Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, toen ik de vraag indiende, wist ik niet dat het ging sporen met agenda’s op andere niveaus. De minister zal dat allicht gezien hebben.
In de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en in de Commissie voor Onderwijs – in beide commissies in dit Vlaams Parlement – komt het debat over de contingentering van de artsen regelmatig ter sprake. Dat komt ter sprake vanwege twee zaken. Ten eerste hebben wij in Vlaanderen al jarenlang ons ingangsexamen, waarbij wij heel wat Vlaamse kandidaten teleurstellen en zeggen: ‘Je kunt niet starten.’ Numerus fixus, numerus clausus: daar is veel debat over geweest. Ten tweede stellen wij eigenlijk al meer dan twintig jaar vast dat de Franse Gemeenschap dat niet doet en dat in het verleden telkens opnieuw en opnieuw – de zogenaamde lissage – de extra RIZIV-nummers (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) werden toegekend, en dat men dan beloofde: ‘Ooit zullen we het wel eens compenseren.’ Maar dat is tot op heden helaas niet gebeurd.
Nu ligt er opnieuw een wetsontwerp op tafel deze ochtend, namelijk een wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen voor wat betreft de aanbodsbeheersing. In het wetsontwerp – het is qua artikelen vrij beperkt, en ook een nieuw wetsontwerp – wil men van de verdeelsleutel, vastgesteld door het Rekenhof, voor het vaststellen van de quota afstappen. Ze zullen een nieuwe procedure ontwikkelen waarbij de toekomstige quota bepaald worden per gemeenschap na advies van de federale planningscommissie. Zo lezen we het volgende in de toelichting bij artikel 2: “Ingevolge het opheffen van de verdeelsleutel in artikel 3 van dit ontwerp, zal het vaststellen van de quota voortaan gebeuren na advies van de Planningscommissie-Medisch aanbod en dit per gemeenschap.”
Bijkomend lezen we in het wetsontwerp dat de Franse Gemeenschap nog steeds het toelatingsexamen – numerus clausus – voor de studie Geneeskunde en Tandheelkunde moet omvormen tot een vergelijkend toelatingsexamen – numerus fixus – vanaf het academiejaar 2023-2024. Het decreet om deze numerus fixus in te voeren werd in de eerste lezing pas op 25 mei 2022 goedgekeurd. Men is ondertussen al iets verder. Men is daar al aan de derde goedkeuring ondertussen.
Collega’s, het blijft toch wel wat onbegrijpelijk – en vanuit de N-VA hameren wij daar al jaren op – dat wij onze verantwoordelijkheid nemen en Wallonië hier nu pas de eerste stappen rond zet. Tot op heden zie ik dat men de stappen die men moet zetten, blijkbaar wel aan het zetten is. Dat is op zich, denk ik, al positief. Maar we zijn er wel nog niet. Dit is een punt waarop wij altijd blijven werken, omdat die responsabilisering voor het overtal aan artsen aan Franstalige kant nu niet meer gesanctioneerd kan worden, noch gecompenseerd zal worden. Want dat stuk is eruit gevallen, minister. Dat doet vragen rijzen of het wel een goed idee is dat dit wetsontwerp in deze fase, zonder die compensatie, wordt goedgekeurd.
Minister, mijn vragen zijn de volgende. Bent u op de hoogte van het wetsontwerp dat federaal op tafel ligt? Werd u hierin betrokken of om advies gevraagd?
Welke gevolgen zal dit wetsontwerp hebben op onze Vlaamse artsen als er geen sanctioneringsmiddel is? Zullen alle afstuderende artsen nog aan de slag kunnen?
Voor de stemming van adviezen in de planningscommissie is geen taalquorum of gewogen meerderheid nodig. Vertegenwoordigers van de gemeenschappen hebben geen stemrecht, de vertegenwoordigers van de minister daarentegen wel. Hoe zal men garanderen dat de Vlaamse belangen behartigd worden bij het uitbrengen van deze adviezen? Want dan komen we natuurlijk ook in uw bevoegdheid, zijnde de subquota en eventuele gevolgen daarvoor.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Daniëls, het onderwerp is heel actueel.
De Vlaamse Regering is op de hoogte van het federale wetsontwerp. Dat vormt een volgende stap in het akkoord dat de federale minister van Volksgezondheid gesloten heeft met de Franse Gemeenschap. De Vlaamse Regering heeft fundamentele bezorgdheden geuit met betrekking tot bepaalde aspecten van dat akkoord in het kader van het Overlegcomité, naar aanleiding van een eerdere stap, namelijk de wet van 30 juli 2022 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de aanbodsbeheersing van gezondheidszorgberoepen. Het blijft echter federale regelgeving op beslissing van de Federale Regering.
Het wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen voor wat betreft de aanbodsbeheersing, dat momenteel behandeld wordt in de Kamer van volksvertegenwoordigers, maakt een einde aan de wettelijke verdeelsleutel voor het rijksquotum op basis van bevolkingsaantallen. Die sleutel wordt momenteel toegepast op de totale Belgische behoefte aan medisch aanbod en beoogde een einde te maken aan de zogenaamde 60/40-discussies of de verhouding tussen de quota van de gemeenschappen.
Het wetsontwerp voorziet in een gewijzigde bepaling waarbij de quota na het advies van de Planningscommissie-Medisch aanbod over de behoefte per gemeenschap worden vastgelegd. De aangegeven behoefte voor de Vlaamse Gemeenschap, zoals opgenomen in het advies van de Federale Planningscommissie ter onderbouwing van het rijksquotum, wijkt momenteel af van het uiteindelijke quotum voor de Vlaamse Gemeenschap, zoals vastgelegd door de Federale Regering na toepassing van de verdeelsleutel. Met die wijziging zal het federaal vastgelegde quotum voor de Vlaamse Gemeenschap in principe aansluiten op de wetenschappelijke onderbouwing in het advies van de Federale Planningscommissie. De Vlaamse Planningscommissie zal daar dan verder mee aan de slag gaan.
De wijziging voorziet niet in een sanctioneringsmiddel, maar heft er ook geen op. Het zorgt er dus niet voor dat er geen responsabilisering meer mogelijk zal zijn. Indien er overtallen zijn in de Vlaamse of Franse Gemeenschap, vereist hun toelating tot een opleiding leidende tot een bijzondere beroepstitel een bij ministerraad overlegd besluit door de Federale Regering. Dat betekent dat het kiezen voor een te groot startquotum een situatie van rechtsonzekerheid meebrengt voor de geneeskundestudenten van de eigen gemeenschap. De mogelijkheid blijft juridisch bestaan om, bij een ministerraad overlegd koninklijk besluit (KB), die hefboom te versterken door vast te leggen wie deel uitmaakt van het quotum en wie in overtal is via contingenteringsattesten. Aan die bepaling wordt momenteel geen uitvoering gegeven.
De wetswijziging die u aanbrengt, kadert in een globaal akkoord tussen de federale minister van Volksgezondheid en de Franse Gemeenschap. Een belangrijk onderdeel van dat akkoord heeft betrekking op het invoeren van een numerus fixus voor de toegang tot de basisopleiding Geneeskunde in de Franse Gemeenschap. Ik verneem dat de onderwijscommissie van het parlement van de Franse Gemeenschap vandaag het ontwerpdecreet zou hebben goedgekeurd. Op dat vlak wordt er dus vooruitgang geboekt. De federale minister van Volksgezondheid voorziet ook dat er op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid afspraken gemaakt zullen worden over de toe te passen ‘deperditieformule’ om de startquota te bepalen. Indien die werkwijze leidt tot een toegenomen draagvlak en een effectieve contingentering van het medisch aanbod, dan heeft dat positieve gevolgen op de afstemming tussen vraag en aanbod in de verschillende deelstaten, toch voor de invloed daarop van het Belgisch opgeleid medisch aanbod.
De quota worden altijd bij een ministerraad overlegd KB vastgelegd. Zonder voldoende draagvlak voor het systeem, met of zonder sanctioneringsmiddel, is het alternatief dat er geen afstemming meer zou gebeuren op de behoefte en dat er dus geen quota zouden worden vastgelegd.
Voor de afstuderende Vlaamse artsen heeft de wetswijziging aldus geen directe impact op hun tewerkstellingsmogelijkheden.
Zoals wettelijk vastgelegd in het KB van 2 juli 1996 hebben er twee deskundigen zitting. Die worden voorgedragen door de rectoren van de universitaire instellingen van de Vlaamse Gemeenschap die de belangen van de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigen. Daarnaast hebben er ook een aantal Vlaamse zorgverleners zitting die eveneens de belangen van de Vlaamse Gemeenschap behartigen.
Buiten de Planningscommissie-Medisch aanbod houdt de Vlaamse overheid het overleg ook levendig op andere overlegmomenten, zoals het administratief overleg, de interkabinettenwerkgroepen en de Interministeriële Commissie Volksgezondheid.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, vandaag is er inderdaad met tien tegen twee gestemd in de commissie Onderwijs van de Franse Gemeenschap over het toelatingsexamen. Dat stemt me al ietwat hoopvol dat men het toch gaat doen. Na zoveel decennia is dat toch het minste dat zou kunnen gebeuren. Maar ik ga toch in op een aantal zaken waar ik me zorgen over blijf maken. U zegt inderdaad dat er twee rectoren en nog een aantal Vlaamse zorgverleners in zitten, maar die hebben geen stemrecht, terwijl de drie afgevaardigden van de federale minister wel stemrecht zouden hebben, zoals ik de info doorgekregen heb. Dat lijkt nu toch wel opmerkelijk. Klopt dat?
Ten tweede is er de methodologie rond het vaststellen van de nood. Ik zit nu toch al even in dit parlement en telkens wordt er een andere formule gemaakt om het te doen. Eerst was het bevolkingsdichtheid, dan werden er andere criteria gebruikt. Dan hadden we het Rekenhof dat dan werd vastgelegd, dan hadden we aantallen. Nu wordt er per gemeenschap vastgelegd. We hebben het er in het verleden al over gehad en ik heb er ook al op gewezen: in de Vlaamse Gemeenschap hadden we er 14 per 10.000 inwoners. Aan Franstalige kant was dat 21 per 10.000. De achterliggende reden was dat onze Vlaamse artsen harder werken. Dat is positief geformuleerd. Je zou het ook anders kunnen formuleren.
Ik zit daar toch mee in mijn maag, temeer als ik kijk naar de tekorten voor 2021. Dan zijn er 70 gemeenten in Vlaanderen die huisartsentekorten hebben, 7 in de Brusselse hoofdstad en 43 in Wallonië. Ik blijf wel wat op mijn honger zitten op welke manier we ervoor gaan kunnen zorgen dat we effectief dat aanbod hebben. En op welke manier het overtal uit het verleden dat ik u net geschetst heb, ‘opgesopt’ gaat worden, daar heb ik eigenlijk geen idee van. Minister, ik richt die vraag dan ook aan u. Als u zegt dat u dat overleg op verschillende momenten hebt, dan hoop ik dat men u daar wel over geïnformeerd heeft.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, collega Daniëls. Wij delen uiteraard de terechte bezorgdheden en de verontwaardiging die aan de grondslag liggen van deze vraag. Ook minister Beke in het verleden en minister Weyts delen deze bezorgdheid, maar ook de Vlaamse artsenorganisaties. Die roepen zelfs op tot het inroepen van een belangenconflict, want niet enkel is het wetsontwerp zoals het hier voorligt een aanfluiting van elk rechtvaardigheidsgevoel – men zet het totaal negeren van de oude regelgeving door de Franstaligen niet echt recht, laat staan dat ze tot de orde geroepen worden –, maar ook voor de toekomst zijn er heel wat redenen voor bezorgdheid. U bracht ze al aan: met de nieuwe procedure met de planningscommissie stapt men af van een objectief vaststelbare verdeelsleutel uit het verleden.
Deze namiddag was er ook de tweede lezing van het wetsvoorstel in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Daar is het goedgekeurd. Dat zal daar snel naar de plenaire vergadering gaan. Gezien het belang van het wetsontwerp en de nadelige gevolgen voor Vlaanderen ben ik er zeker van dat jullie morgen dat belangenconflict zullen steunen dat we ter stemming zullen voorleggen in de plenaire vergadering. Van de N-VA ben ik bijna zeker dat jullie dat zullen steunen. En ook cd&v heeft ons ook in het verleden in dit standpunt bijgetreden. Collega Warnez komt voor dit belangrijke punt zelfs naar onze commissie.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voor die interfederale adviescommissie moeten wij vanuit Vlaanderen heel goed documenteren hoeveel artsen en tandartsen wij nodig hebben om die goede gezondheidszorg te kunnen garanderen. Want wij hebben het hier heel regelmatig over het huisartsentekort, het tekort aan tandartsen, de wachtlijsten, huisartsen die stoppen, patiëntenstops. Die noden zijn er en die moeten we gewoon op tafel leggen om die goede gezondheidszorg voor patiënten te kunnen garanderen, ook in de toekomst. Tegelijk moet er ook een traject lopen op het vlak van onderwijs, zodat we ook klaar zijn dat huisartsen, tandartsen op een kwalitatieve wijze opgeleid kunnen worden en ook stage kunnen lopen. Want als je meer instroom hebt, heb je natuurlijk ook veel meer stageplaatsen nodig. Een hoger contingent mag echt wel niet leiden tot minder kwalitatieve opleidingen.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, collega Daniëls, voor de vraag.
We kijken uiteraard al lang met argusogen naar dit dossier, omdat we in Vlaanderen al 25 jaar doen wat we moeten doen en onze collega’s in het zuiden niet. Nu, het is al goed dat vandaag een eerste stap is gezet met de toelatingsproef voor Franstalige geneeskundestudenten, die goedgekeurd werd in de commissie. Maar dat betekent natuurlijk niet dat we niet op ons qui-vive moeten blijven, als het gaat over het moment waarop de Planningscommissie behoeften per gemeenschap vastlegt. Het is daarbij cruciaal dat onze Vlamingen niet afgestraft worden omdat de Vlaamse artsen harder werken. Onze artsen gaan dat, voor alle duidelijkheid, ook niet blijven volhouden. Er is vandaag ook gewoon een tekort aan artsen in Vlaanderen.
Onze Nederlandstalige vertegenwoordigers spelen daarin een heel belangrijke rol, minister. Mijn vraag aan u is om onze bezorgdheden vanuit deze commissie ook mee te nemen naar deze vertegenwoordigers.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik start met die vertegenwoordiging. Dat is een federaal KB van 2 juli 1996 dat regelt wie daarin zit en wie allemaal stemrecht heeft. Het is inderdaad zo dat de vertegenwoordigers van de drie gemeenschappen daarin zetelen met raadgevende stem. Dat is trouwens ook het geval voor een ambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken en voor een ambtenaar van het RIZIV. Dat zijn dus drie categorieën van vertegenwoordigers die daar alleen in zitten met raadgevende stem. De andere vertegenwoordigers hebben wel een beslissende stem, bijvoorbeeld twee deskundigen voorgedragen door de rectoren, drie leden voorgedragen door het Nationaal Intermutualistisch College (NIC), vier artsen en dergelijke meer. Dus daar is wel stemrecht voor voorzien.
Wat betreft de overtallen, die zullen worden verwerkt in het vastleggen van de quota. Er zal ook een interfederale Planningscommissie komen, om zowel de behoeften als de zogenaamde ‘deperditie’ – dus de uitval – van de specialisatieopleiding beter te kunnen afstemmen.
Wat tekorten aan huisartsen betreft: we hebben daar ook in de plenaire vergadering, collega Saeys, een discussie over gehad. Dat is een aspect dat we in Vlaanderen zeker ook meenemen wanneer we de subquota vastleggen waarvoor wij bevoegd zijn. We waken erover om iedereen een kwaliteitsvolle stageplek te kunnen aanbieden. Ook dat is essentieel.
Ook de zorgen rond werklastmeting enzovoort begrijp ik zeer goed. Dat is een zeer moeilijke en delicate kwestie, wat begrijpelijk is op korte termijn, maar op lange termijn gaan we toch moeten zien hoe we daarmee omgaan. Die zorgen nemen we in elk geval ook mee naar de vertegenwoordigers in dat comité.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Wat u aanhaalt over die samenstelling en stemrecht of geen stemrecht: in organen waar gestemd wordt, wil dat meestal zeggen dat er geen overeenstemming is, dat je geen consensus hebt, want anders hoef je niet te stemmen. Dus ik wil toch de oproep doen dat daar eens goed naar gekeken moet worden, dat u daar ook uw gewicht als minister van de Vlaamse Gemeenschap in de schaal werpt.
Twee, uiteraard, als je quota vastlegt, heeft dat ook gevolgen voor de subquota, want dat is daar een deel van. Uw quota bepalen welke marges er al dan niet zijn in uw subquota. En dat is waar de Vlaming vandaag voor staat. De Vlaming stelt vast dat, als je naar de tandarts gaat en je vandaag belt, je ofwel op een patiëntenstop terechtkomt ofwel ergens ver weg een datum krijgt. Hetzelfde zie ik met huisartsen. Maar we zien het ook met kinderpsychiaters, we zien het ook met oncologen, en alle andere subquota daar.
Dus, minister, ik denk toch dat u op alle fora waartoe u toegang hebt, dit meer dan van nabij moet opvolgen, al was het maar om ervoor te zorgen dat de noodzaak van die subquota wel degelijk uw bevoegdheid is, zodat u daar niet in de miserie komt door overtallen in andere landsdelen waar men na 25 jaar nu eindelijk stappen zet die al 25 jaar geleden hadden moeten gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.