Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik geef het woord aan mijn uitstekende compagnon de route Fara Barbaix.
Voorzitter, collega’s, minister, het weekblad Humo brengt deze week schrijnende verhalen van machtsmisbruik binnen het studentenleven. Ondanks alle goed bedoelde afsprakenkaders gelden er binnen sommige verenigingen blijkbaar nog steeds bepaalde culturen die leiden tot straffeloos grensoverschrijdend gedrag. Vooral dooprituelen, waarbij er een duidelijke hiërarchie is tussen de schacht en het presidiumlid, vormen een risicovol kader. Drankmisbruik, al dan niet onder dwang, verhoogt de kans dat het mis loopt. Hierbij wil ik wel expliciet benadrukken dat ik er absoluut van overtuigd ben dat de overgrote meerderheid van presidiumleden en bij uitbreiding studenten deugen.
De studentendopen en alles wat ermee samenhangt, zit bij uw collega van Onderwijs, maar ik zoom graag eens uit op twee aspecten binnen het beleidsdomein Jeugd.
Om te beginnen, hoop ik uit de grond van mijn hart dat het een onterechte vrees is dat dergelijke toestanden ook kunnen voorkomen binnen het jeugdwerk. Ook al heb ik daar absoluut geen vermoedens van of ving ik geen geruchten in die richting op, toch zien we ook daar soms een zekere hiërarchie en bestaan er bepaalde vormen van overgangsrituelen. Een potentieel gevaarlijke situatie dus, terwijl het jeugdwerk net dé ‘safe space’ bij uitstek zou moeten zijn voor jongeren.
Los daarvan deden de getuigenissen in Humo me stilstaan bij de algemene weerbaarheid van jongeren, meestal maar niet uitsluitend meisjes, wanneer ze geconfronteerd worden met grensoverschrijdend gedrag. We horen vooral verhalen van schaamte en zelfs van 'misschien hebben we het wel zelf gezocht'. Zeker wanneer het gaat om een zelfgekozen ontgroening of wanneer het gedrag betreft binnen de sfeer van uitgaan, van veel te veel drinken en alle remmen losgooien.
Het verhaal gaat dus verder dan studentendopen. Het gaat om weerbaarheid in het algemeen om de eigen grenzen te respecteren en te laten respecteren. En om de schroom af te werpen om klacht in te dienen tegen wie die grenzen niet respecteert.
Minister, hoe schat u de kans in dat uit het jeugdwerk gelijkaardige verhalen opduiken als uit bepaalde uitwassen van het studentenleven? Hoe wordt die kans zo klein mogelijk gehouden? Is het voldoende duidelijk waar eventuele slachtoffers heen kunnen?
Hoe zult u verder werken op de weerbaarheid bij onze jongeren zodat de 'zelf-gezocht-vergoelijking' en het beschaamd verzwijgen definitief verdwijnen? Hoe zult u hen ervan overtuigen dat ook bij ongeremd uitgaan, zij nog steeds hun eigen grenzen mogen stellen en verdedigen? Hoe zult u de drempel om klacht in te dienen verder helpen wegvlakken?
Minister Dalle heeft het woord.
Het antwoord wordt gegeven door YOUCA-deelnemer Salamata Diallo.
Deelname aan het jeugdwerk kan een kind of jongere versterken in de verdere ontwikkeling, daar geloof ik zeer sterk in. Jeugdwerk is een plek bij uitstek waar leeftijdsgenoten samen kunnen komen, vrienden maken, experimenteren. Daar horen ook eerste relaties bij alsook eerste afwijzingen. We moeten daarom niet wachten op verhalen of negatieve gebeurtenissen om een sterk integriteitsbeleid binnen het jeugdwerk ten volle uit te werken.
Via het huidige decreet bestaan er vereisten voor de erkende jeugdorganisaties. Integriteit vormt een competentie binnen kadervorming. Om het jeugdwerk verder te ondersteunen in het realiseren van deze cultuur weerbaarheidsopbouw en integriteitsbescherming, werden bijkomende afspraken gemaakt met de Ambrassade, Pimento en Tumult. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de vraag die collega Perdaens net stelde.
Het Aanspreekpunt Integriteit (API) speelt een belangrijke rol. Een API is het eerste aanspreekpunt binnen organisaties wanneer iemand vragen, bezorgdheden of meldingen heeft over integriteit, zoals pesten, agressie, conflicten en seksualiteit. Om de kenbaarheid van API’s, zowel voor jeugdwerkers, kinderen, jongeren en ouders te verhogen, heb ik recentelijk bijkomende stappen laten zetten.
Het Departement Cultuur, Jeugd en Media beschikt over een specifieke webpagina met alle relevante informatie over het integriteitsbeleid in het jeugdwerk. Deze pagina bevat een link naar de webpagina van De Ambrassade met een overzicht van de contactgegevens van de aanspreekpunten integriteit bij de verschillende jeugdorganisaties. Ook op de site van erkende jeugdverenigingen staat duidelijk vermeld wie het API is en hoe het te bereiken is.
Een van de hoofdopdrachten van De Ambrassade in het kader van de bijkomende afspraken is de ondersteuning van API’s in hun werking en het verbeteren van de herkenbaarheid voor collega's, lokale afdelingen, jongeren en ouders. Dit kan op velerlei manieren, rekening houdend met de organisatie en de ‘afstand’ tussen API en een lokale groep.
Op vlak van informatie op maat voor de jongeren heeft WAT WAT bij een vijftiental artikels gerelateerd aan integriteit de actieve link naar API in het jeugdwerk gelegd.
Specifiek voor kinderen lopen op dit moment gesprekken met Ketnet om samen met hen te bekijken hoe informatie op kindermaat kan worden doorvertaald.
Inzetten op de weerbaarheid van kinderen en jongeren, hoort bij het emancipatorisch werken binnen het jeugdwerk. Door in te zetten op de bekendmaking van de API’s en het bredere integriteitsbeleid, geloof ik dat we de verdere cultuuromslag samen kunnen realiseren.
Wanneer jeugdwerkers zelf een goede kennis van integriteit hebben, grenzen benoemen en respecteren, wanneer ze elkaar kunnen aanspreken op gedrag en waar nodig durven en kunnen reageren, zal dit ook uitstralen naar de kinderen en jongeren. Het is cruciaal dat tot op het individuele niveau een praatcultuur, veilige ruimtes en weten waar je terecht kunt als het fout loopt, optimaal wordt uitgewerkt. Pimento en Tumult kunnen met hun bijkomende opdrachten de jeugdsector hierin begeleiden en ondersteunen.
Kinderen en jongeren zelf hebben mee de sleutel in handen van een cultuuromslag. Zo staat op WAT WAT een algemene bijdrage over grensoverschrijdend gedrag en grenzen mogen trekken. (Applaus)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u doet het, zoals iedere week, uitstekend.
Het is een zeer belangrijk thema. Ik denk dat we helemaal op dezelfde lijn zitten. Er is al heel wat gebeurd. Er is een grote gevoeligheid zowel binnen lokale jeugdwerkgroepen als binnen de koepels. In dat opzicht is het een goed spoor om het op deze manier aan te pakken.
Ik zie ook heil in de samenwerking met Ketnet en met WAT WAT om een aantal dingen bespreekbaar te maken.
Ik zie nog één leemte. Als er een problematische cultuur ontstaat rond grenzen, dan gebeurt dat vaak in geïsoleerde groepen, in jeugdwerkgroepen die wat losstaan van hun koepels. Een lokaal bestuur en de lokale jeugddiensten, die toch wat dichterbij zitten, zouden dan een actieve rol kunnen spelen. Ik geef een voorbeeld: niet iedere lokale Chiroafdeling staat dicht bij de nationale koepel van Chiro, maar staat soms dichter bij het lokale gemeentebestuur.
Minister, in welke mate is er ook een spoor ontwikkeld of in ontwikkeling met Bataljong, met de lokale besturen om te bekijken of zij een bepaalde ondersteunende rol kunnen spelen? Zijn er ook API’s of pistes voor API’s bij lokale besturen? Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Collega, ik dank u voor de vraag.
Het is weinig verrassend dat ik graag aansluit. De vorige vraag en deze zijn erg gelinkt, zowel in beleid als in tussenkomsten. We hadden ze misschien ook kunnen samenvoegen, maar het is belangrijk genoeg om ze apart te behandelen.
Een deel van de problematiek, wat studentenverenigingen betreft, ligt buiten uw bevoegdheid als minister van Jeugd. Tegelijk ligt het dan weer volledig binnen uw bevoegdheid als coördinerend minister van Jeugd en kinderrechten.
Julie Moens gaf heel terecht aan hoe ongelooflijk belangrijk het is om je als kind en jongere veilig te voelen en jezelf te kunnen zijn, eender waar je bent. Mijn collega had het terecht over lokale jeugdwerkingen die misschien iets verder verwijderd zijn van hun koepels, maar er zijn natuurlijk ook nog heel wat jeugdwerkingen of organisaties die niet eens binnen het erkend jeugdwerk vallen.
Je kunt hen niet opleggen om met een API te werken, maar kan er bijvoorbeeld worden gewerkt aan een sensibiliserings- of promotietraject voor niet-erkende jeugdwerkingen of organisaties die werken met jeugd om in te zetten op API’s? Ik weet dat ze al kunnen aansluiten bij de opleiding voor API’s maar u sprak ook over opvolging eens er een API is. Naast een opleiding tot API is het van elementair belang dat je ook opvolgt wat die dan doet en of men zijn werk kan doen.
Ik zou dus heel graag vragen om het open te trekken ook net buiten uw bevoegdheid, ook voor de werkingen die eigenlijk buiten het erkend jeugdwerk vallen en dat in samenwerking met lokale besturen en andere organisaties. Bijvoorbeeld LARP in Vlaanderen (Live Action RolePlay) valt er niet onder, maar neemt wel zeer graag deel aan het netwerk van de API’s.
De minister heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, geïsoleerde groepen die zich ver van de koepels bevinden, zouden door de lokale besturen en Bataljong kunnen worden ondersteund. Ze hebben ook een API. De Ambrassade zal ook proberen om de lokale afdelingen beter te bereiken.
Collega Perdaens, voor studentenverenigingen is het belangrijk om veilig jezelf te kunnen zijn.
Over organisaties buiten het erkend jeugdwerk moeten wij nog vergaderen.
Mag ik aanvullen, mevrouw de minister?
De focus van het beleid en het toekomstig decreet ligt op die organisaties die wij decretaal regelen, die erkend zijn door Vlaanderen en die we ondersteunen en subsidiëren. Met andere woorden, de focus is het erkend landelijk en bovenlokaal jeugdwerk.
Er zijn dan ook nog organisaties die puur lokaal werken in een of meerdere gemeenten. We rekenen op de lokale besturen om mee te werken aan ons integriteitsbeleid, maar dat betekent niet dat we organisaties die erbuiten staan – je kunt ook buiten een erkenning door Vlaanderen opereren –, links laten liggen. Er zijn oefeningen, zowel binnen het departement als bij De Ambrassade, om opvolging te realiseren en om uit te wisselen. Anders dan bij organisaties die verantwoordelijk zijn ten aanzien van ons omdat ze een erkenning of een subsidiëring krijgen, zijn er geen decretale regels op zich voor organisaties die zich niet tot ons richten. Dat neemt niet weg dat we er wel verder rond werken.
Mevrouw Barbaix heeft het woord.
Minister, het thema gaat mij maar ook Jeremie heel nauw aan het hart. Veiligheid en grenzen respecteren, is zo belangrijk. We zullen uw goede aanpak in dezen dan ook blijven opvolgen. Ik dank u. (Applaus)
De vraag om uitleg is afgehandeld.