als FoCI-subsidies. Daarvoor werd een nieuw reglement uitgewerkt. Investeringen in energiezuinigheid zijn daarbij een van de prioriteiten. Ik kom daar dadelijk nog op terug.
In het kader van de relance werden twee rondes voor de projectoproep ‘Kwaliteitsvolle basisinfrastructuur en inrichting’ uitgeschreven en reeds toegekend. Ik ga hier nu even verder op in.
De eerste vraag van collega Rombouts daarover was hoeveel dossiers er in de tweede ronde werden ingediend en hoeveel daarvan er ook al in de eerste ronde waren ingediend. Op 15 juni van dit jaar ontving onze administratie in totaal 97 aanvragen voor de investeringssubsidies ‘Kwaliteitsvolle basisvoorzieningen en inrichting van jeugdinfrastructuur’. 14 dossiers die ook in de eerste ronde ingediend werden, hebben op basis van de feedback van de administratie een nieuw dossier opgemaakt voor de tweede ronde. U merkt inderdaad dat er een aantal kandidaturen zijn binnengekomen die nog waren bijgesteld en verbeterd tegenover de eerste ronde.
Wat de kwaliteit betreft, kan ik overigens bevestigen dat wij in de eerste ronde uitstekende dossiers hadden en dat wij heel goede dossiers hebben kunnen goedkeuren. Maar ik denk dat zo mogelijk, bij deze tweede ronde, de kwaliteit van de ingediende projecten nog sterker was dan in de eerste ronde. Tijdens de eerste ronde heb ik een investeringssubsidie toegekend aan alle projecten die een minimale score van 70 procent behaalden in het advies van onze administratie. Voor de tweede ronde heb ik bijkomende middelen toegevoegd aan het toe te kennen subsidiebedrag – we hebben de middelen die voorzien waren, verhoogd –, zodat alle projecten met een score van 68 procent of meer gehonoreerd kunnen worden. We zullen er straks, in het kader van de begroting, misschien ook op terugkomen. U weet dat er extra middelen zijn toegekend voor jeugdinfrastructuur en wij hebben daar ook gebruik van kunnen maken om ervoor te zorgen dat we meer van die ingediende projecten konden honoreren vanaf 68 procent. Vanaf, met andere woorden, onderscheiding kan elk project gehonoreerd worden.
In tegenstelling tot de reguliere investeringssubsidies ‘Sectorale prioriteiten voor bovenlokale cultuur- en jeugdinfrastructuur’ was de energiezuinigheid van het projectplan op zich geen bijzondere focus binnen deze oproep. Toch zijn er uiteraard heel wat projectvoorstellen die hier gedeeltelijk op inzetten. Daarnaast merk je ook dat bij de meeste projecten energiezuinigheidsmaatregelen opgenomen zijn die een elektriciteitsbesparing opleveren of zijn er duurzame effecten die minder meetbaar zijn. Zo zette de oproep ook in op maatregelen die het delen van infrastructuur bevorderen, zodat meer gebruikers en organisaties gebruik kunnen maken van de ruimtes waar energie wordt verbruikt. Dus ook op dat vlak, kan je door die gedeelde ruimtes ook wel op een efficiëntere manier verwarmen, elektriciteit gebruiken en dergelijke meer.
Wat de vraag van collega Rombouts betreft over het nieuwe uitvoeringsbesluit en hoe je dat moet inschatten in termen van evolutie van de aantallen: voor het beleidsveld Jeugd werden tien projectaanvragen ingediend voor een sectorale investeringssubsidie, uiterlijk op 1 september jongstleden. Het is moeilijk om de vergelijking te maken met de vorige rondes. Dat is omdat het nieuwe reglement heel wat verduidelijkingen omvat waarmee organisaties beter kunnen inschatten of het project aan de criteria zal voldoen. Na de ontvankelijkheidsfase bleek slechts één dossier onontvankelijk. Het is ook zo dat waar organisaties vroeger twee of meer aanvragen indienden voor de verschillende prioriteiten, er nu de mogelijkheid is om aanvragen in één dossier samen te voegen, wat het aantal gevoelig naar beneden brengt.
Voor de twee rondes voor ‘Kwaliteitsvolle basisvoorzieningen en inrichting van jeugdinfrastructuur’ werden ook in totaal 161 aanvragen ingediend. Het succes van die oproep heeft er vermoedelijk ook voor gezorgd dat er minder projecten zijn ingediend op de reguliere investeringslijnen. Ik denk dat dat een eenmalig effect is omdat je natuurlijk heel veel aanzuigeffect had na die 2 grote omroepen.
Tot slot, doordat het reglement aan het begin van de zomer werd gecommuniceerd, hebben de organisaties iets minder tijd gehad in deze eerste periode van het nieuwe reglement voor sectorale investeringen om de projecten voor te bereiden en de nodige eigen financiering van minimaal 40 procent te zoeken. Maar ik verwacht wel dat dat de komende jaren uiteraard ook zal blijven evolueren en dat men zich ook beter op die nieuwe realiteit zal kunnen instellen.
U vraagt me wanneer de beslissing komt. Het is zo dat de administratie bezig is met de beoordeling van deze projecten en ze voorlegt aan de adviescommissie Cultuur- en Jeugdinfrastructuur. Ik verwacht dat ik ook de komende dagen een advies kan ontvangen van de administratie. Dat is nog niet binnen, maar ik denk dat dat voor de komende dagen zal zijn.
Naast de FoCI-subsidies, naast de reguliere investeringssubsidies van ons departement kunnen organisaties daar ook terecht voor een renteloze energielening voor het plaatsen van fotovoltaïsche installaties. Daar hebben we het hier ook al over gehad de afgelopen weken.
Met Pulse Transitienetwerk werd deze zomer ook een projectoproep gelanceerd waarbij jeugdorganisaties een gratis energiescan of energiecoaching kunnen ontvangen. De aanvragen worden goedgekeurd en op basis van het jaarlijkse energieverbruik en de bruikbare vloeroppervlakte van de infrastructuur werd daar een analyse gemaakt. In gebouwen waar het verbruik hoger is dan 40 kilowattuur per vierkante meter op jaarbasis wordt een uitgebreide energiescan met het oog op structurele maatregelen voorgesteld, die de jeugdorganisatie kan aanwenden om een investeringssubsidie aan te vragen. Voor infrastructuur met een lagere gebruiksintensiteit wordt ter plaatse in de infrastructuur een coaching op maat voorzien, gekoppeld aan een beperkt investeringsbedrag tot 10.000 euro, voor het nemen van maatregelen met een korte terugverdientijd, zoals het isoleren van leidingen, het plaatsen van deurpompen of het afregelen van installaties.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden, minister.
De nood aan investeringen in de eigen jeugdverblijven stond, wat mij betreft tenminste, niet ter discussie. Ik heb ook zeker begrip voor het langetermijndenken; ik ben zelfs grote fan van langetermijndenken of rekening houden met effecten op lange termijn.
Maar de energiezuinigheid over x-aantal jaar van de aanpassing van slaapbarakken, die voorkomt natuurlijk een potentiële prijsstijging in januari door de acute energiecrisis niet. De twee zijn eigenlijk los van elkaar te zien en dus zijn die bedragen ook een beetje los van elkaar te zien. Eenzelfde signaal kregen we toen we recent samenzaten met het middenveld, die ook aangaven dat ze niet goed weten hoe ze dit moeten interpreteren, welke bedragen nu juist voor welk doel dienen. Ook over de communicatie van 18 oktober heerste er wat verwarring. Hoe helpen infrastructuurwerkzaamheden – nodig als ze zijn, zoals ik daarstraks al aankaartte – op korte termijn de putten te dempen die er nu zijn door de hoge energieprijzen? Dat is een vraag waar het middenveld, terecht, denk ik, mee zat. Vandaar ook mijn vraag om daar duidelijkheid over te scheppen.
Naast de aangekondigde 7,3 miljoen begrijpen wij uit het centenboekje dat er ook nog eens 5 miljoen vastleggingskredieten (VAK's) bij komen voor jeugdinfrastructuur in 2023. Ik vroeg mij af of u zicht hebt op de bedragen voor jeugdinfrastructuur die nu in totaal – dus reguliere begroting, Vlaamse Veerkracht en energiecompensatie – ter beschikking staan van de sector. Is er vraag vanuit de sector naar dat budget? Of beter, kan de sector dat budget ook verwerkt krijgen? Ik verwijs eventjes naar onze vraag die we stelden bij de jaarrekening 2021, waar er 5 miljoen voorbehouden was voor renteloze energieleningen, waarvan 0 euro gebruikt was in 2021. Vandaar, kan de sector ook weg met de middelen? Kunnen ze daarmee aan de slag gaan?
Alvast bedankt voor de antwoorden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Ik ben blij om te horen dat de oproepen ook wel duidelijk gehoord worden en dat op het terrein ook de kracht aanwezig is om aanvragen in te dienen en ook op een kwaliteitsvolle manier, waardoor we toch heel wat projecten kunnen ondersteunen. Ik ben ook blij dat de indieners uit de eerste ronde, behoudens wat bijsturing in het dossier, hun aanvraag opnieuw hebben kunnen indienen. Het geeft wel duidelijk aan dat de verenigingen op het terrein ook effectief aan de slag willen en vooruit willen, maar dat de noodzakelijke ondersteuning vanuit de overheid wel belangrijk is om realisatie op het terrein te kunnen teweegbrengen.
In vergelijking met het nieuwe uitvoeringsbesluit en de beoordeling en de cijfers, geeft u, terecht, denk ik, aan: opletten als we louter cijfers met elkaar vergelijken. Want het is de inhoud van dossiers, de samenwerkingen ook; het mag niet enkel cijfermatig vergeleken worden. Nu, ik vind het wel belangrijk dat we daaraan toch wel een goede evaluatie en opvolging proberen te geven. Want het besluit is wel aangepast, omdat er ook knelpunten waren. Dus ik ben wel bezorgd. Het moet wel de bedoeling zijn om ook effectief te kunnen nagaan of de knelpunten die er zijn, ook opgelost worden dan wel of er toch nog andere euvels zouden zijn om een dossier te kunnen indienen. Daarom wil ik vragen om misschien toch ook, op een of andere manier, een evaluatiemoment of een terugkoppelmoment te kunnen inbouwen, om te zien of we effectief kunnen bereiken wat we willen bereiken, op de manier waarop het nu uitgeschreven is. Bij deze de vraag om daar ook invulling aan te kunnen geven. Ik weet dat je in zo’n evaluatie ook rekening moet houden met het feit dat we maar in de zomer kunnen communiceren, maar ik denk dat het goed is om daar toch een moment voor in te lassen.
Een laatste element waar ik even bij wil stilstaan, is dat er eigenlijk wel wat mogelijkheden zijn om ondersteuning te genieten, om naar duurzame, energiezuinigere infrastructuur te gaan. Iets anders is natuurlijk nog dat je nu effectief met een crisis en een acuut element van betalingen en dergelijke zit. Maar als we kijken naar de infrastructuur: daar zijn wel wat ondersteuningsmogelijkheden, maar het is soms best moeilijk om door het bos de bomen nog te zien. Vandaar wil ik vragen om in de communicatie naar de verenigingen toe ook aandacht te geven aan het samenbrengen van waar men terechtkan en via welke kanalen men kan werken. We hebben ooit al expliciet gevraagd naar een eenloketfunctie. Ik weet niet in welke mate daar ondertussen werk van gemaakt kan worden. Als de eenloketfunctie er nog niet is, zijn er dan tussenstappen mogelijk naar een website, één manier van communiceren? Daar zou ik graag ook aandacht voor willen vragen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik moet wel zeggen dat ik in de sector wat tandengeknars heb gehoord, bij de andere jeugdverblijven dan die bij de ADJ. Het ging dan over de verdeling van de steun. 5 van de 7 miljoen euro ging naar de ADJ. Dat heeft wellicht ook te maken met het feit dat ze, net op het moment dat die boodschap werd gecommuniceerd, de boodschap kregen dat er voor de 3,5 miljoen euro die via Toerisme was voorzien, veel meer aanvragen waren dan er konden worden gehonoreerd. Daardoor bedroeg de subsidie in plaats van 40 procent maar 23 procent. Dat heeft voor wat tandengeknars gezorgd in de sector.
Voor energienoodsteun gaat er 0,8 miljoen euro naar de ADJ en 1,1 miljoen euro naar de rest van de sector. De ADJ is een belangrijke actor, maar heeft slechts een dikke 3 procent van de beddencapaciteit. 97 procent van de beddencapaciteit zit dus in de rest. Hoe komt men tot die verdeling? Is er nog extra steun mogelijk? Kan de steun eventueel nog worden herverdeeld? Iedereen zal het deze zomer moeilijk hebben om de facturen te betalen. Ik hoor dat daar wel wat ongerustheid over bestaat. Hoe bekijkt u dat, minister? Is er eventueel nog bijsturing mogelijk?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Perdaens, kunnen jeugdorganisaties dit behappen en efficiënt opvolgen of dit effectief besteed raakt? Daar moet je een onderscheid maken tussen de verschillende lijnen die worden vooropgesteld. Voor jeugdinfrastructuur is in de begroting voor 2023 5 miljoen euro extra voorzien. Voor een groot deel besteden we dat aan een projectoproep die al is ingediend en die de administratie heeft beoordeeld. Op dat vlak voorzien wij ongeveer 3,5 miljoen euro extra om de positief beoordeelde projecten vanaf 68 procent te kunnen honoreren. De planlast die er was om dat project in te dienen is al gerealiseerd.
We voorzien ook in energieondersteuning. Dat zal een simpele betoelaging zijn op basis van een proportionele verdeling. We zijn de modaliteiten nog aan het uitwerken, maar daar zal op zich niet veel werk aan zijn.
Iets anders is het wanneer men energieleningen wenst voor fotovoltaïsche cellen, voor zonnepanelen. We zijn aan het bekijken hoe we dat kunnen uitbreiden. Dat is natuurlijk een andere zaak. We hebben gemerkt dat dat nog onvoldoende gekend was. We hebben dat extra in de kijker gezet en we blijven dat ook doen.
Wat betreft de elementen waarover het in deze vraag ging, denk ik dat we echt goed zitten.
Collega Rombouts, de opvolging en evaluatie van het nieuwe FoCI-reglement: daar zijn we ons zeer van bewust. Ik kan u melden dat de taskforce rond ons masterplan inzake de jeugdkampen nog maar vandaag is samengekomen. Ook dit element is daar aan bod gekomen. We zullen die nieuwe regels opvolgen en blijven evalueren, om te zien of dit inderdaad beantwoordt aan de hervorming en aan de kritische punten die werden vastgesteld. We hebben er lang over gedaan, samen met de collega voor Cultuur, minister-president Jambon, om dit op punt te stellen. We zijn ervan overtuigd dat het een goede hervorming is. Maar we blijven het natuurlijk opvolgen. Ook de idee van een eenloketfunctie komt in die taskforce aan bod. Dat wordt ook verder opgevolgd.
Collega Anaf, ik erken wat u zegt. Ik heb ook het tandengeknars bij onze jeugdverblijven gehoord, tot in Brussel. Ik begrijp het ook, want als je het puur cijfermatig bekijkt, krijg je de indruk dat we proportioneel heel veel investeren in onze eigen jeugdverblijven en in de vzw erboven, de ADJ. Hoe is dat nu tot stand gekomen? Je moet een onderscheid maken. Er zijn de masterplannen voor infrastructuur die we effectief willen realiseren. Daar zijn er de vooropgestelde meerkosten, wat logisch is gezien de zogenaamde bouwindex. Dat is een realiteit. Wij willen voor 100 procent realiseren wat we hadden vooropgesteld. Daar komt die extra investering van 4,15 miljoen euro uit voort. Dat gaat over structurele investeringen in infrastructuur. Ik twijfel er niet aan dat dat de goede beslissing is. Voor de energietoelage hebben we een proportionele en eerder theoretische oefening gemaakt in de verhouding tussen de betoelaging van de ADJ en de jeugdverblijven. Het resultaat van die oefening is natuurlijk voorbereid door onze diensten. Er is ook veel overleg over geweest. Ik geef toe dat ik ook dacht dat dat vrij veel is voor de ADJ in vergelijking met onze jeugdverblijven, maar dat is gebaseerd op een correcte methodologie. Dat is correct gebeurd. Maar ik heb wel de opdracht gegeven aan mijn departement om dat meer in detail te bekijken en om van de theoretische oefening bij de ADJ ook naar de praktijk te gaan en te bekijken of zij dat volledige bedrag ook effectief nodig hebben. Ik ga ervan uit dat wij dat nog een beetje naar onderen kunnen bijstellen en dat we de vrijgekomen bedragen dan ook kunnen inzetten voor de private jeugdverblijven. Ik denk dat dat een logische vraag is. We zijn daaraan aan het werken.
In elk geval is het beleid dat wij vooropstellen een combinatie van acute ondersteuning in deze energiecrisis. Wij willen daarbij ook verder kijken, met energiezuinige investeringen in onze eigen jeugdverblijven, waar onze primaire verantwoordelijkheid ligt, maar ook bij de private jeugdverblijven. We willen trouwens ook in de bredere jeugdinfrastructuur inspanningen doen. We zullen dat de komende weken verder concretiseren, zodat het glashelder is wat elkeen krijgt om door deze moeilijke periode te raken.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de antwoorden.
Het doel op korte termijn is duidelijk: ons jeugdwerk kunnen garanderen en de energiecrisis het hoofd bieden. Op lange en middellange termijn ligt de focus overigens terecht op die energiezuinigheid. De middelen zijn beperkt. Ik denk dat het belangrijk is dat we samen waken over het zo efficiënt mogelijk besteden van wat er beschikbaar is. Of die middelen ingezet of opgevraagd zullen worden, zullen we, zoals u van ons gewend bent, opvolgen op basis van de centenboekjes. Ik dank u alvast.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het bijkomend antwoord.
Ik denk dat iedereen het tandengeknars heeft gehoord toen het ging over het verschil tussen eigen infrastructuur versus andere. Ik wil daar zelfs aan toevoegen dat ik dat zeer begrijpelijk vind. Het is altijd een oefening waar we toch wel met een kritisch oog naar moeten kijken. Ik ben dan ook blij, minister, dat u daar zelf ook vanuit die bril inderdaad ook wel naar kijkt en dat u het ook kritisch wilt bekijken. U hebt aangegeven dat u nog een aantal zaken aan het bekijken bent. Dat is zeker iets om ook hier verder te kunnen opvolgen.
Ten tweede, ik denk dat toch ook het feit dat er, als er veel aanvragen zijn, extra middelen voorzien zijn, onderstreept mag worden. Ik wil hiermee afsluiten: we hoeven niet te twijfelen aan het feit dat er noden zijn in de jeugdinfrastructuur, we hoeven ook niet te twijfelen aan de kwaliteitsvolle manier waarop men dat vanuit jeugdwerk wilde aanpakken. Maar, minister, ik hoop dat dit dan ook in rekening wordt genomen door de andere regeringsleden op het moment dat u pleit voor extra ondersteunende middelen naar infrastructuur toe. Het kan maar een ondersteunend verhaal zijn in de regeringsbesprekingen. Infrastructuursubsidies zijn duurzame middelen om de energie-uitdaging nu, maar ook in de toekomst aan te gaan. Dat is een thematiek waarop we, naar onze mening, moeten blijven inzetten. Dank u.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.