Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Collega’s, minister, mijn vraag stel ik naar aanleiding van een incident in Merksem met een extreemrechtse militant, die daarbij trouwens om het leven gekomen is, waarbij nogal wat vragen gesteld worden over het al dan niet bekomen van een licentie of een toelating voor het in huis hebben van munitie en wapens. Ik ken ook voldoende schietclubs om te weten dat het zeker over uitzonderingen of misschien een uitzondering gaat, maar men moet proberen om elke uitzondering teniet te doen, zeker als het gaat over gevaarlijke personen die al dan niet over een licentie of een toelating om een wapen te bezitten zouden beschikken.
Bij dat incident in Merksem ging het over meer dan honderd wapens en een grote hoeveelheid munitie. De betrokkene was deel van een groepje dat ervan verdacht wordt een vorm van gewapend verzet te willen plegen tegen de overheid. Dat is ook de reden van de inval geweest. Hij was lid van een schietclub in Merksem. De zes andere verdachten die werden opgepakt, waren ook allemaal lid van diezelfde schietclub. In extreemrechtse hoek circuleert blijkbaar het advies om zich aan te sluiten bij een schietclub, om zo op een legale manier aan wapens te komen. Indien dat zo zou zijn, is dat natuurlijk een heel ernstige aangelegenheid.
De betrokkene was zelf voorzitter van de Koninklijke Federatie der karabijn- en pistoolschutters Antwerpen (K.FKPA). Op sociale media en in artikels riep hij medestanders op om zich aan te sluiten bij een schietclub. Met andere woorden: onder het mom van het bekomen van een licentie of een toelating was het de bedoeling om zijn extreemrechts clubje te versterken. Hij deelde ook een tip met zijn lezers: sluit je aan bij een schietclub. Op die manier breid je je netwerk gigantisch uit en zul je veel gelijkgestemde geesten tegenkomen. Voor alle duidelijkheid: ik zie dit niet bij de schietclubs uit mijn omgeving die ik ken.
Voor een hele resem dodelijke vuurwapens volstaat een sportschutterslicentie om ze legaal in een wapenwinkel te kunnen kopen. Die licentie moet aangevraagd worden bij een van de twee grote federaties die Vlaanderen telt. Met een blanco strafregister raak je relatief gemakkelijk aan zo’n licentie, en dus ook aan wapens, zeker als we de weg mogen geloven die achter dit hele verhaal zit. De politie komt daar meestal niet aan te pas, wel een dokter, die een medisch attest moet afleveren. Maar niets houdt mensen tegen om met dat doel bij dokters te shoppen. In theorie houden de schietclubs een intakegesprek met elk kandidaat-lid, maar dat gebeurt niet consistent. Vaak is het idee dat zo’n controle uitvoeren niet hun taak is, maar die van de overheid. Het Vlaams Vredesinstituut bepleit dan ook naar aanleiding van heel dit gebeuren om voor een licentie als sportschutter een screening door de politie te laten verplichten. Dat lijkt me relatief logisch. In alle eerlijkheid, hetzelfde geldt trouwens ook voor mensen die jagen, wat dus ook door sommigen als een sport beschouwd wordt.
Minister, bij welke federatie is de schietclub uit Merksem aangesloten? Wordt deze federatie erkend, al dan niet gesubsidieerd door Sport Vlaanderen?
Aan welke voorwaarden moet een schietclub voldoen om een sportschutterslicentie te kunnen verlenen? Aan welke controles moet de club voldoen vooraleer die aan een van de leden zo’n licentie kan toekennen?
Wat is het statuut van de K.FKPA waar de betrokkene voorzitter van was binnen de Vlaamse sport? Wordt deze federatie erkend, al dan niet gesubsidieerd door Sport Vlaanderen? Bij welke overkoepelende federatie is die club aangesloten? Welke controles zou die federatie moeten uitvoeren bij de schietclubs die bij hen aangesloten zijn?
Bent u van mening of deelt u de visie van het Vlaams Vredesinstituut – wat toch een instelling is die hier in het Vlaams Parlement zit, zij het als onafhankelijke instelling – dat vindt dat een licentie als sportschutter vandaag te makkelijk kan worden toegekend? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Hoe staat u tegenover het voorstel van het Vlaams Vredesinstituut om voor een licentie als sportschutter een screening door de lokale politie te verplichten?
Wat zult u doen om de aansluiting bij een schietclub als opstap naar wapenbezit bij extremisten een halt toe te roepen of zeker en vast om het mogelijk te maken om dit meer onder controle te houden?
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid en om misverstanden te vermijden: schietclubs kunnen géén sportschutterslicenties uitreiken. Wie mag dat wel? Enkel drie gemachtigde schietsportfederaties kunnen dat. Dat zijn de Vlaamse Schietsportkoepel, Fros Multisport Vlaanderen en Vlaamse Traditionele Sporten (VLAS).
De man die om het leven kwam bij een vuurgevecht met de politie en naar wie u in uw vraagstelling verwijst, was inderdaad sportschutter en lid van een schietclub.
De Merksemse Schutters Vereniging is aangesloten bij Fros, een erkende en gesubsidieerde Vlaamse multisportfederatie. De Koninklijke Federatie der karabijn- en pistoolschutters Antwerpen heeft geen statuut. Het is geen erkende of gesubsidieerde sportfederatie, maar zij zijn lid van Fros. Ook de bij haar aangesloten clubs zijn lid van Fros. Er is geen decretale verplichting voor de Koninklijke Federatie der karabijn- en pistoolschutters Antwerpen of Fros om de bij haar aangesloten schietclubs actief te controleren.
De voorwaarden om een sportschutterslicentie te verkrijgen, zijn niet van de poes en decretaal bepaald. Het zijn er maar liefst acht. Ik som ze even op. Ten eerste geldt een minimumleeftijd van zestien jaar; ten tweede moet er, indien je minderjarig bent, toestemming zijn van ouders of wettelijke vertegenwoordigers; ten derde moet je actief lid zijn van een schietsportfederatie: ten vierde mag je niet veroordeeld zijn voor een misdrijf waardoor overeenkomstig de wapenwet geen vergunning voor een vuurwapen kan worden uitgereikt; ten vijfde mag je niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing of van een intrekking van de sportschutterslicentie met nog actuele redenen; ten zesde moet je een medisch attest kunnen voorleggen dat bevestigt dat je in staat bent een wapen te manipuleren zonder gevaar voor jezelf of voor anderen; ten zevende moet je slagen voor een theoretische proef, wat de kennis van de regelgeving impliceert, tot slot moet je slagen voor een praktische proef, per wapencategorie is dat een aparte praktische proef.
Voor het verkrijgen van een sportschutterslicentie moet je dus cumulatief aan die acht voorwaarden voldoen. Daarna wordt er jaarlijks en vijfjaarlijks een extra controle uitgevoerd op de voorwaarde over het actief lidmaatschap en op de strafrechtelijke antecedenten.
Concreet betekent dit dat een sportschutter jaarlijks minimaal twaalf schietbeurten, gespreid over minstens twaalf dagen en over minstens twee trimesters, moet kunnen voorleggen. Jaarlijks moet die daarnaast het uittreksel uit het strafregister voorleggen, waarbij de sportschutter in kwestie aantoont dat die niet het voorwerp is geworden van een veroordeling voor een misdrijf waardoor overeenkomstig de wapenwet geen vergunning voor een vuurwapen kan worden uitgereikt. De derde voorwaarde is dat die om de vijf jaar een recent medisch attest moet voorleggen dat bevestigt dat de sportschutter in staat is een wapen te manipuleren.
Indien de sportschutter in kwestie vervolgens een eigen wapen wenst aan te kopen, ressorteert die onder de federale regelgeving, namelijk de federale wapenwet. De federale wetgever maakt een opdeling voor het aankopen van vuurwapens, met verschillende modellen.
Met een sportschutterslicentie kan een wapen worden aangekocht dat vermeld is op de lijst van vuurwapens ontworpen voor het sportschieten. Dat is het zogenaamde model 9.
Om een ander vergunningsplichtig vuurwapen aan te kopen, moet een vergunning bij de provinciale wapendienst worden aangevraagd. Ook daar moet je aan verschillende voorwaarden voldoen, waaronder het aantonen van een wettige reden. Een sportschutterslicentie bewijst de wettige reden ‘sportief schieten’.
Zodra een sportschutterslicentie is uitgereikt, wordt ook de gouverneur, die bevoegd is voor de verblijfplaats van de sportschutter, hiervan op de hoogte gesteld. De gouverneur kan beslissen een moraliteitsonderzoek te laten uitvoeren door de politiediensten, net zoals dat gebeurt indien de sportschutter een vergunningsplichtig vuurwapen wil aankopen.
De aanbeveling om voor het uitreiken van een sportschutterslicentie een screening door de politie te verplichten, vergt een aanpassing van het hele systeem waarbij sportschutterslicenties worden uitgereikt door de gemachtigde federaties, en dat is een volledige hertekening van de reglementering betreffende het toekennen van een sportschutterslicentie in Vlaanderen. Het aanvragen en verwerken van politionele gegevens vereist een tussenkomst van de overheid in de procedure. We bekijken of het systeem niet op andere manieren voor verbetering vatbaar is. Dat is altijd een ‘work in progress’.
Als minister van Sport ben ik niet verantwoordelijk om extremisme op te sporen, daarvoor dienen politie en justitie nog altijd. Als er een gevaar voor de openbare orde wordt vastgesteld, is het de bevoegdheid van de gouverneur om het wapenbezit van de persoon in kwestie in te trekken. Zodra de gemachtigde schietsportfederatie daarvan op de hoogte wordt gesteld, wordt onmiddellijk overgegaan tot de intrekking van de licentie in kwestie.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord.
Ik ben inderdaad de eerste om toe te geven dat we niet met de mug en de olifant moeten beginnen, vanwege één casus. Maar mijn vraag is toch alleszins dat we effectief afwegen of het al dan niet nuttig is om de voorwaarden te verstrengen en de wetgeving – in dit geval decretale bepalingen – aan te passen. Misschien zijn er – zoals u zegt – eventueel ook andere mogelijkheden om dat te bekijken of te beletten. Maar ik zou alleszins willen vragen dat u in gesprek treedt met het Vlaams Vredesinstituut om ook te bekijken in welke mate er toch bepaalde aanpassingen kunnen gebeuren, om te beletten dat dit soort calamiteiten voorvallen. We zullen ze nooit kunnen uitsluiten, dat is correct, maar ik denk dat we alle mogelijkheden die we hebben om dat te proberen, moeten aanreiken.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Door de band genomen zijn het inderdaad heel erg strikte regels waaraan sportschutters moeten voldoen om aan een licentie te raken – en die te kunnen houden, overigens. Uitzonderingen zijn er, die zullen er allicht altijd wel zijn. Vindt een mens een regel, dan zal men wel een ander mens vinden die daarover moet gaan. Maar zoals de minister aangaf, zijn dat opdrachten voor politie en justitie om dit op te volgen.
Minister, wat de verschillende stappen betreft die je moet doorlopen om een sportschutterslicentie te kunnen verkrijgen, is eentje daarvan dat medisch attest, zoals u aangaf. In de praktijk betekent dat veelal een bezoek aan een huisarts die dan in een een-op-eengesprek een inschatting maakt of u geschikt bent om een wapen te manipuleren. De huisarts is daar momenteel misschien niet meer de meest geschikte persoon voor. De tijd dat een huisarts zijn patiënt door en door kende en zijn dossier helemaal beheerste, die is niet meer wat het ooit geweest is. Is het misschien mogelijk om de artsen te bevragen naar hun eigen inschatting of hier te gaan bekijken of een aanpassing van die regel mogelijk is, om dat medisch attest toch grondiger te gaan nakijken?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, ik begrijp de vraagstelling niet helemaal. Ik weet niet of zich daar een problematiek stelt, rond het medisch attest. Want dat is een vrij reguliere en nagenoeg standaardprocedure. Ik denk dat een medisch attest ook wel in andere regelgeving wordt vereist.
Maar wat de regelgeving in globo betreft, ik denk dat ik u geschetst heb dat er toch wel hele strikte cumulatieve voorwaarden gelden. Ik ben nu ook niet geneigd om, op basis van die specifieke casuïstiek en dramatiek die zich heeft voorgedaan en waarbij de omstandigheden en wie welke verantwoordelijkheid ter zake heeft, toch ook niet voor eenieder duidelijk zijn, heel de regelgeving met betrekking tot sportschutters en hun licenties op de schop te doen. Dat wens ik niet te doen. Ik denk dat die sportschuttersclubs daar heel verantwoordelijk mee omspringen. Het incident dat aanleiding heeft gegeven tot de vraagstelling houdt, denk ik, geen verband met onze sportregelgeving.
Ik wil altijd bekijken, hoor, of we kunnen optimaliseren. Want ik had begrepen dat een van de aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut betrekking zou hebben op een Vlaamse bevoegdheid. Maar wat men dan voorstelt, is wel vrij verregaand. Ons volledig politieapparaat ook daarmee nog eens gaan belasten, met het persoonlijk gaan screenen van elkeen … En ik zou dan ook niet weten in welk kader, op basis van welke criteria. Quid de GDPR (General Data Protection Regulation)? Dat lijkt mij makkelijker gezegd dan gedaan, dus daar ben ik toch wel wat terughoudend.
Tot slot, nog eens terugkerend naar het medisch attest, veronderstel ik dat daar ook een Europese regelgeving geldt, omdat dat ook vereist wordt – dat zou ik zelf ook eens moeten bekijken. Ik denk dat dat zich situeert binnen een Europees regelgevend kader.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Mijn vraag is natuurlijk ook ingegeven door het feit dat we ook een beetje consequent moeten zijn, los van de inhoud. Als we iets oprichten zoals een Vlaams Vredesinstituut, dat zo nauw gelieerd is met het Vlaams Parlement – zij het dat het een onafhankelijke instantie is –, is het ook goed om, als dat adviezen geeft, daar zoveel mogelijk rekening mee te houden.
Twee, wat die lokale politie betreft, ik ben het met u eens dat dat voor bijkomende werklast zou zorgen voor de lokale politie, maar langs de andere kant ben ik het niet eens met het gegeven dat de lokale politie dat nu ook al zou moeten doen, want zij hebben nu natuurlijk ook al veel werk. En als ik zie hoe dat bij die schietclubs gaat, in alle eerlijkheid, dat gebeurt natuurlijk niet. Ik ben akkoord, als er iets gebeurt zoals in dit geval, dan is dat het werk van zelfs de federale politie en speciale teams, maar dat lokale politie d’office een oogje in het zeil houdt bij lokale schietclubs, dat is natuurlijk niet het geval. Dat is zeker geen prioriteit en ik denk zelfs dat dat in de meeste korpsen gewoonweg niet gebeurt. Het is dus ook wat te simpel om te zeggen: als er zoiets gebeurt, dan is dat eigenlijk de taak van de lokale politie. Laten we eerlijk zijn, ‘on the field’ gebeurt dat niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.