Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, in de beleids- en begrotingstoelichting Onderwijs en Vorming voor het begrotingsjaar 2021 gaf u aan concreet invulling te willen geven aan uw doelstelling om onderwijsmiddelen in te zetten waarvoor ze bedoeld zijn. Zo kondigde u aan in kaart te laten brengen hoeveel mensen en middelen van de scholen naar de koepels of het net vloeien.
Bij de begrotingsbesprekingen in de Commissie Onderwijs van november 2020 gaf u aan om hier in 2021 concreet van start mee te willen gaan. Ik citeer uit het verslag van de begrotingsbespreking: “Scholen moeten excellent onderwijs realiseren voor elke leerling en een correcte en doelgerichte besteding van de toegekende werkings- en omkaderingsmiddelen garanderen. Deze middelen zijn bedoeld voor onze kinderen en onze scholen, eerder dan voor overkoepelende structuren. Ik start in 2021 met het gefaseerd in kaart brengen van de werkingsmiddelen en omkadering die schoolbesturen ontvangen en gebruiken om de werking van andere organisaties te financieren, te starten met de koepels waartoe deze schoolbesturen behoren en de centrale diensten van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!)”
Het onderzoek naar deze middelen voor de koepels en de centrale diensten van het Go! zou via een studieopdracht verlopen. De onderwijsadministratie was toen bezig met de opmaak van het bestek voor deze opdracht en u verwachtte de resultaten van die studie eind 2021. Eind 2020 werd voor dit onderzoek een bestek “Analyse van de middelenstromen van scholen naar koepels en centrale diensten GO!” in de markt gezet door de Vlaamse overheid. Het bestek voorzag een uitvoeringstermijn van 9 maanden voor deze opdracht en de opdracht werd toegewezen aan het audit- en advieskantoor Ingenio-GRC.
Over dit onderzoek heb ik volgende vragen, minister.
Slaagde het auditbureau erin om binnen deze termijn ook een rapport af te leveren?
Hebt u de resultaten van dit onderzoek ondertussen al kunnen analyseren? Welke opvallende zaken kunt u hier uithalen? Welke bijsturingen zijn volgens u aan de orde?
Wanneer zullen de resultaten van dit onderzoek worden vrijgegeven? Met wie gaat u de resultaten van de audit verder bespreken?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat vanuit de Vlaamse overheid er heel wat middelen voorzien worden voor de scholen. Dat is ook goed. Maar natuurlijk kunnen we ook enkel kwaliteitsvol onderwijs garanderen als de middelen ook effectief gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn. Ik vind het dan ook maar normaal dat de meeste middelen in de klas en in de scholen terechtkomen, eerder dan bij overkoepelende structuren.
Net daarom hebben we inderdaad die passage in het Vlaams Regeerakkoord opgenomen met die ambitie om daaromtrent toch een onderzoek te voeren. Dat onderzoek is uitgevoerd en is ook opgeleverd. Die opdracht is gegaan naar een onafhankelijk onderzoeksbureau Ingenio-GRC. Ik neem de belangrijkste resultaten en aandachtspunten er even bij.
Ik denk dat uit het onderzoek blijkt dat de voornaamste bron van de middelenstromen de lidgelden zijn. Voor 2019 gaat dat om een bedrag van ongeveer 13 miljoen euro. Samengevat wil dat zeggen dat ongeveer drie kwart van de middelenstroom tot stand komt via de lidgelden die de scholen dus betalen aan hun koepel. Dat is ongeveer 71,3 procent in 2019 en 76 procent in 2020. Uit het onderzoek bleek ook dat er geen middelenstromen zijn qua personeel vanuit de scholen naar de overkoepelende organisatie. De gedetacheerde leerkrachten die werken bij de overkoepelende structuur staan niet op de payroll van de scholen.
Het onderzoek brengt ook in kaart welke diensten daartegenover staan, welke diensten er geleverd worden aan de scholen. Dat is ten eerste navorming. De meeste onderwijsverstrekkers organiseren een gratis aanbod, dat wil zeggen dat de kosten gedekt zijn door die lidgelden of rechtstreeks gefinancierd werden door de Vlaamse Overheid. Daarnaast wordt door sommige onderwijsverstrekkers voor de leden en voor derden ook een betalend aanbod georganiseerd.
Alle onderwijsverstrekkers vervullen natuurlijk een rol in belangenbehartiging. Ze geven ook allen advies over personeelszaken, over organieke wetgeving, over onderwijswetgeving. Wat de overige terreinen van mogelijke dienstverlening betreft, met name op het vlak van infrastructuur, raamcontracten – dus gezamenlijke aankopen –, verkoop van cahiers en drukwerkmateriaal en andere activiteiten, is er wel een grote diversiteit tussen de koepels en zijn het aanbod en de dienstverlening wel heel gedifferentieerd.
Het onderzoek bracht afsluitend ook in kaart in welke mate de onderwijsverstrekkers de middelen en hun dienstenaanbod zelf opvolgen en evalueren. Alle organisaties stellen jaarlijks een begroting op en maken afspraken met hun leden over de jaarlijkse bijdragen, de lidgelden en de subsidies. De jaarlijkse financiële cijfers bij de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG), Katholiek Onderwijs Vlaanderen en centrale diensten van het GO! zijn onderworpen aan een controle door de revisor en worden openbaar gemaakt. De andere netwerkorganisaties hebben een bestuursorgaan, waarin dan weer alle schoolbesturen zijn vertegenwoordigd, en dat ook zorgt voor de verificatie van die cijfers.
Enkel bij OVSG werd een monitoring van het dienstenaanbod vastgesteld, in de vorm van een meting van een activiteitsgraad van de eigen dienstverlening. Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) en de centrale diensten van het gemeenschapsonderwijs hebben recent hun kernopdracht herbekeken, wat zich ook vertaalde in een nieuwe organisatiestructuur. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV) deed recent een zelfevaluatie.
Ik blijf wel nog even stilstaan bij enkele aandachtspunten, kwestie van dat onderzoek ook in een juist daglicht te plaatsen want er zijn wel wat beperkingen. Ten eerste heeft het onderzoeksbureau heel wat problemen ondervonden bij het opvragen van boekhoudkundige gegevens. Daarbij signaleerden sommige koepels meermaals dat ze het moeilijk hadden met dit onderzoek en waren ze niet al te gewillig om alle data te verstrekken, wat ook niet altijd gebeurd is. De cijfers voor 2020 zijn allicht onderschat en foutief aangezien de cijfers van bijvoorbeeld Katholiek Onderwijs Vlaanderen maar gaan over 8 maanden en niet over een volledig boekjaar. Dat heeft dan wel te maken met de herstructurering van hun boekhouding.
Er zijn grote verschillen vast te stellen tussen de onderwijsverstrekkers die maken dat de middelenstromen moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. Er is een diversiteit in het aanbod van aangeleverde diensten, die dikwijls het resultaat zijn van een historisch proces en van de keuzes om bepaalde diensten wel of niet aan te bieden.
Tot slot geef ik nog mee dat de centrale diensten van het gemeenschapsonderwijs werkingsmiddelen gedoteerd krijgen door de Vlaamse Gemeenschap. De cijfers over het GO! zijn dan ook in het geheel niet vergelijkbaar met die van de vrijonderwijsverstrekkers. Maar het lijkt me misschien wel zinvol om het onderzoeksbureau ook uit te nodigen en dan kan het ook getuigen over de complexiteit van de oefening en de beperkingen die zij ter zake hebben ondervonden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, om alvast een tipje van de sluier van het onderzoek op te lichten. Ik onthoud vooral de grote diversiteit in dat onderwijs, niet alleen de diversiteit in onze scholen maar ook tussen de koepels. Ik ben daar zeer tevreden over want dat betekent net dat die vrijheid van onderwijs ook zo transparant is bij de koepels en het resultaat is van een historisch proces. Die rijkheid en verscheidenheid in ons onderwijs zorgen er net voor dat we kunnen streven naar goed onderwijs. Ik denk dat dat het doel is, minister. Het doel kan niet zijn om een onderzoek te voeren en dan eigenlijk vragen te gaan stellen die net over die verscheidenheid gaan en die het moeilijk maken om er onderzoek naar te doen.
Ik ben wel benieuwd naar de problemen rond het opvragen van gegevens, waar u het over had. Ik dacht, als voorzitter van VSOG, dat we er alles aan gedaan hebben. Iedereen heeft er baat bij om hieraan mee te werken en ik dacht dat dat ook wel het geval was.
Ik had nog een heel concrete vraag over die belangenbehartiging. Als we willen dat er een goed beleid wordt gevoerd, dat er geluisterd wordt naar het terrein, is het toch wel zeer nuttig dat daar ook vertegenwoordigers zijn van het terrein en dat die samen school kunnen maken. Ik heb pas een vraag gesteld over samen school maken op lokaal niveau. Ik denk dat we dan eerlijk en consequent moeten zijn en dat ook moeten toejuichen op nationaal of Vlaams niveau. Als ik het goed begrepen heb, zegt u over de aanrekening van diensten of samenaankoop dat dat eigenlijk een vestzak-broekzakoperatie is waarmee de scholen goed gediend zijn. De koepels zorgen ervoor dat dat een break-even verhaal is, dat daar geen geld blijft plakken. Ik denk dat dat ook alleen maar de kwaliteit van ons onderwijs kan dienen. Maar ik ben akkoord om ook dit van naderbij te onderzoeken. Dank u wel.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Het lijkt me zinvol om de mensen eens te horen want ik zou u bijvoorbeeld cijfers kunnen geven over wat een school betaalt aan de koepel. Ik heb, voor alle duidelijkheid, die data ook meegegeven. Er is wel enige nuance. Ik weet zeker dat ik ze ergens in een schriftelijk antwoord heb en dat dat enige tijd geleden aan bod gekomen is. Maar ik weet niet meer van wie. Maar je kunt eruit opmaken wat een school betaalt aan de koepel en dat zijn heel uiteenlopende bedragen. Maar de waarheid gebiedt me ook om te zeggen dat de dienstverlening ook totaal verschillend is. De vraag is wat je daarvoor terugkrijgt. Je zou kunnen denken dat de ene koepel dan wel heel duur is in vergelijking met een andere, maar daar staat tegenover dat de dienstverlening ook anders is. De vraag is of je dat volledig gedetailleerd in kaart kunt brengen. Het lijkt me misschien zinvol dat je het betrokken bureau dan ook eens vraagt om met alle nuances een en ander in kaart te brengen, en vooral met de correcte duiding. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat ik kan besluiten dat die grote diversiteit in ons onderwijsnet iets is waar we trots op moeten zijn. Het is een kans om de rijkdom van ons onderwijs te benadrukken. Het feit dat die organisaties, die koepels en het GO! er zijn, zorgt voor de belangenbehartiging, de vorming, de professionalisering, allerlei diensten waar scholen inderdaad via lidgelden of via andere middelen voor betalen, maar de scholen weten ook waarvoor ze betalen. Ik denk dat dat ook is wat ik hoor uit uw betoog. Ik denk dat wie met een vergrootglas zoekt naar middelen die onterecht worden ingezet en die niet dienen voor de kwaliteit van ons onderwijs, van een kale reis terugkomt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.