Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, de digitalisering in het hoger onderwijs heeft, zeker sinds de coronacrisis, een hoge vlucht genomen. Uit de jaarlijkse bevraging door de academische uitgeverij Acco blijkt echter dat er nog verbetering mogelijk is. Alles kan altijd beter en dat geldt ook voor de digitalisering van het hoger onderwijs.
Uit de bevraging bij zowel studenten als docenten blijkt dat het overgrote deel van de docenten vandaag standaard een digitaal luik aan de lessen toevoegt. Zowel studenten als docenten vinden blended studiemateriaal belangrijk. Maar over de concrete invulling van dat digitale luik is nog werk aan de winkel. Wat zet je online, wat geef je mee op papier, wat via een online video, wat tijdens een fysieke les met opnames van de lessen? Hoe zet je digitale media effectief in tijdens de lessen? Hoe ontwikkel je een krachtige leeromgeving zowel on- als offline? Dat is de hamvraag. Het zijn belangrijke afwegingen die, als je ze goed maakt, een maximaal leereffect kunnen genereren. Op die manier kan het digitale luik echt ondersteunend werken. Dat is echter vandaag nog steeds niet het geval.
Voor het basis- en secundair onderwijs heeft u in volle coronacrisis, minister, een heuse Digisprong uitgerold. Op die manier wou u de achterstand die ons onderwijs had inzake digitalisering, ombuigen naar een voorsprong. Daar valt veel over te zeggen, maar dat is niet het voorwerp van mijn vraag. Voor het basisonderwijs kondigde u in oktober 2022 zelfs heuse bootcamps aan. De bedoeling van deze bootcamps is om schoolteams uit het basisonderwijs op korte tijd veel te laten bijleren over digitale didactiek. U trekt hiervoor 1 miljoen euro uit.
Het is goed dat u oog heeft voor de noden van de leerkrachten basisonderwijs inzake digitalisering. Maar ook in het hoger onderwijs leeft die nood. Om daaraan tegemoet te komen heeft u, met relancemiddelen, een Voorsprongfonds projectmiddelen ter beschikking gesteld aan het hoger onderwijs. Een van de speerpunten van het Voorsprongfonds was versterkt inzetten op digitale onderwijsvormen. Er werden voor dit speerpunt 78 projecten goedgekeurd. De projecten van het Voorsprongfonds lopen uiterlijk tot 15 oktober 2023. Hierover heb ik volgende vragen, minister.
Hebt u al zicht op tussentijdse resultaten van het project Voorsprongfonds, in het bijzonder het derde speerpunt?
Hoe worden de inzichten van het project Voorsprongfonds ingezet binnen het hoger onderwijs om digitale lesvormen te versterken? Hoe zullen de inzichten verder worden verspreid binnen en tussen de hogeronderwijsinstellingen?
Is er binnen het Voorsprongfonds ook aandacht om op een kostenbewuste manier om te gaan met digitaal onderwijs?
Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat digitale en papieren leermiddelen niet dubbelop worden gebruikt, met alle milieu- en financiële kosten tot gevolg, maar elkaar net versterken?
Zijn er bepaalde kwaliteitscriteria waarop de projecten zullen worden beoordeeld? Hoe zal de effectiviteit van de projecten gemeten worden?
Flankerend aan de toekenning van de projecttoelagen gaf u aan een traject op te starten voor de visieontwikkeling over een toekomstgericht en wendbaar Vlaams opleidingsportfolio en het versterken van levenslang leren in het hoger onderwijs. Wat is de stand van zaken?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is intussen al enige tijd geleden, namelijk op 9 september 2020, dat ik voor de eerste keer samenzat met experten rond digitale mogelijkheden in het onderwijs. Vanuit de hogescholen en universiteiten bekeken we wat er aan wetenschappelijk onderzoek reeds bestaat en hoe we dat behapbaar in een visietekst konden gieten voor de hogeronderwijsinstellingen. De werktitel van het eerste overleg was toen nog ‘digitale transformatie in het hoger onderwijs, startavond blended learning’. Verschillende professoren en docenten gaven toen een presentatie over hun jarenlange onderzoek. Er werd daarbij vooral aandacht besteed aan de mogelijke valkuilen, waar er leerwinsten geboekt kunnen worden en hoe we praktische handvaten mee kunnen geven aan onze assistenten, docenten en professoren.
Ik heb hen toen uitdrukkelijk gevraagd welke acties ik daar als minister van Onderwijs beleidsmatig tegenover zou kunnen plaatsen. Daar is de idee van het Voorsprongfonds uit voortgekomen.
Hetgeen we van de experten konden leren, hebben we meegenomen in het Voorsprongfonds en aangereikt aan het hoger onderwijs om verder mee aan de slag te gaan. Zoals u weet, werden er dan nog twee bijkomende uitdagingen in het Voorsprongfonds verwerkt, namelijk levenslang leren en het aspect van rationalisatie van het opleidingsaanbod.
In februari 2021 zijn we gestart met de uitrol van het Voorsprongfonds, in het kader van de relance na de coronacrisis. Als eerste initiatief heb ik een visienota op de Vlaamse Regering gebracht dat het raamwerk voor dit fonds weergeeft. We willen de onderwijsinstellingen ondersteunen bij het kwaliteitsvol verduurzamen van nieuwe werkvormen binnen het hoger onderwijs, waarbij een ideale mix van fysiek onderwijs op de campus en digitaal onderwijs op afstand wordt nagestreefd.
Binnen het Voorsprongfonds hadden de instellingen de mogelijkheid om hiervoor projecten in te dienen. Ze hebben dat ook gedaan. Uiteindelijk hebben we binnen dit speerpunt 78 projecten goedgekeurd, voor een totaalbedrag van bijna 30 miljoen euro. Al die projecten zijn door een jury van een advies voorzien. Alle instellingen dienden een project in binnen dit speerpunt. Bij de jurering was samenwerking tussen de instellingen een belangrijk criterium, daardoor namen we een rationele inzet van middelen mee. Een Vlaanderenbrede uitrol is hier verzekerd.
Gezien de korte looptijd van het Voorsprongfonds – twee jaar – werd er geen tussentijdse rapportering voorzien. De eindrapportering is in het najaar van 2023.
Op dit moment is het vooral aan de instellingen zelf om aan de slag te gaan met de resultaten van de projecten. Verschillende instellingen hebben al in hun aanvraag laten weten dat ze op grond daarvan in gesprek zouden gaan met andere onderwijsinstellingen. Het is natuurlijk ook zo dat de instellingen in hun projectaanvraag zelf de verwachte ‘outcomes’, zowel kwalitatieve als kwantitatieve doelstellingen, hebben vooropgesteld, en ook elementen voor een verdere uitrol.
Flankerend aan de toekenning van de projecttoelagen zal een traject worden opgestart voor de visieontwikkeling over het versterken van levenslang leren in het hoger onderwijs en ‘microcredentials’. Deze trajecten zullen nog niet onmiddellijk opgestart worden. Het is belangrijk om eerst de projecten van de instellingen te laten uitrollen zodat we kunnen leren wat we kunnen meenemen. Er is ook al veel voorhanden vandaag. Ik wil vertrekken van wat er al bestaat en daarop voortbouwen. Zo zal ik bijvoorbeeld voor wat betreft levenslang leren vertrekken van wat het Vlaams partnerschap levenslang leren reeds heeft ontwikkeld.
Tot slot wil ik wel meegeven dat het hier om grote veranderingen gaat waarvoor de instellingen de nodige tijd moeten krijgen om zich aan te passen. Door de coronacrisis hebben de docenten, professoren en medewerkers hun lessen, hun evaluaties en examens aan ongeziene snelheid moeten aanpassen en de nodige flexibiliteit aan de dag moeten leggen. Het is belangrijk dat ze nu de tijd en ruimte krijgen om zich te organiseren rond deze nieuwe onderwijsmethodes en de voordelen van het digitale kunnen implementeren. Het is normaal dat er nu nog docenten en professoren zoekende zijn. Dat kan, dat mag. Ik ben ervan overtuigd dat we finaal positieve zaken uit de coronacrisis gaan overhouden, niet alleen in het leerplichtonderwijs maar ook in het hoger onderwijs op vlak van blended learning. Ook de impact van het Voorsprongfonds zal niet onmiddellijk zichtbaar zijn, maar de effecten gaan wel duurzaam zijn.
Los daarvan ben ik ervan overtuigd dat er altijd verbetering mogelijk is. Er zullen blijvend nieuwe inzichten en nieuwe technologieën en methodologieën zijn. Dat zal ook blijvend uit de jaarlijkse bevragingen komen. Dat is goed, dat zorgt voor vooruitgang. Zolang we daarmee aan de slag gaan, zie ik er geen probleem in.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het is een heel goede zaak geweest, minister, dat u de ingrijpende digitale switch waartoe corona het hoger onderwijs heeft gedwongen, heeft aangegrepen als ‘never waste a good crisis’.
De docenten hebben op dat moment via de digitale leerplatformen tools ontdekt waarvan we niet wisten dat ze bestonden, dat ze aanwezig waren of waartegen er ook wel weerstand was om ze te gebruiken. Ik herinner me legendarische discussies in vakgroepraden over opnames. Er was de angst om een fout te maken die dan op beeld en video zou blijven staan. Intussen zijn die ingeburgerd, maar nog niet volledig, in die zin dat er universiteitsbreed nu wel regels worden gemaakt over bijvoorbeeld streaming. We zien dat wanneer docenten blijven streamen de studenten wegblijven. Daarom heeft de rector van de VUB bij de aanvang van het academiejaar de studenten opgeroepen om naar de les te komen. De digitale tools zijn een fantastische aanvulling, maar mogen het fysieke contact niet vervangen.
Minister, het is heel goed dat deze 78 projecten lopende zijn. U doet met die 30 miljoen euro ook een belangrijke injectie. Mijn bijkomende vraag is of u zicht heeft op de verdeling ervan over de hogescholen en universiteiten. Zijn die middelen gelijkmatig verdeeld of is er één universiteit of hogeschool die meer inzet dan de andere? Wat kunnen we doen om ze allemaal mee te krijgen?
De heer Danen heeft het woord.
Binnen het Voorsprongfonds worden vandaag inderdaad een aantal bijzonder interessante projecten uitgevoerd. Wat ik me afvraag, is hoe we ervoor kunnen zorgen dat de beste projecten zullen doorstromen in ons onderwijs. Ik heb al heel vaak gezien – ik ga ondertussen ook al een tijdje mee, ik ben ook wat ouder aan het worden – dat goede projecten en goede onderzoeken die gebeurd zijn ergens in een kast stof liggen te vergaren, terwijl het zonde is dat er geen ruime verspreiding van is. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Mijn vraag, minister, is: hoe gaat u zorgen dat de topprojecten die hier uitkomen doorgang zullen vinden in ons Vlaams onderwijs? Dat is een heel belangrijke vraag en ik had er graag een antwoord op. Als u er vandaag geen antwoord op heeft, zou ik graag hebben dat u erover nadenkt hoe u dat wilt doen.
De heer Warnez heeft het woord.
Het toeval wil dat ik begin deze week een antwoord van u heb gekregen, minister, op een schriftelijke vraag hierover. Het zal wel geen toeval zijn dat het antwoord ongeveer hetzelfde was als wat u vandaag heeft gezegd. Dat geeft blijk van enige consequentie. (Gelach)
De vraag van collega Segers geeft ons de ruimte om er wat dieper op in te gaan. We hebben het er in deze commissie al een aantal keren over gehad. Ik heb ook al een aantal keer gezegd dat we stappen moeten zetten naar blended leren. We moeten opletten dat we niet altijd rond digitaliseren blijven hangen, we moeten stappen zetten naar blended leren. Dat is een goed evenwicht tussen het digitale en het contactonderwijs.
U hebt aangegeven, minister, dat u hebt gesproken met een aantal experten uit hogescholen en universiteiten, proffen en docenten et cetera. Een belangrijke stakeholder, daar zijn we allemaal van overtuigd, zijn uiteraard de studenten. Ik spreek heel vaak met groepjes studenten en ik merk wel een evolutie. Een jaar geleden ongeveer was het zeer belangrijk en hebben we ervoor gevochten om de studenten in de aula te krijgen in het kader van de coronacrisis. Het was belangrijk dat ze in de aula konden zijn voor het mentale welzijn. Vandaag horen we van de studenten dat de digitalisering voor hen echt belangrijk is om op een moderne manier te kunnen leren. Die vragen verschuiven dus vandaag wel een beetje.
Mijn vraag naar u is de volgende. U ontving heel wat experten, hebt u recent ook nog met studenten daarover contact gehad? Zullen de resultaten die uit het Voorsprongfonds voortvloeien gedragen zijn door een grote betrokkenheid van de studenten?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het laatste betreft, zitten we op heel regelmatige basis ook daaromtrent met de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) samen.
De discussies over hybride onderwijs lopen wel wat uiteen. Ik herinner me bij de start van de coronacrisis de grote discussies aan diverse faculteiten en hogescholen. Je zou denken dat het iets generationeels is, maar dat was helemaal niet het geval. Het liep er dwars doorheen, waarbij sommige docenten en professoren inderdaad volledig afkerig stonden ten opzichte van welk afstandsaanbod dan ook. Ik denk dat vandaag de inzichten door de noden op dat vlak, gewijzigd zijn. Maar voor alle duidelijkheid en wat mij betreft: ik spreek ook liever over hybride onderwijs waarbij afstandsonderwijs een aanvulling vormt op contactonderwijs, en geen vervanging. Het biedt mogelijkheden tot een mengvorm.
Wat de spreiding betreft, heb ik vastgesteld dat alle hogeronderwijsinstellingen die participeren in het kader van het Voorsprongfonds op dat speerpunt hebben ingezet. De verdeling kunt u er zelf op naslaan, die staat op de website. Ik kan het niet vanbuiten zeggen. Ongetwijfeld zal dat anders liggen voor de verschillende hogeronderwijsinstellingen. Gelukkig variëren onze hogeronderwijsinstellingen en de ene zal misschien meer hebben ingezet op bijvoorbeeld artificiële intelligentie – ik zeg maar wat – of op nieuwe opleidingen, dan op dit speerpunt.
De doorstroming is een criterium. We willen absoluut als doelstelling dat alle middelen die we voorzien, niet alleen ten bate zijn van de betrokken indienende hogeronderwijsinstelling zelf, maar ten voordele van het hele hogeronderwijslandschap in Vlaanderen. We willen de goede praktijken absoluut 'dissemineren'. Dat woord heb ik in dit beleidsdomein leren kennen. Ik had daar tevoren nog nooit van gehoord. En in allerhande nota’s van de administratie kwam ik dat tegen. Het is een trendy woord maar ik vind het verschrikkelijk. Het gaat gewoon over het verspreiden van die goede praktijken. Dat gaan we zeker doen. Het is net een van de doelstellingen van het Voorsprongfonds.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister en collega’s, voor de interessante en belangrijke aanvullingen. Het is een goed initiatief. Nu moeten we ervoor zorgen dat de opbrengsten van die 78 projecten een meerwaarde kunnen zijn in het onderwijs, zowel voor de docenten als voor de studenten.
Collega Warnez, u zegt dat de noden verschuiven. Ik heb de indruk dat de aula's nog altijd vrij leeg blijven. Het contactonderwijs is niet alleen belangrijk voor het mentale welzijn. Het gaat echt over docenten die moeten kunnen aanvoelen of de studenten mee zijn of niet. Inderdaad, dat is de basis. Blended learning is een essentieel onderdeel van het onderwijs geworden, waarvan we de baten ook zien. Studenten blokken met de opnames van de lessen en het digitale materiaal erbij. Dat komt hen ten goede.
Het is inderdaad ook heel belangrijk om de stem van de studenten mee te nemen. Maar u zegt dat daar al op wordt ingezet. Dat is essentieel om de digitalisering ten goede te brengen.
En dan ten slotte het aspect dat collega Danen heeft aangeraakt: de kennisdeling is essentieel. Het is essentieel dat de best practices worden verspreid. Ik hoop dat u de universiteiten en hogescholen kunt aansporen om daar effectief werk van te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.