Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de open brief van jeugdrechters en -advocaten over het tekort aan opvangplaatsen in de jeugdhulp
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Recent trokken een aantal Brusselse jeugdadvocaten aan de alarmbel over een tekort aan opvangplaatsen voor kinderen en jongeren die zich in een verontrustende situatie bevinden. In een open brief klaagden de advocaten een nijpend opvangtekort aan in Brussel en Halle-Vilvoorde. Naar verluidt zouden dit jaar al zes voorzieningen de deuren hebben gesloten in Brussel en Halle-Vilvoorde vanwege een tekort aan personeel.
Dat er grote druk is op de arbeidsmarkt, en dat de nood aan medewerkers in de zorgsector ontzettend hoog is, kwam al herhaaldelijk aan bod in de commissie. Onder meer in de kinderopvang waren er al signalen van kinderopvanginitiatieven die ouders vragen hun kindjes op bepaalde dagen zelf op te vangen, omdat de normale werking wegens onder andere het uitvallen van personeel door ziekte, niet kan worden gegarandeerd. Als dergelijke situaties zich voordoen in de jeugdhulp, is dat natuurlijk zeker schrijnend. Kinderen en jongeren die daar worden opgevangen, moeten immers kunnen rekenen op de veilige omgeving van die opvang.
Minister, bevestigt u de problematiek dat in Brussel en Halle-Vilvoorde de voorbije periode jeugdhulpvoorzieningen of leefgroepen van jeugdhulpvoorzieningen tijdelijk de deuren moesten sluiten wegens personeelstekorten? Zo ja, hoe vaak gebeurde dit, voor hoeveel groepen en kinderen en jongeren en voor welke periodes? Wat waren de exacte redenen?
Bestaat dit probleem ook in andere regio’s? Zo ja, kunt u hierover cijfers geven?
Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat kinderen en jongeren toch verder in een veilige omgeving kunnen worden opgevangen wanneer zich een probleem voordoet van tijdelijke sluiting van een leefgroep of een voorziening door personeelstekorten?
Welke initiatieven neemt u om er voor te zorgen dat de continuïteit in de jeugdhulp kan worden gegarandeerd?
De heer Rousseau heeft het woord.
Bij twee kleutertjes in Anderlecht wordt een ernstig vermoeden van mishandeling vastgesteld. Ze worden thuis weggenomen, ze worden naar een leefgroep gestuurd. Goed, denk ik: ze worden in veiligheid gebracht. Maar wegens personeelstekort moet die leefgroep sluiten en worden die twee kleuters terug naar huis gestuurd. Sindsdien gaan ze naar school met steeds meer ernstige verwondingen.
Een van de redenen waarom ik hier zit, is om daar iets aan te doen. Dat maakt mij ook gigantisch kwaad. Gigantisch kwaad omdat men er niet in slaagt om twee kleuters te beschermen tegen ouders die het blijkbaar nodig vinden om hun kinderen te mishandelen. Gigantisch kwaad ook omdat niet alleen ik maar ook jeugdrechters en jeugdadvocaten aan de alarmbel trekken, naast de zovele alarmbellen die dat personeel al heeft doen afgaan. Gebrek aan opvang doet situaties etteren en doet de boel later ontploffen. Dat is natuurlijk een cascade-effect. Want de instroom van nieuwe medewerkers in de zorg, zeker in de jeugdhulp, is laag. De uitstroom, mensen die uitvallen omdat de werkdruk te hoog wordt, is heel groot.
Ik zal de cijfers die collega Schryvers al genoemd heeft niet herhalen: zes voorzieningen zouden gestopt zijn en in vijf andere is er een opnamestop. En ik geef u, als minister van Brussel, ook mee dat in Brussel voor de crisisopname van kinderen van 0 tot 12 jaar al meer dan een jaar geen enkele plaats beschikbaar is. Ik word daar erg moedeloos van.
Minister, u hebt de briefschrijvers al voor overleg uitgenodigd. Toch heb ik nog enkele vragen voor u, minister, of voor welke minister dan ook die de initiatiefnemers zal ontvangen – geef de vragen dan maar door.
Minister, op welke manier zult u het probleem van het personeels- en opvangtekort bij Jeugdhulp oplossen, om zo kleuters die in een leefgroep zouden moeten zitten wél in een leefgroep te kunnen houden en niet naar een onveilige situatie terug te sturen?
Op welke manier zult u of zal de regering het cascade-effect van de slechte werkomstandigheden, de hoge druk en dus de hoge uitstroom bij het personeel binnen Jeugdhulp doorbreken?
Op welke manier wordt er prioriteit gegeven aan de dossiers van kinderen in acuut gevaar, zodat zeker zij niet naar huis worden gestuurd wegens personeelstekort, waardoor de veiligheid van die kinderen in gevaar kan komen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank u voor de vragen over deze zeer belangrijke thematiek, die inderdaad verschillende van mijn bevoegdheden betreft: niet alleen mijn vervangende bevoegdheid voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG), maar ook mijn verantwoordelijkheid voor de hoofdstad. Ik heb trouwens zelf naast een voorziening van Tonuso gewoond. Tonuso is een van de gewaardeerde voorzieningen die in de hoofdstad met geïntegreerde jeugdzorg bezig is. Ik ben in een vorig leven ooit ook nog advocaat geweest. Alle boxjes komen hier dus samen.
Een aantal vragen gaan over de situatie in Brussel en Halle-Vilvoorde en of we het probleem onderkennen en hoe vaak dit voorvalt. We kregen inderdaad een zevental meldingen van voorzieningen waar personeelstekorten een impact hadden op de werking, maar het klopt niet dat er zes voorzieningen de deuren hebben moeten sluiten. Desalniettemin zullen we niet ontkennen dat het een ernstige situatie is.
Specifiek wat Brussel betreft: de Vlaamse Gemeenschap is zeer geëngageerd in de hoofdstad. Ik ben tevreden dat dit engagement ook in deze commissie op prijs wordt gesteld. U weet dat er over de verantwoordelijkheid voor Volksgezondheid en Welzijn heel veel debat is en dat er verschillende partijen zijn – inclusief, collega Rousseau, de uwe, denk ik – die zeggen dat de Vlaamse Gemeenschap inzake Volksgezondheid en Welzijn niet bevoegd zou moeten zijn voor de hoofdstad. Maar ik ben dus tevreden dat het engagement van de Vlaamse Gemeenschap hier centraal wordt gesteld. Ik ben het ermee eens dat wij daarin heel geëngageerd moeten blijven. Het is wel waar dat we in Brussel verantwoordelijk zijn samen met verschillende andere overheden, in het bijzonder de Brusselse overheid, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De GGC is verantwoordelijk voor het wetgevend kader ter zake. Zij heeft de hoofdverantwoordelijkheid. Wij werken ermee samen om de uitvoering te verzekeren van wat vroeger de bijzondere jeugdzorg heette, nu de geïntegreerde jeugdzorg. Als er dus problemen zijn in de hoofdstad, nemen wij daarin onze verantwoordelijkheid op. Wij moeten daar nog sterker in investeren. Maar het is ook een gedeelde verantwoordelijkheid, samen met andere overheden, in het bijzonder de Brusselse overheid, waar u zelf ook mee aan de knoppen zit. Ik geef het maar mee. Dit is belangrijk voor specifiek de Brusselse context.
Heel wat vragen in deze en ook in voorgaande commissievergaderingen gaan over het personeelstekort. Dat is een realiteit in heel onze samenleving en in het bijzonder in ons Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het gaat dan vaak over de kinderopvang en de woonzorgcentra. Dat was zo nog vlak voor de herfstvakantie. Maar ook in de jeugdzorg is dit een acuut probleem. We kunnen dat bevestigen. We zijn hard aan het werk om dit aan te pakken. Dat is uiteraard een van onze topprioriteiten.
Wij hebben inderdaad het overleg met de jeugdadvocatuur serieus genomen. Het volgende overleg is morgen ingepland. We doen daaraan voort. Het spreekt voor zich dat de jeugdadvocatuur een belangrijke partner is in de jeugdhulp. Ze vertegenwoordigen en behartigen ook de stem van kinderen en jongeren.
Het spreekt voor zich dat we hun zorgen delen. Het agentschap Opgroeien bezorgde op 19 oktober 2022 de nota ‘Aanpak van het personeelstekort in de jeugdhulpvoorzieningen’ aan de partners in de jeugdhulp. Die nota met diverse acties en maatregelen is ook online raadpleegbaar op www.jeugdhulp.be.
Een van de acties is net om de signalen die we krijgen binnen de jeugdhulp, en dit inderdaad uit alle regio’s, ook systematisch in kaart te brengen via een online meldfiche naar de organisaties en voorzieningen. Het is van belang dat we samen met de organisaties en voorzieningen de problematiek gericht in kaart brengen, zodat ook kan worden ingezet op ondersteuning, bijsturing en/of zeer gerichte oplossingen. Het is vooral van belang om goed te objectiveren en eventuele regionale verschillen, verschillen in werkvormen en dergelijke meer cijfermatig mee te onderbouwen. Uit de signalen die we krijgen, weten we wel dat het personeelstekort in Brussel voor de jeugdhulp het grootst is.
Boven op de acties uit de nota ‘Plan van aanpak’ is een structureel overleg opgezet met de Brusselse jeugdhulporganisaties om gerichte acties te ontwikkelen om op korte termijn tijd en ruimte vrij te maken om actief in te zetten op deze problematiek. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de aanwerving en het behoud van personeel en initiatieven om de krachten en opportuniteiten om te werken in Brussel én in de jeugdhulp in de kijker te zetten. Vanuit het agentschap Opgroeien worden de randvoorwaarden om hier creatief, flexibel en pragmatisch mee aan de slag te gaan, zo breed mogelijk ondersteund. Eenzelfde traject wordt op dit moment ook opgezet voor het crisisaanbod in Brussel. Samen met het crisismeldpunt, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de diverse partners worden acties opgezet om antwoorden te kunnen bieden aan de huidige situatie.
Ik kan jullie alvast garanderen dat we hier heel veel aandacht aan besteden en dat er zowel acties ondernomen worden om de huidige personeelstekorten te ondervangen als om het bestaande aanbod op verschillende manieren te ondersteunen en te versterken, en ook te wapenen tegen de zeer grote uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden. In de aanpak hiervan willen we de focus niet alleen leggen op wat er hier en nu moet gebeuren, maar ook structurelere oplossingen bekijken die duurzaam zijn op langere termijn. Het plan van aanpak betreft dus een mix aan maatregelen en acties, zowel op de korte als op de lange termijn.
Opgroeien laat voorzieningen ook toe om flexibel om te gaan met de erkennings- en subsidiëringsregelgeving, om regelluw om te gaan met of zelfs het schrappen van administratieve verwachtingen ten aanzien van medewerkers wanneer dat kan. Voorzieningen krijgen mogelijkheden tot het innovatief inzetten van hun capaciteit.
Natuurlijk wordt hierbij benadrukt dat er bij bijvoorbeeld een nakende tijdelijke sluiting proactief een plan van aanpak van de organisatie verwacht wordt, en dat hierbij in overleg gegaan moet worden met alle betrokken actoren, zeker ook met ons CAW in Brussel, dat in zeer moeilijke omstandigheden schitterend werk levert.
We zien op dit moment inderdaad een rechtstreekse impact op de manier waarop het aanbod ingezet kan worden. Voor organisaties die noodgedwongen opnamestops moeten installeren of die overwegen om leefgroepen tijdelijk te sluiten, wordt een ondersteuningstraject opgezet waarbij samen met hen en de partners plannen opgemaakt worden om de impact op het beschikbare aanbod in de regio in het algemeen, en de individuele trajecten van betrokken jongeren in het bijzonder, zo beperkt mogelijk te houden.
We moeten hierbij vermelden dat hier ook al ervaring werd opgedaan tijdens de covidperiode, waarbij ook keuzes moesten gemaakt worden tot op het niveau van cliënttrajecten. In die zin is hier ook wel ervaring in opgebouwd.
Het probleem van het personeelstekort is inderdaad heel acuut in de jeugdhulp en in Brussel, maar het overstijgt ook de Brusselse situatie. Daarom is het van belang dat we – naast zeer sectorspecifieke afspraken, bijvoorbeeld de terechte bezorgdheid inzake veiligheid van kinderen en jongeren en gerichte ondersteuningstrajecten bij nakende sluitingen – ook voor de jeugdhulp inzetten op een mix van maatregelen.
Daarom betrekken we natuurlijk de jeugdhulp ook in onze acties in heel Vlaanderen en binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, om te werken rond een personeelsbeleid en een wervingsbeleid dat toelaat niet alleen om mensen te laten instromen of via zijinstroom te laten binnenkomen, maar ook om ze te houden.
Ook sensibilisering en wat we branding van die sector noemen is belangrijk, bijvoorbeeld rond de functies van groepsbegeleider, contextwerker en dergelijke. Ook richting onderwijs en hoger onderwijs moeten we daar aandacht voor vragen. Denk ook aan de mogelijkheden van zijinstroom, de mogelijkheden binnen het zesde Vlaams intersectoraal akkoord (VIA 6), het inzetten op kortdurende opleiding ‘on the job’, en dergelijke meer.
Vaststaat in elk geval dat we door de situatie op de arbeidsmarkt misschien nog creatiever zullen moeten zijn dan in het verleden. We zullen echt werk moeten maken van oplossingen. Ik reken daarbij op alle partners, niet alleen in Vlaanderen maar in het bijzonder ook in Brussel met de VGC en de GGC, om daar samen met ons de hand aan de ploeg te slaan en daar verder rond te werken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil het even breder zien dat de Brusselse situatie, hoewel u uitdrukkelijk hebt gezegd dat daar de situatie het ernstigst is maar dat er ook in andere regio’s tekorten zijn. We weten dat de nood aan personeel in de zorgsector heel groot is – in veel sectoren in de arbeidsmarkt, maar in de zorg heel specifiek. Dat vraagt natuurlijk een specifieke aanpak. Het gaat om zorg voor kwetsbare mensen.
Er zijn de voorbije periode al diverse maatregelen genomen. Ze zijn hier al vaak besproken. We weten allemaal ook dat er geen wonderoplossingen zijn, dat we er niet met een vingerknip voor kunnen zorgen dat er voldoende medewerkers zijn of dat er opeens een veel grotere instroom binnen de zorgsector is. Maar we moeten er niettemin voor kunnen zorgen dat we de veiligheid van de jongeren en kinderen die worden opgevangen in de jeugdhulp, kunnen garanderen.
Dat plaatst ons voor heel bijzondere uitdagingen. We hebben het hier al besproken met betrekking tot de kinderopvang. Daar moeten ouders een zoektocht doen. Ze moeten nog eens vaker een beroep doen op bijvoorbeeld de grootouders. Of ze moeten verlof nemen. Dat zijn bijzondere uitdagingen. Hier gaat het over veiligheid. Dat vergt een heel specifieke aanpak.
Minister, u zegt dat we naar WVG-brede acties gaan. Het is belangrijk dat alle partners die betrokken zijn in zorgtrajecten daar de nodige aandacht voor hebben – niet alleen in een bepaalde specifieke residentiële voorziening maar alle partners, in scholen, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), OCMW’s, Huizen van het Kind en dergelijke meer, allerlei partners die een kind of een jongere kunnen volgen en daarmee in contact komen. We moeten een duidelijke analyse maken van de jongeren die een residentiële opvang nodig hebben. Daar moeten we de prioriteit leggen. Op welke manier wordt dat waargemaakt?
De heer Rousseau heeft het woord.
Minister, het zal waarschijnlijk aan mij liggen, maar ik heb heel weinig antwoorden gehoord op mijn vraag. Ik vroeg naar de garantie dat jongeren niet meer naar een onveilige thuissituatie moeten. Ik heb een halve les staatsrecht gekregen over de structuren in Brussel en zo. Als ik daar meer over wil weten, zal ik mij daarover wel inlezen. Ik dacht dat we hier in de commissie Welzijn zaten. Ik heb een vraag gesteld over het welzijn en de veiligheid van kinderen. Wie er dan in welke regering zit … Ja, ik wil wel eens mijn mensen aanspreken in Brussel, voor zover ik daar iets over te zeggen heb. Ik dacht nog altijd dat integrale jeugdhulp een bevoegdheid was van de Vlaamse Gemeenschap en dat ik dus hier moest zijn om daarover aan u vragen te stellen. Maar bon.
Ik hoor hier over registreren. Na zoveel jaar. Registreren, goed. Wat gaat u registreren? Wie gaat dat registreren? Wat gaat u doen met die registraties? We hebben het hier over Brussel. Oké, u hebt terecht gezegd dat het ook over andere provincies gaat. Het gaat al heel lang over andere provincies. Ik kan u honderden voorbeelden geven van zaken die ik zelf heb meegemaakt op het werkveld, waar er al jaren crisis is in de jeugdhulp. Het is niet omdat u naast een voorziening hebt gewoond dat u expert bent. Ik kan u zeggen dat ik naast de bibliotheek woon in Sint-Niklaas, maar daarom ben ik nog geen expert in literatuur.
Er zijn al jaren problemen. Ik hoor van de mensen op het veld dat hun werkingsmiddelen al jaren niet worden geïndexeerd. Misschien is dat ook een optie waaraan u wilt denken, om de mensen wat zuurstof te geven, om ze middelen te geven waarmee ze kunnen werken, zodat er minder werkdruk is. Sinds 2012 zijn de werkingsmiddelen van de zorginstellingen niet geïndexeerd. Is dat iets wat we kunnen bekijken? (Opmerkingen van Katrien Schryvers)
Dat dat niet alles zal oplossen, mevrouw Schryvers, weet ik ook. Ik heb niet gezegd dat het een wonderoplossing is. Ik vraag wel aan wie verantwoordelijk is … Er is een verschil tussen schuld, fout en verantwoordelijkheid in de politiek. Ik vraag aan wie verantwoordelijk is wat men eraan zal doen. Die vraag is volgens mij heel duidelijk.
En begin niet zo te gesticuleren als ik hierover een vraag stel. Ik kan alleen maar zeggen dat ik met dit antwoord niet kan terugkeren naar de mensen op het veld om hun te zeggen wat er zal gebeuren. (Opmerkingen)
De vraag is duidelijk. Collega Rousseau, u moet uw vraag op een beleefde manier stellen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik wilde deze vraag ook stellen, maar ik was te laat, de collega’s waren mij voor. Ik had hierover ook een vraag om uitleg ingediend.
Ik kom zelf ook uit de sector. Ik weet dus waarover ik spreek. Collega Rousseau, u bent niet alleen. Maar het is absoluut niet simpel. Ik weet ook waar de knelpunten zitten en ik weet ook dat het van vandaag op morgen niet kan worden opgelost. Ik erken dat er al lang crisis is binnen de jeugdzorg. We hebben natuurlijk geen toverstaf waarmee we kunnen zeggen dat het morgen allemaal zal zijn opgelost.
Minister, hebben wij er een duidelijk zicht op hoe groot de problematiek in Brussel is in verhouding tot de andere provincies? In de andere provincies zijn er ook grote problemen. Maar is het probleem in Brussel nog groter? Wat is daarvan uw inschatting?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik begin met dat laatste. De problematiek verschilt in Brussel op een aantal vlakken. Ten eerste inderdaad op het vlak van verantwoordelijkheid. Collega Rousseau, er is inderdaad een verschil tussen fout, schuld en verantwoordelijkheid. In Brussel is er wat betreft de bijstand aan kinderen en jongeren een gedeelde verantwoordelijkheid. De hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de GGC, die ook reglementerend optreedt. Wij zijn niet eens bevoegd om daar voor alle Brusselaars op te treden. Wij zijn bevoegd voor onze Nederlandstalige instellingen, die hierin een groot engagement opnemen. Ik heb al Tonuso genoemd, maar er zijn er verschillende, ook met de coördinatie van ons CAW. Ik heb alleen maar gezegd dat wij onze verantwoordelijkheid opnemen, dat wij zeer geëngageerd zijn in onze hoofdstad. Maar we moeten dat samen met anderen doen.
U hebt het over het bieden van garanties over de veiligheid van kinderen en jongeren. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de Brusselse overheid. Wij werken daarin ondersteunend.
Een tweede element is wat ik altijd vaststel in discussies over staatshervorming. Ik weet niet of u dat zelf zult onderzoeken of dat u met uw collega’s van de PS deze vraag zult behandelen, maar jullie zeggen altijd dat op het vlak van Volksgezondheid en Welzijn het de Brusselse overheid is die in Brussel moet verantwoordelijk zijn en dat de Vlaamse Gemeenschap daar niets te zoeken heeft. Als u daar nu op terugkomt, zal ik u zeer erkentelijk zijn. Ik vind het zeer belangrijk dat we daar vanuit de Vlaamse Gemeenschap zeer geëngageerd in werken.
Ik denk dat ik heb geprobeerd om op de vragen van jullie allebei in detail te antwoorden. Maar de vraag wordt gesteld of ik kan garanderen dat elk kind of elke jongere in veiligheid leeft. Nog los van de Brusselse kwestie is dat een zeer moeilijke vraag. Wij moeten natuurlijk onze verdomde best doen om daaraan te werken. Maar als Vlaams minister zeggen dat ik mij garant stel dat elk kind en elke jongere te allen tijde in veiligheid kan leven: het zou zeer discutabel zijn mocht ik daar positief op antwoorden.
Ik denk ook dat we mogelijk van mening verschillen over de manier waarop je dit soort zaken moet aanpakken. We moeten zeer hard investeren en blijven investeren in crisishulp. Maar we moeten vooral ook zien te vermijden dat kinderen worden weggenomen uit hun thuismilieu, dat kinderen in een voorziening moeten worden geplaatst. Als we dat doen, bijvoorbeeld omdat de veiligheid van kinderen en jongeren dat noodzaakt, moeten we ervoor zorgen dat dat liefst zo kort mogelijk is. Op dat vlak moeten we ook naar andere oplossingen zoeken dan dat we alleen de focus leggen op crisisopvang. Kinderen en jongeren uit hun thuiscontext halen moeten we alleen maar doen wanneer niets anders mogelijk is, wanneer er geen andere opties zijn die de veiligheid en integriteit van die kinderen en jongeren kunnen garanderen. Ik denk dat we daarover een inhoudelijk verschil hebben. Maar die simplistische vraagjes als ‘Garandeert u dat kinderen en jongeren te allen tijde in veiligheid kunnen leven?’… Ik ben naast vervangend minister van Welzijn ook minister van Jeugd. Mijn absolute prioriteit is dat kinderen en jongeren in Vlaanderen en in Brussel kunnen opgroeien in veiligheid, dat zij vooruit kunnen gaan en kansen krijgen. Dat is de reden waarom ik aan politiek doe, collega Rousseau. Maar dit soort simplistische vraagjes met ja of neen beantwoorden, vind ik eerlijk gezegd niet ernstig. Op die manier zullen we niet vooruitkomen.
De vraag naar de financiering is pertinent voor alle subsidies en dotaties die we toekennen. Dat is nota bene inderdaad een beslissing die werd genomen in 2012, door een regering die u nog kent, waar ook de socialisten deel van uitmaakten. Wij hebben alvast binnen het Departement WVG een heel duidelijk engagement genomen om zowel volgend jaar als dit jaar extra te investeren in extra middelen voor onze voorzieningen in WVG, en dus ook in de jeugdzorg. Niet alleen 60 miljoen euro volgend jaar, maar ook bijna 70 miljoen euro extra middelen dit jaar, om inderdaad tegemoet te komen aan de zorgen rond extra kosten, onder meer energiekosten. In deze context staat er natuurlijk een grote druk op de werkingsmiddelen.
Collega Rousseau, ik denk dat ik op dat vlak geen lessen te leren heb van de Vooruitfractie.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even reageren. Ik zal het kort houden.
Collega Rousseau, we zijn hier allemaal verkozen vanuit een bepaald maatschappelijk engagement. Dat mag ik toch aannemen. Zeker zij die Welzijn volgen. Ik stel voor dat iedereen dat voor zichzelf uitmaakt en dat we niet het proces maken van een ander. Ik doe dat niet van u, u moet dat ook niet doen van mij. (Opmerkingen van Conner Rousseau)
Laat collega Schryvers uitspreken. Het was een gezellige namiddag. Alles wordt hier nu verknald. Wij hebben in deze commissie de gewoonte om elkaar te laten uitspreken. Ik weet niet hoe jullie dat doen.
U hebt gezegd dat u daar nog niet veel van gezien hebt. Dat neem ik niet. Dat u vindt dat u een groot maatschappelijk engagement hebt, dat is uw zaak. Ik vind het goed dat iedereen dat hier heeft. Maar u moet dat niet over een ander zeggen.
Dan nu over de inhoud. Het ging hier over een problematiek met betrekking tot bepaalde leefgroepen in de jeugdhulp. Dat is een personeelsproblematiek. Er zijn al heel wat maatregelen genomen. Daar hebben we – zoals ook collega Verheyen heeft gezegd – natuurlijk geen wondermiddel voor. Maar niettemin moeten we er ondertussen voor zorgen dat die jongeren veilig zijn en dat ze niet worden losgelaten. Minister, ik leer van u dat daar, samen met alle partners in de jeugdhulp, heel concrete actieplannen voor zijn. Ik hoop dat daar inderdaad aan gewerkt wordt, zodat er geen jongeren worden losgelaten en zodat we kunnen zien dat er de volgende periode instroom komt en dat de diverse maatregelen hun werk kunnen doen.
De heer Rousseau heeft het woord.
Ik heb, voor alle duidelijkheid, niemands proces gemaakt. Mevrouw Schryvers, u moet zich niet zo druk maken. Voor alle duidelijkheid, het gaat niet over ons, het gaat over kinderen die in onveilige situaties verkeren.
Minister, ik wil met u de discussie over de staatshervorming op een ander moment voeren. Maar op dit moment is de situatie zoals ze vandaag is. Ik stel hier de vraag omdat de situatie vandaag zo is. Wat de een of de ander in de toekomst zou willen, doet hier niet ter zake. Dat is gewoon pure afleiding van waar het hier vandaag over gaat.
Ik vind het ook heel jammer dat u mijn vraag simplistisch noemt. Mijn vraag was heel duidelijk – het is nog een voordeel dat dat hier wordt opgenomen, men kan het nog eens herbekijken. Ik vroeg of we kunnen garanderen dat kinderen die al eens thuis werden weggenomen wegens mishandeling en die in een leefgroep zitten, niet meer worden teruggestuurd wegens plaatstekort of personeelstekort. Dat is niet dezelfde vraag als ‘Kan elk kind in veiligheid worden gesteld?’. Ik wil weten of we er iets aan kunnen doen wanneer kinderen thuis slaag krijgen en wanneer hun leefgroep sluit, dat we ze niet gewoon opnieuw naar huis sturen, waar ze dan opnieuw slaag krijgen. Daarover ging het hier vandaag. Ik heb daar niet echt een afdoend antwoord op gekregen. Dat vind ik zeer jammer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.