Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik heb in deze commissie al een aantal vragen gesteld over dit onderwerp, die eerder te maken hadden met Limburg en het agentschap Inter. Nu is mijn vraag wat algemener. Vorige week was er in de pers heel wat te doen over Daan. Ik ga niet doen wat een andere partij vaak doet: een voornaam noemen en dan een concrete situatie uitleggen. Maar die man heeft een voorstel gedaan waarvan ik vind dat het op bijval vanuit de politiek zou moeten kunnen rekenen.
In het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap staat duidelijk dat “personen met een handicap burgers zijn met rechten die volwaardig aan de samenleving moeten kunnen deelnemen. Toegankelijkheid is een essentiële voorwaarde om die volwaardige deelname te garanderen.” Maar vandaag de dag is die toegankelijkheid nog steeds niet vanzelfsprekend. Daarvan zijn er genoeg voorbeelden. We hebben het debat hierover al gevoerd in deze commissie naar aanleiding van een rapport van Inter over de toegankelijkheid van openbare gebouwen en van het openbaar domein. Deze vraag om uitleg gaat eerder over private zaken.
Minister, anderhalve maand geleden heb ik u een schriftelijke vraag gesteld in verband met een goede partijgenoot van mij in Hasselt, Ivo Konings. Hij verzamelde toen een aantal handtekeningen om de problematiek aan te kaarten van de toegankelijkheid van horecazaken en van publiek toegankelijke zaken die voor iedereen toegankelijk zijn, behalve natuurlijk voor personen met een handicap. De heer Konings heeft trouwens ook gevraagd om eens ontvangen te worden door u. Ik hoop dat u dat niet vergeten bent.
Vooral mensen in een rolstoel worden geconfronteerd met drempels en zijn dus vaak afhankelijk van anderen om zich in een stad te bewegen, zeker als ze bepaalde zaken of gebouwen willen betreden. Om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren, wordt er door de betrokken persoon uit Gent geopperd om een soort toegankelijkheidscertificaat in te voeren, naar analogie van een energieprestatiecertificaat (EPC). Als dan een gebouw verkocht of verhuurd wordt, zou het aan de criteria van een dergelijk certificaat moeten voldoen. Dat zou mensen verplicht moeten laten nadenken over de toegankelijkheid van het gebouw.
Minister, ik vat samen. Ik denk dat we nog veel meer aan handhaving zouden moeten doen wat de publieke gebouwen en openbare ruimte betreft. Ik denk dat we ook bepaalde maatregelen moeten nemen tegenover private eigenaars om ervoor te zorgen dat personen met een handicap daar op een normale manier toegang hebben. Dan zouden we conform zijn aan het VN-verdrag.
Ik heb hierover de volgende vragen, minister.
Hoe evalueert u de situatie van mensen in een rolstoel of mensen die slecht ter been zijn in een stad? U zult ongetwijfeld al gemerkt hebben dat het voor hen vaak moeilijk is om zich overal autonoom te begeven. Laten we eerlijk zijn: we moeten geen wedstrijd tussen steden beginnen te organiseren, want elke stad kent dat probleem nog.
Wat zult u concreet doen om de toegankelijkheid van zoveel mogelijk gebouwen en horecazaken te verbeteren, vooral met nadruk op de horecazaken, de private zaken?
Hoe staat u tegenover het idee van Daan om een toegankelijkheidscertificaat in te voeren om zo de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren? Ik moet zeggen dat zoiets wel degelijk werkt, want we hebben destijds, na de zware brand in Volendam, in Sint-Truiden ingevoerd dat er aan de buitenkant van gebouwen bordjes aangebracht moesten worden met daarop het volgens het reglement van de brandweer maximum aantal toegelaten personen. Dat heeft natuurlijk toch wel een ontradend effect, al is het niet voldoende qua handhaving. Maar eigenlijk is het vergelijkbaar met wat hier voorgesteld wordt door de heer Daan Vander Steene.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Vandenhove. Eerst en vooral: we gaan de betrokken persoon, Daan, zeker ontvangen op ons kabinet. We hebben er al contacten mee. Het lijkt me evident dat dat belangrijk is, omdat het ook een belangrijke problematiek is. Ik ken die problematiek zelf ook, omdat wijlen mijn schoonvader jarenlang een rolstoelgebruiker was. Ik heb dus ook zelf kunnen ondervinden – want je ondervindt dat dan pas – dat er ook in mijn eigen stad zeker werk aan de winkel in. Daar hebt u gelijk in: in elke stad, in elk dorp en in elke gemeente is er werk aan de winkel op dat vlak. Daar moeten we niet flauw over doen.
Het is een terecht punt: toegankelijkheid is essentieel om te kunnen deelnemen aan de samenleving. Iedereen moet op een volwaardige en onafhankelijke wijze toegang hebben tot de openbare ruimte, openbaar vervoer, gebouwen, producten, diensten en informatie, zoals het VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap ook voorschrijft.
Rolstoelgebruikers voelen zich vaak vergeten, omdat ze in Vlaanderen onvoldoende vooruitgang zien. Dat merk ik ook als ik gesprekken voer met mensen uit die doelgroep.
We hebben nog een lange weg af te leggen, maar we proberen dat ook te doen. U weet dat het hier om een horizontale bevoegdheid van mij gaat. Zo motiveren we alle beleidsdomeinen om hun eigen entiteit en sector toegankelijker te maken. Zo zijn er met Inter al kwaliteitslabels toegankelijke infrastructuur ontwikkeld voor Toerisme Vlaanderen voor logiezen en meeting-en congrescentra, voor Het Facilitair Bedrijf voor kantoorgebouwen en voor Sport voor sportinfrastructuur
Ik som graag ook nog kort op wat we concreet doen vanuit ons beleid. Ten eerste financieren we Inter. Als expertisecentrum begeleiden zij lokale besturen, bedrijven en organisaties inzake toegankelijkheid en universal design. Ten tweede zet ik deze legislatuur ook een beloningsysteem op voor eigenaars van cafés, restaurants en handelszaken die inspanningen hebben geleverd op het vlak van basistoegankelijkheid. Ten derde zetten we ook in op het structureel integreren van de principes van universal design in de ontwerpopleidingen. De studenten van vandaag zijn de ontwerpers van de openbare ruimte en van de gebouwen van morgen. Ten slotte wil ik ook het belang van de lokale besturen in dezen onderschrijven. 113 lokale besturen sloten al een convenant af met Inter – dat is niet niets. 31 lokale besturen werken aan het charter ‘naar een toegankelijke gemeente’. Via het Plan Samenleven vragen nog eens 15 lokale besturen middelen aan om aan een actieplan toegankelijkheid te werken.
U vroeg ook hoe ik sta tegenover het idee van een toegankelijkheidscertificaat. Op basis van de evaluatie en analyse van de huidige toegankelijkheidsverordening werk ik momenteel samen met collega Demir aan een nieuwe regelgeving om de basistoegankelijkheid van nieuwe en te renoveren publiek toegankelijke gebouwen in Vlaanderen te verbeteren.
Een van de pistes die op tafel ligt, is inderdaad om, zoals bij de EPB-regelgeving (energieprestatie en binnenklimaat), te werken met geaccrediteerde verslaggevers die de bouwheer begeleiden bij de toegankelijkheid tijdens de hele ontwerpfase. Deze verslaggevers rapporteren over de toegankelijkheidsstatus van het ontwerp via een toegankelijkheidsverslag dat onderdeel uitmaakt van de verplichte dossiersamenstelling bij de stedenbouwkundige vergunningsprocedure.
Zodra er een akkoord is tussen mij en minister van Omgeving Zuhal Demir, leggen we de conceptnota ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. Nadien gaan we de regelgeving omzetten in de praktijk, in afstemming met alle betrokken actoren.
Ik hoop dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op uw vragen, mijnheer Vandenhove.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik weet dat u zeker, ook via Inter, de nodige inspanningen doet om dit probleem zoveel mogelijk op te lossen. Maar ik blijf herhalen dat het vooral een kwestie van handhaving en opvolging zal zijn.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Wat is de timing voor die gezamenlijke nota met minister Demir? Ik wil een suggestie doen als Limburger: als u die persoon uit Gent ontvangt, kunt u misschien ook Ivo Konings uit Hasselt uitnodigen. Hij verzamelde heel wat handtekeningen en was ook vragende partij om op uw kabinet ontvangen te worden. Uiteindelijk gaan hun vragen voor een stuk in dezelfde richting, omdat ze als gehandicapte personen veel last hebben om in horecazaken binnen te raken.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil in de eerste plaats collega Vandenhove bedanken voor de pertinente vragen. Ik denk dat de oproep van Daan heel interessant was. Ik dank ook de minister om deze man, die zeer interessant ideeën heeft, te ontvangen.
Ik wilde nog even wijzen op het feit dat we hier in deze commissie en vanuit deze meerderheid ook al werk verricht hebben rond dit thema in het kader van de resolutie die we op 20 april in het Vlaams Parlement hebben goedgekeurd rond de toegankelijkheid van publieke gebouwen en de publieke ruimte in Vlaanderen. Daarin was een waaier aan initiatieven voorzien, zoals zorgen voor een betere sensibilisering van private en publieke actoren op het vlak van toegankelijkheid, het informeren van steden en gemeenten over de mogelijkheden om hun gebouwenpatrimonium in de publieke ruimte toegankelijker te maken, het vastleggen van een ambitieniveau op maat, nagaan hoe reeds bestaande toegankelijkheidslabels omgevormd kunnen worden tot een eenvormig en transversaal toegankelijkheidslabel et cetera. Ik denk dus dat er vanuit het Vlaams Parlement al een heel duidelijk signaal, ook naar de Vlaamse Regering, is gegeven. Ik ben blij dat u ook eerlijk deze handschoen hebt opgenomen en ermee aan de slag bent. Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als collega Vandenhove, namelijk om de conceptnota af te toetsen aan de resolutie.
Ik wil zelf ook nog even aansluiten, minister, omdat ik zelf spijtig genoeg ook een ervaringsdeskundige ben doordat mijn vader altijd in een rolstoel gezeten heeft. Ik beaam zeker dat er al een enorme evolutie was in dit land, zeker in vergelijking met de jaren 70 van de vorige eeuw. Maar in ieder geval blijft het een constant aandachtspunt. Voor mensen die er niet mee geconfronteerd worden, is het zeer moeilijk om daar altijd mee bezig te zijn.
Ik wil ook verwijzen naar ons bezoek aan Kopenhagen, waar we het huis van de toegankelijkheid bezocht hebben. Daar hebben we prachtige voorbeelden gezien van zaken die eigenlijk zo voor de hand liggen dat ze aan de evidentie voorbijgaan, maar toch zorgen voor een optimale toegankelijkheid. Ik wil dus vragen om aan de lokale besturen te blijven overmaken dat Inter in dezen toch wel een partner is om bij projecten, en zeker bij nieuwe projecten, geen steken te laten vallen en om optimaal voor die toegankelijkheid te gaan, minister.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, we zullen zeker onze Limburgse vriend ook uitnodigen, dat spreekt voor zich.
We hebben morgen al een interkabinettenwerkgroep met minister Demir om die conceptnota verder op punt te stellen. Voor het einde van het jaar komt die naar de ministerraad, en de uitrol gebeurt in de rest van de legislatuur. Wij gebruiken de resolutie die in het Vlaams Parlement goedgekeurd is als basis voor de wijzigingen aan het decreet, en de afstemming van de toegankelijkheidslabels zit daarin. We zijn trouwens al gestart met die afstemming met de andere Vlaamse domeinen. Ik denk dus dat we al wel tegemoetkomen aan de vragen die hier leven. Ik denk dat we een gemeenschappelijke ambitie hebben, al is de weg nog lang. We moeten elkaar ook niets wijsmaken: binnen twee jaar zal niet alles al koek en ei zijn. Maar we moeten toch wel wezenlijke stappen vooruit kunnen zetten, in het belang van een inclusief Vlaanderen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het gebeurt niet dikwijls in een commissie dat men eendrachtig achter Limburg staat. Iedereen steunt ook het agentschap Inter. Zo moet het.
De vraag om uitleg is afgehandeld.