Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Acht bekende mannen gaan uit de kleren in ‘Kom op tegen Kanker, alles in de strijd’ om zo het taboe rond prostaat- en teelbalkanker te doorbreken. Ik heb op 3 mei 2021 een conceptnota ingediend voor nieuwe regelgeving over de toegang tot een vroegdetectieprogramma voor prostaatkanker voor goed geïnformeerde mannen vanaf de leeftijd van 45 jaar. Ik heb die conceptnota op 1 juni vorig jaar toegelicht en we hebben in de commissie daar toch wel een interessante hoorzitting over gehad.
In de conceptnota stellen we vast dat steeds meer prostaatkankers in een late fase worden vastgesteld met als gevolg dat steeds meer mannen sterven van prostaatkanker. Die laattijdige detectie van prostaatkanker is het gevolg van de stopzetting van de terugbetaling van de PSA-test (prostaatspecifiek antigen) als screeningtest op 1 oktober 2013. Die schrapping was het gevolg van de klinische richtlijn tegen het gebruik van PSA voor prostaatkankerscreening van de US Preventive Services Task Force (USPSTF), die zich kantte tegen een PSA-gebaseerde screening voor prostaatkanker bij mannen tussen 50 en 70 jaar vanwege de toenmalige overtuiging dat de nadelen van overdiagnose en overbehandeling niet opwogen tegen de voordelen. Vandaag is er een opportunistische screening. Ondertussen is de wetenschap geëvolueerd en zijn er methodieken ontwikkeld om die overdiagnose en -behandeling te voorkomen.
Ook op Europees niveau heeft men niet stilgezeten. Ursula von der Leyen heeft werk gemaakt van een ‘Europe’s Beating Cancer Plan’. De Europese Commissie formuleerde op 20 september van dit jaar ten aanzien van de Europese Raad een aanbeveling met betrekking tot vroegdetectie. Een van de elementen van de aanbeveling was om de kankerscreeningprogramma’s uit te breiden, onder andere naar prostaatkanker. Ik ga het voorstel van de aanbeveling zelf hier niet voorlezen.
Minister, wat denkt u van de actie van de acht bekende mannen om het taboe rond prostaatkanker te doorbreken?
Hoe staat u, gelet op de actie en de evolutie op Europees niveau, tegenover een vroegdetectie van prostaatkanker?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Saeys, dank voor de vraag. Er heerst inderdaad nog steeds een zeker taboe rond prostaat- en teelbalkanker. En zoals dat ook geldt voor veel andere thema’s, kan ik het alleen maar toejuichen als dat soort taboes doorbroken wordt. Het meer bespreekbaar maken van bepaalde ziekten en genuanceerde informatie verschaffen, helpt de Vlaamse burger om de gepaste hulp te zoeken en goed geïnformeerde keuzes te maken in het kader van bevolkingsonderzoeken. Het is een thema dat trouwens ook in de commissie Media aangebracht had kunnen worden want ook daar is er geregeld discussie over programma’s die bij de VRT aan bod komen. Dit is misschien een mooie illustratie van de publieke opdracht van de VRT. Soms wordt gezegd dat men daar een te commerciële koers vaart. Over dit programma werd trouwens ook geïnsinueerd dat dat daarover ging. Maar je merkt dat hier de essentie toch is om een belangrijke rol op te nemen in de preventieve gezondheidszorg, wat ik ook als minister van Media alleen maar kan toejuichen.
De finale versie van de nieuwe Europese aanbevelingen rond kankerscreening wordt eind 2022 verwacht. We gaan daar natuurlijk geen voorafname op doen. De regelgeving over bevolkingsonderzoek maant ons aan om, voorafgaand aan het organiseren van screeningsprogramma’s, de gezondheidswinst op populatieniveau aan te tonen én de voor- en nadelen ervan voor de hele doelgroep zorgvuldig af te wegen.
Prostaatkanker is inderdaad een van de meest vastgestelde kankers bij mannen. Toch overlijdt gelukkig minder dan 4 procent van de mannen aan de aandoening, al is 4 procent natuurlijk nog altijd 4 procent te veel. Dat spreekt voor zich. Laat me daar heel duidelijk over zijn. Dat komt omdat veel prostaatkankers zeer traag evolueren en in de helft van de gevallen pas vastgesteld wordt na de leeftijd van 75 jaar. Veel mannen hebben geen klachten van de aandoening. Recente wetenschappelijke studies hebben ook aangetoond dat prostaatkanker niet altijd onmiddellijk, of in bepaalde gevallen zelfs helemaal niet behandeld hoeft te worden. Een behandeling kan de levenskwaliteit ook serieus aantasten: ze kan zorgen voor ongewild urineverlies en erectieproblemen met belangrijke mentale en sociale gevolgen. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ gaat hier in veel gevallen nog steeds niet op.
Om heel concreet te zijn, betekent dit op populatieniveau het volgende: onderzoek heeft uitgewezen dat wanneer artsen duizend mannen screenen op prostaatkanker, ze mogelijk twee mensenlevens redden over een periode van vijftien jaar. Intussen wordt een grote groep gescreende mannen geconfronteerd met angst ten gevolge van een mogelijke kankerdiagnose en met nadelen van een ingrijpend onderzoek en behandeling en de ingrijpende bijwerkingen hiervan.
Je moet ook opletten met overmatige screening. Daardoor is er potentieel meer kans op mentale problemen door valspositieve resultaten, het vaststellen van klinisch niet-relevante kankers waar men mee leeft, maar niet door overlijdt, bloedingen, infecties en blaasproblemen door potentieel onnodige prostaatbiopsies. Daar zijn dus een aantal nadelen aan verbonden. Door oneigenlijke of overmatige behandeling is er ook meer kans op incontinentie, impotentie en alle problemen die daarbij horen, osteoporose of botontkalking en darmproblemen.
Met de huidige inzichten staan de voordelen van een kleine reductie in kankersterfte door prostaatkankerscreening in een ongunstige verhouding met de mogelijke schade door screening en behandeling. Nieuwe screeningsalgoritmes zijn niet evidencebased. De nieuwe screeningsrichtlijnen zijn nog niet onderbouwd volgens wetenschappelijke inzichten. Ook de huidige praktijkrichtlijnen van artsen raden een systematische PSA-screening niet aan. Of een screening zinvol is, hangt af van persoon tot persoon, de familiale voorgeschiedenis en het moet een goed geïnformeerde en doordachte keuze zijn. Dit is wat men noemt ‘shared decision making’ met de patiënt.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) ontwikkelde ter ondersteuning van de artsen een beslishulp met informatie en cijfers. Op die manier kunnen ze mannen helpen bij het nemen van een weloverwogen beslissing. De Vlaamse Liga tegen Kanker ontwikkelde samen met Domus Medica en de Belgische vereniging voor Urologie een hulpmiddel voor mannen met vragen over de PSA-test.
Samengevat: met de huidige evidentie is vandaag een systematische screening niet aangewezen mits de artsen de praktijkrichtlijnen opvolgen, de mannen degelijk worden ondersteund in het maken van een geïnformeerde keuze voor eventuele vroegdetectie en de regels voor een goede follow-up worden toegepast.
Op 6 maart 2020 werd de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek opnieuw samengesteld. Naar aanleiding van de huidige discussie zal ik de werkgroep om een geactualiseerd advies vragen. 25 deskundigen zijn benoemd voor een periode van 5 jaar om ons te adviseren over bevolkingsonderzoek in Vlaanderen. Zo kan ik als minister een onderbouwde beslissing nemen om een bevolkingsonderzoek al dan niet toe te laten en eventueel bijkomende voorwaarden verbinden aan een toestemming.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. U haalt de overlijdens aan. Dat zijn duizend overlijdens per jaar. We mogen dit niet lichtzinnig opvatten. Het is inderdaad de meest voorkomende kanker bij mannen. Die is inderdaad vaak traaggroeiend. We moeten mensen dus niet onnodig ongerust maken. Dat is zo bij elke screening.
De evolutie van de wetenschap is er continu. Vroeger waren er bepaalde onderzoeksmogelijkheden niet die we nu wel hebben. Vroeger was er inderdaad de overtuiging dat de nadelen van overdiagnose, overbehandeling toch niet opwegen tegen de voordelen. Daarin is men wetenschappelijk al enorm geëvolueerd. Op dit moment zijn er verschillende algoritmes inzake risicostratificatie, zodat men dus enkel maar bepaalde mannen gaat screenen en goed informeert. Want daar hebt u echt wel gelijk, men moet de patiënt altijd degelijk informeren over de voor- en de nadelen. Met een bepaalde risicostratificatie denk ik dat we ook juist diegenen er kunnen uithalen die we er willen uithalen.
Op Europees niveau formuleert men daar toch ook wel aanbevelingen rond. Bijvoorbeeld in Zweden heeft men de keuze gemaakt om proefprojecten op te starten omdat men zegt dat de opportunistische screening eigenlijk veel nadeliger is en men zich afvraagt of het niet beter zou zijn om via proefprojecten en het gebruik van verschillende algoritmes te testen. Wat blijkt? Men gaat die projecten nog verder uitbreiden in nog andere regio’s binnen Zweden. Het is niet omdat op dit moment misschien niet alle andere landen dit doen, dat wij als land geen voortrekkersrol mogen innemen. Naar het voorbeeld van Zweden zou het perfect ook mogelijk zijn om hier proefprojecten te kunnen opstarten om te kijken of we de verschillende algoritmes in risicostratificatie kunnen uittesten en kijken wat daar de resultaten van zijn.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Het is een moeilijke problematiek en ik denk dat we daar toch een beetje van mening verschillen, collega.
Het is belangrijk dat we zo veel mogelijk mensen zo vroeg mogelijk opsporen. Maar we hebben naar aanleiding van de nota van collega Saeys hoorzittingen gehad en daar klonken inderdaad ook wel andere geluiden, en toch ook wel sceptische geluiden daarover, omtrent het feit om daar een algemeen bevolkingsonderzoek van te maken. Ik denk dat de geïndividualiseerde aanpak daarin enorm belangrijk is en dat we via de huisartsen en via de risicostratificaties en de opsporing daarvan mensen bewust moeten maken. Ik denk dat de actie van de VRT met onze acht bekende Vlamingen een enorme impact kan hebben. Het is dus een zeer moedige actie die trouwens een belangrijke invloed heeft.
Anderzijds hebben we al veel screeningprogramma’s lopen. We merken ook dat we in de bestaande screeningprogramma’s nog altijd niet aan een voldoende dekkingsgraad komen. Daarom is mijn vraag, minister, welke strategie we daar gaan toepassen voor de bestaande screenings, de echte bevolkingsonderzoeken, waar we maar 40 à 50, nog geen 60 procent halen. Bijvoorbeeld de dikkedarmkankeropsporing, die toch een zeer gemakkelijk screeningsprogramma is: een stoelgangstaaltje. Het wordt zelfs thuis geleverd in de bus en je hoeft het maar terug te sturen. Toch halen we daar geen goede cijfers. Het is belangrijk dat we daar verder op blijven inzetten alvorens we ook nog andere programma’s inzetten, zonder natuurlijk het belang van een vroegtijdige opsporing op individuele basis uit het oog te verliezen.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Saeys, de discussie rond de screening, ook op Europees niveau, is nog niet afgerond. Zoals ik zei loopt dat nog en willen we daar ook geen voorafname op doen.
Zowel vanuit ons departement, maar ook federaal wordt er ook wel over meegesproken en worden er ook brieven opgesteld om op dat vlak onze stem te laten horen, zeker waar het gaat over die veralgemeende screening organiseren als bevolkingsonderzoek.
Wat de algoritmes betreft: die zijn voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. De werkgroep bevolkingsonderzoek zal dit ook goed moeten onderzoeken.
Tot slot denk ik dat het juist is dat we niet alleen binnen die werkgroep verder moeten kijken rond nieuwe categorieën van bevolkingsonderzoek zoals hier, maar dat we zeker ook de bestaande onderzoeken op een gedegen manier moeten doen. Daar waar de dekkingsgraad onvoldoende groot is, moeten we prioritair blijven inzetten om dat nog te versterken. Maar ook die discussie moet zeker passeren langs de werkgroep bevolkingsonderzoek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.